Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
blub2
› 7
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
blub2
hoofdstuk 7
Jaar 1 (universiteit)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
Aburrirse = zich vervelen divertirse = zich vermaken Estar acostumbrado (a algo) = gewend raken aan actuar = handelen, doen el alcalde = de burgemeester el camarero = kelner el carné de conducir = het rijbewijs la clínica = de kliniek conducir = besturen, begeleiden convencer (a alguien/de algo) = (iemand) overtuigen costar = kosten el cuento = het sprookje el dependiente = de verkoper descansar = ontspannen, uitrusten enamorarse de (alguien) = verliefd zijn (op iemand) el encargado = de begeleider el entorno = de omgeving enviar = sturen esperar = wachten estar bien/mal = goed/slecht zijn estar de acuerdo (con algo) = het (ergens) mee eens zijn la experiencia = de ervaring llegar a (un lugar) = (ergens) aankomen el medio de transporte = het transportmiddel la mudanza = de verhuizing la novela = de roman la oportunidad = de gelegenheid el pediatra = de kinderarts peligroso = gevaarlijk seguro = veilig perder = kwijtraken encontrar = vinden el poder = de macht poderoso = machtig el/la policía = de politie seguir = volgen sentir(se) = voelen el sueldo = het salaris tener cuidado = uitkijken, luisteren todavía = nog el voluntario = de vrijwilliger abrir = openen cerrar = sluiten acostumbrarse (a algo) = gewend raken aan (iets) aprobar = goedkeuren, laten slagen suspender = zakken, stopzetten la caja = de doos el camino = de weg la contaminación = de vervuiling cruzar = doorkruisen de vez en cuando = af en toe la distancia = de afstand dudar (de algo) = (iets) betwijfelen la duración = de duur empezar = beginnen acabar = beëindigen la Frontera = de grens ganar = winnen la habitación = de kamer el horario = het rooster la ida = de heenreis la vuelta = de terugreis inscribirse = zich inschrijven el jardinero = de tuinman el jefe = de baas la madrugada = de vroege uurtjes el malentendido = het misverstand la maleta = de koffer el mediodía = de middag mientras = terwijl la muerte = de dood el nacimiento = de geboorte ocuparse = zorgen el paseo = de wandeling el pintor = de schilder la pintura = de schilderkunst reservar = reserveren la taquilla = de kassa tener razón = gelijk hebben valiente = dapper cobarde = laf el billete = het biljet caerse = vallen cansarse = vermoeien casarse = trouwen el cine = de bioscoop comenzar = beginnen terminar = beëindigen el comienzo = het begin el fin = het eind conservar = bewaren dejar de (hacer algo) = stoppen met (iets doen) el detalle = het detail discutir = discussiëren, ruziemaken las elecciones = de verkiezingen entrar (en un lugar) = (ergens) binnenkomen salir (de un lugar) = (ergens) weggaan estar a favor = voor zijn estar en contra = tegen zijn famoso = beroemd funcionar = functioneren el ganador = de winnaar el perdedor = de verliezer la guerra = de oorlog la paz = de vrede independiente = de onafhankelijkheid la libertad = de vrijheid llover = regenen luchar = strijden mantener = behouden mentir = liegen la moneda = de munteenheid el objectivo = het doel obligar = dwingen el pueblo = het volk quedar con alguien = afspreken met iemand quedarse (en un lugar) = (ergens) verblijven recibir = ontvangen la sorpresa = de verassing la tragedia = de tragedie Acercarse = bereiken alejarse = zich terugtrekken, verwijderen acordarse de algo = zich iets herinneren recordar algo = zich iets herinneren agarrar = vastpakken, inslaan soltar = loslaten, vrijlaten la amistad = de vriendschap añorar = heimwee hebben echar de menos = missen Bajar = dalen, uitstappen subir = stijgen, instappen cobrar = ontvangen. terugkrijgen describir = beschrijven la descripción = de beschrijving disfrazarse = zich verkleden/ vermommen la entrada = ingang, toegangsbewijs esconder(se) = (zich) verbergen estar en paro = werkloos zijn guardar = bewaren, bewaken hacerse un lío = probleem ontstaan huir = vluchten el jardín = de tuin ligar = verbinden Lleno = vol vacío = leeg la lluvia = de regen la memoria = het geheugen el microondas = de magnetron nacer = geboren worden morir = sterven el negocio = de handel la oficina = het kantoor oír = horen participar = deelnemen la piedra = de steen la posibilidad = de mogelijkheid quejarse (de algo) = zich beklagen (over iets) la soledad = de eenzaamheid la suerte = het geluk la ventana = het raam
Ingezonden op 20-10-2016 - 625x bekeken.
Laatst bijgewerkt:
21-10-2016
.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!