Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Politieke filosofie
› 6 en hoofdstuk 7 College 5
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Politieke filosofie
, deel 1
6 en hoofdstuk 7 College 5
Jaar 1 (universiteit)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
Wat doet een filosoof? = Blijven vragen en problematiseren. Wat is normatieve ruimte? = De ruimte die alle persoonlijke opvattingen bevat over wat normaal zou moeten zijn en daarmee onenigheid bestaat. We maken er geen politiek punt van, want het is persoonlijk. Wat is politieke macht? = Bestaat uit alle normen die van hogerhand of van staatswege geleden, dat wil zeggen door de staat op door een andere hogere macht zijn bekrachtigd of als bindend worden beschouwd. Wat is politieke ruimte? = Omvat alle mogelijke voorstellen om de samenleving in het licht van normen in te richten of te sturen. Politieke ruimte is kleiner dan normatieve ruimte. Hoe groot is de politieke ruimte bij een dictator en waarom? = Die is heel klein en valt samen met de politieke macht, want de politieke ruimte is alles wat die dictator voortelt. Burgers mogen geen voorstellen doen. Noem een voorbeeld hoe je in de politieke ruimte en politieke macht kan komen. = Als je een brief naar de 2e kamer stuurt, zit je in de politieke ruimte, gaan ze het erover hebben, zit je even in de politieke macht, maar wordt het afgewezen, zit je er weer buiten. Noem drie kenmerken van instituties die de politieke macht belichamen. = Onpersoonlijke macht, objectief bestaan, buiten discussie. [kenmerken van instituties die de politieke macht belichamen ] Wat is onpersoonlijke macht? = Mensen die namens institutie praten, bijv. politie of scheidsrechter. [kenmerken van instituties die de politieke macht belichamen ] Wat is objectief bestaan? = Regels zijn vastgesteld in wetboek of reglementen. Regels zijn buiten discussie. In laatste instantie is niet aan je gevraagd of je instemt met de regels. Als institutie persoonlijk wordt of niet objectief is, kun je de bon aanvechten. [kenmerken van instituties die de politieke macht belichamen] Wat is buiten discussie? = Beslissingen van de institutie zijn per definitie buiten discussie. Soms ook als iets niet een vastgestelde regel is, maar ook een soort onbeschreven afspraak. Is een monarchie een persoonlijke of onpersoonlijke macht? = Een onpersoonlijke. Het wil niet zeggen dat de persoon er niet toe doet, maar wanneer het op politieke ambt aankomt, doet het er niet toe. ‘ Wat zijn de sterke punten van onpersoonlijke macht? = Terugdringen van willekeur of de schijn daarvan (Regels en wetten waar ook politici zich aan moeten houden. Tegenwoordig willen burgers de persoon en de emoties zien, maar het zou er niet toe moeten doen.) Het scheppen van zekerheid. (Systeem van regels kan elke burger inschatten wat er van hem wordt verwacht) Politieke verantwoording en een gemeenschappelijk geheugen. Wat zijn de zwakke punten van onpersoonlijke macht? = Schijn van neutraliteit (elke wet is opgesteld door mensen) Het wordt een hindernis ( verschuilen achter regeringsakkoord terwijl het een terechte inbreng is. Hindernis om anders te werken.) Taal: expert, deskundige taal. (Steeds meer mensen begrijpen het niet. Je moet bijna expert zijn om mee te kunnen praten.)Bepaalde systemen worden als zogenaamd objectief gezien. (Inbreuk op liberalisering. Dingen niet mogen vinden of voorstellen autonomen systemen waar politiek geneigd is zich achter te verschuilen.) Toepassing op bijzondere gevallen, menselijke rol. (Politieagent ziet vaak dingen door de vingers. Als hij echt onpersoonlijk is, zou hij alleen maar tegels toepassen. Hoe dacht Plato over politiek? = Dat het wetenschappelijk te verantwoorden is, maar dat is niet zo. Wat zijn sterke kanten van liberalisme? = Onenigheid over het goede leven (: recht doen aan verschillende opvattingen over het goede leven. Er wordt niet voor 1 opvatting gekozen. Regels van overheid moeten zo min mogelijk de keuzevrijheid van het goede leven aantasten.) – Pragmatisch bestuur (: zo neutraal mogelijke overheid. Geen partij kiezen waar het gaat om levensbeschouwelijke onderwerpen. Bijv. zwarte piet. Jullie zijn voor doen jullie met zwarte piet. Jullie zijn tegen doen jullie zonder zwarte piet.) - Het beginsel van zelfbehoud (bekommeren om eigen zelfbehoud) - Toename van welvaart, rijkdom, economische groei. Vrije ondernemingsdrang. – Grenzen aan maakbaarheid (Samenleving is niet maakbaar. Je moet samenleving laten groeien.) Voordeel liberalisme: Wat is onenigheid over het goede leven? = Recht doen aan verschillende opvattingen over het goede leven. Er wordt niet voor 1 opvatting gekozen. Regels van overheid moeten zo min mogelijk de keuzevrijheid van het goede leven aantasten. Voordeel liberalisme: Wat is Pragmatisch bestuur? = zo neutraal mogelijke overheid. Geen partij kiezen waar het gaat om levensbeschouwelijke onderwerpen. Bijv. zwarte piet. Jullie zijn voor doen jullie met zwarte piet. Jullie zijn tegen doen jullie zonder zwarte piet. Voordeel liberalisme: Wat is het beginsel van zelfbehoud? = bekommeren om eigen zelfbehoud. Voordeel liberalisme: Wat is grenzen aan maakbaarheid? = Samenleving is niet maakbaar. Je moet samenleving laten groeien. Wat zijn zwakke punten van liberalisme? = Het belang van het publiek moraal (Burgers moeten wetten opvolgen omdat het een goede wet is en niet omdat ze anders straf krijgen.) Speeltuin liberalisme (Wat jij wil, wil een ander misschien niet) Soevereiniteit en subsidiariteit (Liberalisering leidt tot een sterke scheiding tussen overheid en burgers. De overheid als noodzakelijk kwaad staat tegenover individuele vrijheid.) Paradox liberale versie (overheid mag zich niet bemoeien met het goede leven, maar dat is ook een levensbeschouwing en ook een beeld op het goede leven.) Neutraliteitsprobleem (Sommigen kunnen dat als onrechtvaardig zien en het is moeilijk om volledig neutraal te zijn.) Zwakke punten liberalisering: Wat is het belang van het publiek moraal? = Burgers moeten wetten opvolgen omdat het een goede wet is en niet omdat ze anders straf krijgen. Zwakke punten liberalisering: Wat is Speeltuin liberalisme? = Wat jij wil, wil een ander misschien niet. Zwakke punten liberalisering: Wat is Soevereiniteit en subsidiariteit? = Liberalisering leidt tot een sterke scheiding tussen overheid en burgers. De overheid als noodzakelijk kwaad staat tegenover individuele vrijheid. Zwakke punten liberalisering: Wat is Paradox liberale versie? = overheid mag zich niet bemoeien met het goede leven, maar dat is ook een levensbeschouwing en ook een beeld op het goede leven. Zwakke punten liberalisering: Wat is neutraliteitsprobleem? = Sommigen kunnen dat als onrechtvaardig zien en het is moeilijk om volledig neutraal te zijn. Wat zijn de sterke punten van democratisering (+betekenis)? = Gelijkheid tussen mensen. (Democratisering betekent: Burgers in gelijke mate beslissingsbevoegdheid geven. Je zou het meer kunnen doen door vier keer per jaar te stemmen) – Geen plichten zonder rechten (Mensen die plichten hebben, ook rechten hebben, namelijk recht om mee te praten en beslissen aangaande wetten) – Politieke macht dient het volk (Politiek moet dienstbaar zijn aan volk. Volk bevoegd om politiek uit functie te zetten. Echte democratisering zou dat vaker dan één keer in de vier jaar doen, bijv. 1 x per jaar.) – Betere besluitvorming (Burgers actiever meedoen, bijv. in debat.) Wat zijn zwakke punten van democratisering (+betekenis)? = Praktische problemen (Volk ik verdeeld, niemand wil hetzelfde. Altijd slap aftreksel van directe democratie.) Weet het volk wel wat ze wil en wat goed voor ze is? (Plato vond al dat het volk altijd voor het verkeerde koos. Socrates was eigenlijk een betweter: ‘Ik ben een filosoof. Ik weet het!’ Bezit het volk wel over voldoende kennis? Gevaar voor populisme.) Inbedding van democratie in de nationale staat. (Het is puur toeval dat het vroeger zo gegaan is dat je bij Nederland hoort) Tirannie voor de meerderheid (Bijvoorbeeld de meerderheid gooit de asielzoekers eruit.) Er kan een democratisch einde worden gemaakt aan de democratie. (Als de meerderheid er vanaf wil is het dan het einde van de democratie? Het kan niet meer worden teruggedraaid.)
Ingezonden op 21-10-2016 - 1409x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!