Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Politieke filosofie
› 19 College 7
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Politieke filosofie
, deel 3
19 College 7
Jaar 1 (universiteit)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
Wat is een maatgevend principe? = Iedereen moet zich eraan houden. Het is maatgevend, dus het sluit andere standpunten niet uit. Maar je kunt er niet omheen, ook al ben je tegen. Bijv.: in Frankrijk is er discussie over de boerkini, maar ze kunnen het moeilijk verbieden, want vrouwen hebben het recht om zelf te mogen kiezen wat ze aantrekken. Het organiseert de boel (discussie) het wordt niet opgelegd. Wat is het ideaal van Habermas? = Machtsvrije discussie. Iedereen doet mee met de discussie in de publieke ruimte, iedereen is het ermee eens. Dat standpunt gaat naar de overheid en wordt uitgevoerd. Een verticaal principe. Onderin heb je het volk, daarboven zit de publieke ruimte, waar iedereen aan mee doet en daarboven zit de overheid. (Dit is een gesloten geheel. Iedereen leest dezelfde kranten, is geletterd, etc. Iedereen mag meedoen.) Habermas wil de wereldbevolking zo’n zelfde structuur geven, zodat mondiale rechtvaardigheid ter discussie kan worden gesteld. Wat voor kritiek is het op het ideaal van Habermas? = Het is een platte structuur, want de overheid zit ook in het volk. Waarom per se dit model? Is het wel realistisch? [De Certeau, Hall, Gramsci] Wat zeggen ze over media en hoe dingen aankomen? = Het gaat niet alleen om de productie en distributie, maar ook om consumptie en receptie. [x- productie (M) – media (…) receptie/consumptie] Wij zijn de receptoren en de consumenten van de beelden. Die komen niet per se binnen zoals door de productie bedacht is. Iedereen denkt er wel anders over. Er loopt dus een breuklijn. De ontvanger speelt ook mee. Op die breuklijn vindt strijd plaats over dingen binnen laten komen, aandacht. Als productie 100% bepalend zou zijn voor wat en hoe we het binnen krijgen is er spraken van een totalitaire staat. Er is strijd op de breuklijn en bij de ontvangers. [De Certeau, Hall, Gramsci] Wat is polemiek? = Strijd om hegemonie, om de aandacht, proberen ergens doorheen te breken, andere wending, strijd om nieuw voorbeeld, etc. Polemos: oorlog of strijd. Wat is het menselijk samenleven volgens Gramsci? = Altijd polemiek om hegemonie. Vorm van hegemonie is ook vervangen van regering. De ene of de andere partij aan de macht kan nieuwe maatgevende orde bezorgen. Als polemiek niet met wapens gebeurt, gebeurt het met woorden en begrippen. [Habermas] Wat gebeurt er als we het altijd helemaal met elkaar eens zijn? = De lijn van Habermas zijn ideaal is dan niet verticaal, want we hebben geen soeverein nodig. Wat is maatgevend? = Geeft de maat waarmee je dingen kunt meten. Welk voorbeeld van polemiek kun je geven in de media over IS? = Wie bepaalt de termen waarmee gediscussieerd wordt? Appadurai laat een aantal ontwikkelingen zien die niet alleen de ruimte van de politiek veranderen (bijv. natiestaat Nederland Europa, IMF, Amnesty International) maar ook de aard en inhoud van het politieke handelen (bijv. PR van de EU, spin, etc.). raken. Welke vier dingen noemt hij? = 1. Het is lastig om te bepalen wat de publieke ruimte is. In huidige wereld is het zeker op mondiaal niveau maar ook in Nederland is het lastig te bepalen waar de ruimte zit, bijv. krant, internet, tv, etc. 2. Supranationaal (niet internationaal) instellingen (EU, IMF, G20). 3. Mondialisering economie (bijv. geldhandel). Wij kunnen het in NL wel hebben over de vluchtelingenproblematiek maar de problematiek zelf en het fenomeen is niet Nederlands. De problematiek is ook niet alleen het terrorisme maar ook economische vluchtelingen, gevecht om olie, en andere economische belangen. 4. Verandering van politiek en haar ruimte. Welk onderscheid maakt Appadurai in scapes en wat voor scapes noemt hij? = Ethoscapes, mediascapes, technoscapes, financiescapes, ideoscapes en landscapes. Wat zijn de effecten ervan? Wat zie je zelf als je denkt aan de wereld? De wereld bestaat uit dit soort scapes. Ruimte waar dit soort dingen aanwezig zijn. Ideoscape: Hoe zit de werkelijkheid in ons hoofd? Wat is de conclusie over de strijd tussen pessimistisch of optimistisch verhaal over de media? = Het is onbeslist. Het is niet een verhaal over mensen die iets over de wereld vertellen. We zitten er zelf middenin, we zijn er onderdeel van. De wereld bestaat uit dingen zoals wij en wat die dingen doen. Wat is de centrale stelling van René Boomkens in hoofdstuk 19? = 1. De politieke macht moet zien te leven met een politieke ruimte waarin burgers zich kunnen uiten. Politieke macht: verschillende machten, 1 is politiek. Moeten zien te leven: Negatief, ergens mee moeten leren leven is negatief. Politieke ruimte waarin burgers zich moeten kunnen uiten: Niet dat ze zich per se uiten, ze kunnen het. Er zijn te weinig mensen die zich in de politieke ruimte uiten. Er zijn er ook die zeggen dat burgers dat wel doen mar op een manier die niet aanstaat, niet goed onderbouwd. Een burger die iets uit is niet een burger die op straat iets roept. Habermas is geen hardcore liberaal. 2. De publieke sfeer kan niet langer simpelweg beschouwd worden als de vertrouwde rock bottom van een democratische orde. Niet langer simpelweg: kon vroeger wel, was makkelijker. Bonkers zegt is verouderd standpunt. 3. De verbeeldingskracht van de mondiale massamedia is een kracht die zowel wijst op een ondermijning van het politieke als op een mogelijke transformatie ervan. Welke onderdelen van Deel I van het basisboek, zoals behandeld door Jeroen Linssen, komen herkenbaar terug in hoofdstuk 19? = H1: Het idee van een publieke ruimte als basis voor omgaan met onenigheid. Manieren van omgaan met onenigheid: strak&streng onderwijssysteem waarin iedereen dezelfde mening opdoet. Een ruimte creëren waarin geweldloos meningen worden geuit. H2: Ook burgers spreken ‘politiek’. De overheid wordt geacht de burgers dat te laten doen. Politiek is hier niet over politiek praten. Politiek spreken is iets zeggen dat een politieke lading heeft. H3: Open publieke sfeer. Ruimte/gelegenheid om mening te uiten, zoals de ander uit te laten spreken en de ander tijd te geven om na te denken. Dus anders dan debatteren. H4: Maatgevend maatmakend/ organiserend. Als je bijv. bij een discussie iemand niet uit zou laten spreken dan doe je het fout. Het is niet de bedoeling. Er zit iets normatiefs in. Is nooit 0 of 100%. Altijd proberen om beter te maken. Habermas vindt dat we discussie in de samenleving altijd tot hoger niveau moeten tillen. Vrijheid van meningsuiting is ook maatgevend. Er is altijd een maat. Wat wordt hier uitgesloten? Dat wat uitgesloten is, is het maatgevende. Wat is de maatstaf? De discussie over wat maatgevend is, is onvermijdelijk in de politiek. Is de leidraad voor het boek. H5: Wie beslist waar (en waar niet)/ hoe (en hoe niet) gesproken mening gevormd wordt. H6: Supernationale, Transnationale en globale instellingen (media, bedrijven, organisaties) ontsnappen nationale politieke krachten. Spanning met Natiestaat want die gaat uit van een regering, een volk, etc. H7: Globalisering van de publieke sfeer een geval van democratisering en/of liberalisering? In ieder geval liberalisering, maar je kunt het ook democratisering noemen. Wat is politiek spreken? = Niet praten over politiek, maar iets zeggen dat een politieke lading heeft. Globalisering van de publieke sfeer een geval van democratisering en/of liberalisering? = In ieder geval liberalisering, maar je kunt het ook democratisering noemen. Wat is open publieke sfeer? = Ruimte/gelegenheid om mening te uiten, zoals de ander uit te laten spreken en de ander tijd te geven om na te denken. Dus anders dan debatteren. Is een ‘levendige en open publieke sfeer’ [p.432] als basis van een vrije en democratische orde mogelijk in een wereld die bepaald wordt door een ‘mondiale, transnationale verbeeldingswereld die door de mediascapes wordt gedragen’ [p.447], en, zo nee, ondermijnt dat dan de mogelijkheid van een liberaal-democratische natiestaat? = Er zit in de vraag een angst, een motief van Habermas voor angst voor iets dat dreigt te verdwijnen. Hij was in Duitsland heel nadrukkelijk bezig met maatschappelijke thema’s en in de publieke ruimte. Duitsland wat na de oorlog ontstaan was kwetsbaar. Potentieel conservatieve vraag. Laten we alles op alles zetten om het te houden. Na de oorlog mocht rechts geen ruimte zijn uit angst voor neo-naties. Nu is die ruimte er wel. Dat was toen schokkend voor Habermas. Deze vraag is niet echt makkelijk te beantwoorden. Is alleen in de praktijk te beantwoorden en dat is in de toekomst. Natiestaat staat zwaar onderdruk, gaat het verdwijnen of krijgt het een andere, nieuwere rol in complexer geheel? Habermas wil wereldorde. Soort democratisering van VN. Zo kan natiestaat ook bestaan. Natiestaat kan dingen als klimaatverandering of vluchtelingen niet buiten houden. Het terugtrekken op een eiland als Natiestaat is geen optie maar zelfmoordplan. Zinnen ontleden: = Overal waar iets staat had ook iets anders kunnen staan, of niets. Je kunt bijv. tegenstellingen erbij zetten of alternatieven die zijn weggelaten.
Ingezonden op 23-10-2016 - 1263x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!