Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Latijn CHG 4
› 1 80 t/m 120
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Latijn CHG 4
1 80 t/m 120
Jaar 4 (Gymnasium)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
noster, nostra, nostrum = van ons ; (van) ons ; ons ; onze rex, regis = koning tibi = dat. van tu ; jou ; u ; jou, u ; jou / u ; (aan/voor) jou / u ; aan / voor jou ; aan/ voor u ; aan /voor jou, u venio = komen multo = veel multum = zeer, erg, veel multi, multae, multa = vele(n) ; velen ; vele multus, -a, -um = veel unus, -a, -um = één ; als enige ; enige ; (als) enige ; alleen magnus = groot autem = maar ; echter ne = niet ne (+coni) = 1. opdat niet, om niet, om te voorkomen dat 2. dat, om te ; opdat niet, om niet, om te voorkomen dat, dat, om te homo, hominis = 1. mens 2. man ; mens, man etiamsi of etiam si = ook als ac = en quidam, quaedam, quiddam = (een zeker) iemand, (een zeker) iets ; iemand, iets ; een zeker iemand, een zeker iets ; een zeker iemand ; iemand ; een zeker iets ; iets tu = jij ; u primus, -a, -um = eerste primo = eerst ; aanvankelijk primum = eerst ; ten eerste enim = immers ; want ; namelijk tuli = perf. act. van fero ; perf act fero ; perf act van fero tamen = toch ; echter fero = 1. dragen, brengen 2. verdragen ; dragen, verdragen ; brengen, verdragen ; dragen, brengen, verdragen ; 1. dragen 2. verdragen ; 1. brengen 2. verdragen tantus, -a, -um = zo groot ; zoveel tantum = 1. alleen maar, slechts 2. zozeer ; alleen maar, slechts, zozeer ; alleen maar, zozeer ; slechts, zozeer ego = ik mihi = dat. van ego: (aan/voor) mij ; (aan/Voor) mij ; aan / voor mij ; sic = zo locus = plaats nullus, -a, -um = geen pater, patris = vader dominus = 1. heer 2. heerser ; heer, heerser nunc = nu manus, manus = hand, groep ; 1. hand 2. groep modus = 1. wijze, manier 2. maat, beperking ; wijze, manier, maat, beperking ; wijze, maat ; wijze, manier, maat ; manier, maat ; manier, beperking ; wijze, manier, beperking ; wijze, beperking ; wijze, maat, beperking ; manier, maat, beperking vero = 1. echter 2. werkelijk, inderdaad ; echter, werkelijk, inderdaad ; echter, werkelijk ; echter, inderdaad
Ingezonden op 24-10-2016 - 340x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!