Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
EVA 2
› 1011121314 LATIJN woordjes zonder perfectum
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
EVA 2
1011121314 LATIJN woordjes zonder perfectum
Jaar 1 (Gymnasium)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
cura = zorg vultus m= gezicht pectus pectora o= borst placidus = vredig quies quietes v= rust membra o mv groep 2= ledematen donare = geven; schenken primus = eerst(e) soror sorores= zuster; zus terrere = bang maken quot = hoeveel? divinus = goddelijk genus genera o= geslacht; afkomst maritus = echtgenoot; man solus = alleen vestigium = spoor;voetspoor laedere = stoten; kwetsen tuus = jouw; uw violare = schenden iungere = verbinden adhuc = nog steeds ;tot nu toe sepulcrum = graf servare = redden ;bewaren lacrima = traan maerere = bedroefd zijn;rouwen num = toch niet? semper = altijd liberi m mv= kinderen vitam agere = een leven leiden umquam = ooit flectere = buigen ;op andere gedachten brengen matrimonium = huwelijk petere = gaan naar ;opzoeken cingere = omgeven;omringen frater fratres= broer conubium = huwelijk; verbintenis gens gentes v= volk; stam duo, duae, duo = twee gloria = roem modo bijw.= slechts causa = reden; oorzaak fingere = vormen; verzinnen spes acc.: spem v= hoop; verwachting dubius = weifelend mens mentes v= geest; verstand solvere = losmaken;bevrijden pudor pudores m= (gevoel van) schaamte canis canes= hond adesse = aanwezig zijn; er bij zijn princeps principes m= de eerste;de voornaamste ;vorst; leider exspectare + acc.= wachten op; verwachten multitudo multitudines v= menigte dubitare = aarzelen; twijfelen aurum = goud agmen agmina o= groep;stoet coniungere = samenvoegen;verbinden ut = zoals procedere = voortgaan;voortschrijden decus decora o= sieraad; charme arduus = steil ferus = wild; ongetemd campus = vlakte; veld vastus = uitgestrekt transire = ovetrtrekken; oversteken nunc … nunc = nu eens … dan weer ille, illa, illud = die; dat ruere = neertstorten;instorten aqua = water ater = zwart; donker ager = akker; land gebied diversus = tegengesteld;verschillend dux duces m= aanvoerder;leider; gids ignis ignes m= vuur summus mons = de top van de berg malus = slecht mala o mv groep 2= het kwaad; kwade dingen nec iam = niet meer fama = gerucht; (goede/slechte) naam;reputatie curare = verzorgen;zorgen voor tegere = bedekken; verbergen vocare = roepen vocare + twee acc.= noemen canere = (be)zingen; vertellen auris, aures = oor totus = heel; geheel fabula = verhaal litus, litora = kust; strand quodam die = op een zekere dag tunc = dan; toen; vervolgens accidere = gebeuren nemo, neminem = niemand e, ex + nv = uit + abl; sinds + abl officium = plicht; taak neglegere = verwaarlozen libido, libidines = hartstocht; passie hiems, hiemes = winter pius = plichtsgetrouw; vroom honor, honores = eer Iuppiter, Iovem = Jupiter pro + nv = voor + abl ardere = branden; in brand staan cruor, cruorem = bloed imago, imagines = beeld;nabootsing supplex = smekend quia = omdat quod = omdat nisi = als niet; behalve ut = zodra dum = terwijl si = als; indien vere = echt; werkelijk horrere + nv = huiveren voor + acc cum = wanneer; toen postquam = nadat advenire = aankomen bene = goed excepi = excipere fines = gebied sedes, sedes = zetel; woonplaats praeclarus = zeer mooi condere = stichten iste, ista, istud = die; dat repellere = terugdrijven; afwijzen ac = en; en ook dominus = heer; heer des huizes; meester accepi = accipere sicut = zoals comes, comites = metgezel; begeleider munus, munera = geschenk moenia = stadsmuren; muren vertere = draaien; wenden admonere = waarschuwen; aansporen tangere=aanraken qui, quae, quod (betr. vnw.)=die;dat pendére=hangen respicere, -io=omkijken naar;zich bekommeren om clarus=helder;beroemd dimittere=wegzenden aura=briesje;lucht qui, quae, quod (vrgnd, vnw.)=welke;welk cupido, - dines V=begeerte;verlangen licet mihi =het is mij geoorloofd;het staat mij vrij obstare=in de weg staan timor, timores M=angst;vrees amicus=vriend impius = goddeloos consilium = plan;besluit deferre = overbrengen ultro = uit eigen beweging perfidus = trouweloos;onbetrouwbaar decedere = weggaan fugere + acc = vluchten voor certus= zeker; bepaald orare per = smeken bij omittere = opgeven; laten varen; loslaten propter = wegens tyrannus = tiran inimicus = vijand; vijandig perire = te gronde gaan; omkomen ne ... quidem = zelfs ... niet infans, infantes [m] = kind; baby; klein kind mihi est + nom = ik heb jou sub + abl = onder in; onder (in); onder premere = drukken;wegdrukken; in het nauw brengen pauci [m mv] = weinige; weinigen; enkele; enkelen dum = terwijl; zo lang als vivere = leven spiritus = adem; ademhaling; luchtstroom; leven gratus = dankbaar memor + nv = denkend aan + gen; gedachtig aan + gen promittere = beloven cogere = dwingen agere = brengen; voeren; leiden; doen placet = het bevalt nuntius = bode; bericht mittere = zenden; laten gaan incendere = in brand steken sponte = vanzelf; uit eigen beweging erigere = oprichten olim = eens; ooit recipere -io = krijgen; ontvangen saepe = vaak anima = adem; leven; ziel fortuna = lot peragere = voltooien statuere = plaatsen;stichten beatus = gelukkig;welvarend iuvat me = het doet me plezier sub +acc = onder ascendere = beklimmen adeo = zó antea = tevoren; vroeger; eerder inferre = binnendragen; aandoen intellegere= begrijpen verus = waar; echt iuvare per + nv = zweren bij + acc invitus = met tegenzin; tegen mijn zin cogere = samenbrengen; dwingen durus = hard vel = of saxum = rots; steen multum = zeer gaudére = zich verheugen descendere = afdalen ne (bij imperativus) = niet vallis, valles (v) = dal fluvius = rivier populus = volk aestas, aestates (v) = zomer candidus = stralend; wit de + abl = over rogare de = vragen naar ripa = oever mortuus = gestorven explicarre = uitleggen; uiteenzetten docére = leren; onderwijzen; mededelen inferi (m mv) = (de goden van) de onderwereld egregius = uitstekend digitus = vinger demonstrare = aanwijzen proles, proles (v) = geslacht; nakomelingen futurus = toekomstig ostendere = tonen; laten zien superbus = trots; hoogmoedig consul, consules m = consul divus = goddelijk melius = beter statua = standbeeld ars, artes v = kunst; vaardigheid imperium = machts; heerschappij; gezag; rijk pax, paces v = vrede aequus = rechtvaardig; billijk imponere = leggen op; opleggen parcere + nv = sparen + dat; omzien + dat redire = teruggaan; terugkeren
Ingezonden op 26-10-2016 - 1351x bekeken.
Laatst bijgewerkt:
22-01-2017
.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!