Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Geschiedenis van de Antieke filosofie
› 1 Hoorcollege 6
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Geschiedenis van de Antieke filosofie
, deel 1
1 Hoorcollege 6
Jaar 1 (universiteit)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
Noem belangrijke Stoïcijnen. = Zeno v. Citium (ca. 334-262 v.CH.) --- Chrysippus (ca. 279-206 v.CH.) --- Seneca (4 v.CH. – 65 n.CH.) --- Epictetus (ca. 55-135 c.CH.) (Een slaaf die later was vrijgelaten.) --- Marcus Aurelius (121-180 n.CH.) (Keizer) Welke onderdelen van de filosofie behandelt Stoa? = Logica (inclusief epistemologie), Fysica en Ethica. De boomgaarden en lichaam die erbij horen: Logica Hek botten en pezen. Fysica bodem/boom vlees. Ethica vrucht ziel. Wat houdt Stoa in en wie was de stichter? = Stoa is de naam van de school en is enkelvoud. Aanhangers heten Stoïcijnen. De stichter was Zeno v. Citium. Hij werkte op de vloot van zijn vader die een zakenman was. En toen kwam hij in Athene en de vloot was stuk. Hij hoorde iemand over Plato lezen en vroeg verder en volgde een andere filosoof. Hij werd filosoof, maar vond nergens wat hij zocht, dus richtte hij zijn eigen school op. Stoïcijnen kiezen voor plekken midden in de stad. Zijn heel erg maatschappelijk georiënteerd. Hoe dacht Stoa over Ethiek? = Het was onmisbaar voor alle andere onderdelen. Als je je daar niet mee bezig houdt, is de rest onzin. Waaruit bestaat de kenleer van Stoa? = Het is in eerste instantie empirisch georiënteerd. 1. Het ontstaan van kennis. 2. Waarheidscriteria. 3. Sceptische kritiek. Hoe denkt Stoa over het ontstaan van kennis? = 1. Phantasia (‘voorstelling’) openhand. 2. Synkatathesis (‘Instemming’) gekromde vingers. 3. Katalêpsis (begrip) vuist (vast grijpen/grip) 4. Epistêmê (kennis) vuist omsloten door andere hand. Hoe denkt Stoa over Waarheidscriterium? = ‘Phantasia Katalêptike (begripsvormende voorstelling) Sommige voorstellingen zijn zo overtuigend en helder, dat wordt meteen een begrip, niet aan twijfelen. Evidente waarnemen: Zin van onzin onderscheiden, kennis door waarnemen. ‘Prolêpsis’ (Algemene natuurlijke notie oerkennis bij oude dichters. Bij oude dichters kon je (anders dan bij een andere stroming) tot waarheden komen. Ze ontdekten stoïcijnse waarheden in die teksten (die anderen niet zagen). Hoe denkt Stoa over Sceptische kritiek? = - Arcesilaüs: Je denkt iets waar te kunnen nemen waar geen twijfel over mogelijk is: Tweeling, eieren (de één niet van de ander kunnen onderscheiden), zandkorrels, etc. Waarnemingen kun je altijd betwijfelen. – Carneades: Phantasia Pithanê (overtuigende voorstellingen) Geen absolute waarheden, maar de ene waarneming is waarschijnlijker dan de ander, maar het is niet 100% zeker. Hoe werkt de logica van de Stoa? = Propositie-logica Chrysippus (279-206 V.CH.). Alle mogelijke redeneringen terug brengen naar vijf. Vijf onbewezen syllogismen: 1. Als het 1e dan het 2e, maar het 1e, dus het 2e. (Als het regent, is de straat nat) 2. Als het 1e dan het 2e, maar niet het 2e, dus niet het 1e. (Als het regent worden de straten nat, maar de straten zijn niet nat, dus het regent niet.) 3. Niet (het 1e en het 2e), maar het 1e, dus niet het 2e. (Als het ene niet is, kan het andere niet zijn. Ze sluiten elkaar uit, maar we kunnen wel andere mogelijkheden zijn. Alleen wanneer er maar twee mogelijkheden zijn, kan je van ontkenning naar bevestiging, dus: maar 1e niet, dus 2e. 4. Òf het 1e òf het 2e, maar het 1e, dus niet het 2e. 5. Òf het 1e òf het 2e, niet het 1e, dus het 2e. 1: modus (ponendo) ponens, 2:modus (tollendo) tollens. Onbewijsbaar, want je kunt ze niet tot iets herleiden, iets anders kan hieruit herleidt worden. Veel drogreden (vooral bij politicus) is als je andersom redeneert en deze regels omdraait terwijl dat niet kan. Hoe denkt de Stoa over beginstelen en elementen? = Actief + Passief. (Mogelijk invloed van Plato en Aristoteles met Ideeën en vormen, maar dan wel een hele eigen draai.) Een geestelijk beginsel kan geen invloed uitoefenen. Passief wordt gestuurd. Actief God, oorzaak, noodlot, natuur, rede, levensadem (pneuma). Elementen: Vuur en lucht. Passief Materie Elementen: Water en aarde. Actief beginsel is overal doorheen gemengd. Dus God zit in alles. Het element waar de hemel uit bestaat, vind je bij stoïcijnen niet meer terug. [Stoa kosmos] Wat is Pantheïsme? = God staat niet buiten, God zit in de wereld, God is de wereld. [Stoa kosmos] Wat is Teleologie? = De natuur is iets doelmatigs. Het zit doelmatig in elkaar. Het beweegt regelmatig. Is te zien hoe de kosmos beweegt en hoe goed alles (dieren, planten, etc.) in elkaar zit. [Stoa kosmos] Wat is Voorzienigheid? = Mens is doel van de schepping. Alles gemaakt voor de mens. [Stoa Kosmos] Wat is Determinisme? = - Er is maar één enkele weg, geen enkel detail ontgaat de godheid en dit is de best mogelijke wereld, dus alles staat vast. – De kosmos ontstaat en eindigt in vuur. Wanneer de kosmos eindigt, begint het opnieuw. Weer op de beste manier, dus deze manier. Dus alles keert terug op exact dezelfde manier. Het herhaalt zich. Hoe denken de Stoïcijnen over de kosmos buiten Pantheïsme, Determinisme, Voorzienigheid en Teleologie? = Stoïcijnen geloven dat alles naar één enkel punt beweegt. Er zouden geen andere werelden kunnen zijn, want dan zouden ze zich hier samenvoegen. Ze waren nog nooit aan de andere kant van de wereld geweest, maar ze geloofden dat daar ook mensen woonden, want de aarde zou voor mensen zijn gemaakt, dus zullen er ook mensen zijn. Hoe denkt de Stoa over God? = Het bestaan, de redelijkheid en de voorzienigheid van God blijken uit de orde van de schepping. Waarneming van de wereld leert ons dat er een God is. Argument from design. In redelijkheid en voorzienigheid. • Ook de prolêpsis van god houdt in dat deze voorzienig is. Er is een prolêpsis , een natuurlijk begrip van God, dus er is een God. Let op contrast met Epicurus! Niet de gelukzaligheid kenmerkt God als pre… maar de goedheid. • Er is één god die alles doordringt (pantheïsme) • De goden van traditionele godsdienst zijn manifestaties van de ene God. Eigenlijk monotheïsme, maar in de praktijk ook verdedigers van politheïsme. Wat is de Ethiek van de stoïcijnen? = Gemoedsrust bereiken Door te leven in overeenstemming met de universele natuur. (Aristoteles + Epicurus, maar ook andere visie op natuur) Met de rede, niet onze persoonlijke, maar de universele rede, die de hele natuur doordringt. Met goddelijk plan. De wereld als geheel moet beter worden door mijn handelingen. – Oikeiôsis: Natuur proces: eerst jezelf leren kennen en dan de omgeving, de wereld wordt steeds groter. Een echte filosoof moet het proces waar het normaal stokt doorzetten om de hele mensheid te omarmen. Het zich stapsgewijs toe-eigenen van de kosmos. – Classificatie van goederen in inwendige en uitwendige. Inwendige: goed of slecht. Uitwendige: Moreel indifferent. Dit besef leidt tot autarkeia (onafhankelijkheid). Aristoteles had ook classificatie binnen en buiten de ziel. Ze zijn zo druk bezig met buitenwereld, uitwendige uit te sluiten dat ze te weinig bezig zijn met goed en kwaad. Daden of stemmen op goed van de wereld, maar anderzijds doet de rest van de wereld er niet toe. Erkennen wat buiten je macht ligt. Het is een ideologie, waar daden op gericht zijn. Probeer je je buren uit een brandend huis te redden, is het niet belangrijk voor jouw daad of het lukt of niet. Eten is ook indifferent, maar als uithongeren indifferent is, waarom is het dan wel een goede daad om je buurman eten te geven? Veel dingen die je voor anderen kan doen, liggen in de buitenwereld, maar wat buiten jezelf ligt is indifferent. Als je had kunnen bedenken om het anders te doen, heb je het verkeerd gedaan als het slecht was. Maar als je het met geen mogelijk had kunnen weten/bedenken, is het indifferent. Sommige uitwendige goederen zijn wel verkieselijker. Zolang er geen morele kwesties zijn, naar je lichaam luisteren, bijv. eten. – Apatheia: het uitbannen van emoties (pathê) als onjuiste waarheden oordelen t.a.v. indifferente zaken. – Acceptatie van het lot: Fatalisme (hond en kar) We zitten aan een kar. Je kunt tegenstribbelen of vrolijk mee huppelen. Het is onvermijdelijk en het onvermijdelijke is goed. Geloof in divinantie. Sommige/veel (niet allemaal) geloofden dat als er een noodlot was, je die ook kon weten. Toekomst voorspellen. Zelfmoord. Als het noodlot zo erg is, is het goed om zelfmoord te plegen. Bijv. als je gemarteld gaat worden voor informatie, je dat gaat voorkomen. Of in een dodencel de eer aan jezelf houden. Andere stoïcijnen vonden dit niet. Je weet niet wat de toekomst je brengt. Misschien zit je in de dodencel en zou je vijf minuten na je zelfmoord bevrijd worden door rebellen. – Stoïcijnse ethiek in de moderne cultuur. Emoties leiden tot verkeerde oordelen. Jezelf trainen om alles los te laten waarvan je bang bent om het kwijt te raken. Onthechten, ook aan mensen. Wat is Oikeiôsis? = Ethiek Stoa. Natuur proces: eerst jezelf leren kennen en dan de omgeving, de wereld wordt steeds groter. Een echte filosoof moet het proces waar het normaal stokt doorzetten om de hele mensheid te omarmen. Het zich stapsgewijs toe-eigenen van de kosmos. Wat is Classificatie van goederen in inwendige en uitwendige bij de Ethiek van de Stoa? = Inwendige: goed of slecht. Uitwendige: Moreel indifferent. Dit besef leidt tot autarkeia (onafhankelijkheid). Aristoteles had ook classificatie binnen en buiten de ziel. Ze zijn zo druk bezig met buitenwereld, uitwendige uit te sluiten dat ze te weinig bezig zijn met goed en kwaad. Daden of stemmen op goed van de wereld, maar anderzijds doet de rest van de wereld er niet toe. Erkennen wat buiten je macht ligt. Het is een ideologie, waar daden op gericht zijn. Probeer je je buren uit een brandend huis te redden, is het niet belangrijk voor jouw daad of het lukt of niet. Eten is ook indifferent, maar als uithongeren indifferent is, waarom is het dan wel een goede daad om je buurman eten te geven? Veel dingen die je voor anderen kan doen, liggen in de buitenwereld, maar wat buiten jezelf ligt is indifferent. Als je had kunnen bedenken om het anders te doen, heb je het verkeerd gedaan als het slecht was. Maar als je het met geen mogelijk had kunnen weten/bedenken, is het indifferent. Sommige uitwendige goederen zijn wel verkieselijker. Zolang er geen morele kwesties zijn, naar je lichaam luisteren, bijv. eten. [Ethiek Stoa] Wat is Apatheia? = het uitbannen van emoties (pathê) als onjuiste waarheden oordelen t.a.v. indifferente zaken. [Ethiek Stoa] Wat houdt acceptatie noodlot in? = Fatalisme (hond en kar) We zitten aan een kar. Je kunt tegenstribbelen of vrolijk mee huppelen. Het is onvermijdelijk en het onvermijdelijke is goed. Geloof in divinantie. Sommige/veel (niet allemaal) geloofden dat als er een noodlot was, je die ook kon weten. Toekomst voorspellen. Zelfmoord. Als het noodlot zo erg is, is het goed om zelfmoord te plegen. Bijv. als je gemarteld gaat worden voor informatie, je dat gaat voorkomen. Of in een dodencel de eer aan jezelf houden. Andere stoïcijnen vonden dit niet. Je weet niet wat de toekomst je brengt. Misschien zit je in de dodencel en zou je vijf minuten na je zelfmoord bevrijd worden door rebellen. Over welke punten heeft de ethiek van de Stoa het? = Oikeiôsis, Classificatie van goederen in inwendige en uitwendige, Apatheia en Acceptatie noodlot. Welke filosoof hoort bij het scepticisme? = Sextus Empiricus (ca. 160-210 n.CH.) Welke twee stromingen zijn er in het scepticisme? = Academisch scepticisme en Pyrrhonisme. Welke filosofen horen er bij het academisch scepticisme? = Arcesilaüs (315-240 v.CH.)---Carneades (214-129 v.CH.) --- Cicero (106-43 v.CH.) Welke filosofen horen er bij het Pyrrhonisme? = Pyrrho (ca. 360-270 v.CH.) (Handleiding hoe je sceptisch omging met theorieën.)--- Sextus Empiricus (ca. 160-210 n.CH.) Waar is het academisch scepticisme op geïnspireerd? = Door Platos dialogen over Socrates. (elenchos, aporia) Waarop had het academisch scepticisme kritiek? = Op de grondslagen van Stoa en Epicurisme, vooral door aantonen van innerlijke tegenspraak. Vertel iets over Arcesilaüs (315-240 v.CH.). = Kritiek op stoïcijnse begripsmatige voorstelling. Het redelijke als criterium voor handelen. Vertel iets over Carneades (214-129 c.CH.). = Overtuigende voorstelling als alternatief. Begripsvormende voorstelling als basis voor handelen en onderzoek. Vertel iets over Cicero (106-43 V.CH.). = Eclecticisme: afweging van beredeneerde keuzes uit bestaande theorieën. Leek soms achter epicurisme te staan, maar wilde daar niet geplaatst worden. Waarom lijkt academisch scepticisme op de wetenschap van nu? = Aannemingen die het meest waarschijnlijk zijn, maar met nieuw bewijs voor een andere theorie. Geen absolute waarheid. Waartoe leidt heel streng doorgevoerd scepticisme? = Tot dogmatisme. Pyrronisme vergelijkt het dagelijks leven met filosofie. Wat zegt Pyrrhonisme over filosofie? = Zaken tegenover elkaar stellen Isostheneia (gelijkheid in kracht) Epochè (Opschorting van het oordeel) Ataraxia (gemoedsrust vinden in het niet weten.) Sommigen zeiden dat je hier niet mee kan leven, maar de filosofie was anders dan het dagelijks leven. Pyrrhonisme vergelijkt het dagelijks leven met filosofie. Wat zegt Pyrrhonisme over het dagelijks leven? = Phaenomena (Wat toeschijnt) : 1. Natuur 2. Gevoelens 3. Wetten en gewoonten 4. Vaardigheden. Accepteren hoe de maatschappij in elkaar zit en er in mee gaan. Welke verschillen zijn er tussen academisch scepticisme en Pyrrhonisme? = Mogelijkheid van zekere kennis: Academie: zekere kennis is voor een mens onmogelijk; er is wel ruimte voor probabilisme: waarschijnlijkheid. Pyrrhonisme: geen uitspraak: de zoektocht naar waarheid blijft doorgaan. Ethiek: Academie: geen ethisch doel; onder voorbehoud afgewogen acceptatie van ethische doelen van andere scholen. Criterium voor dagelijkse praktijk: to eulogon. Pyrrhonisme: scepticisme in dienst van ethisch doel (ataraxia). Scepticisme is zelf een ethisch doel. Criterium voor dagelijks leven: phaenomena. Academisch scepticisme ziet scepticisme als wetenschappelijk en Pyrrhonisme ziet scepticisme als ethisch doel. Welke filosoof hoort bij het Neo-Platonisme? = Plotinus (205-270 n.CH.) Welke gradaties zijn er van hoog naar laag in de drie hypostasen van het Neo-Platonisme? = Het ene/Het goede De geest/De Ideeën De ziel ( De wereld) [De drie hypostasen Neo-Platonisme] Hoe heet het als je bij de driehoen van boven naar beneden gaat? = Exitus. [De drie hypostasen Neo-Platonisme] Hoe heet het als je bij de driehoen van beneden naar boven gaat? = Reditus. [De drie hypostasen Neo-Platonisme] Wat is Het ene? = Het wordt ook wel het goede genoemd. Het zit bovenaan in de driehoek. [De drie hypostasen Neo-Platonisme] Wat is De geest? = Het wordt ook wel de Ideeën genoemd het zit als tweede van bovenaan, onder het Ene in de driehoek. Een veelheid van Ideeën. Die geest zit ook vol goedheid en brengt de ziel voort. De geest kan alle ideeën bevatten als een/tegelijk. [De drie hypostasen Neo-Platonisme] Wat is de ziel? = Het zit als derde van boven/ tweede van onder. Onder de geest en het ene. Het is een afgeleide van een afgeleide, dus het is minder goed. De ziel kan de ideeën alleen na elkaar zien (en niet tegelijk), kan ideeën bedenken door ze te scheppen. Denken van een idee van de ziel staat gelijk aan materiële schepping. De ziel heeft darmee ook een stukje van zichzelf. Iedereen heeft een stukje ziel. [De drie hypostasen Neo-Platonisme] Wat is de wereld? = Ieder van ons heeft een ziel, dus we hebben de wereld geschapen. We kunnen de waarheid in onszelf vinden. Wat is de Ethiek van het Neo-Platonisme? = Teruggaan naar het ene. We zitten gevangen in het materiële. Er zijn drie fases. 1. Ethische fase: zuivering van materiële door deugd. Ziel. 2. Theoretische fase: Overdenken van Ideeën. Wat is de mens? Ideeënwereld bevatten. Geest. 3. Mystieke fase: Extatische eenwording. Niet meer nadenken. Het ene. Dit niveau hebben we maar af en toe, want dan trekt de materie weer aan ons. In concurrentie met Christendom en Christendom neemt hier dingen van over. Wanneer Neo-Platonisme weg is, is er veel van terug te vinden in het Christendom. [Ethiek Neo-Platonisme] Wat is de ethische fase? = Zuivering van materiële door deugd. Ziel. [Ethiek Neo-Platonisme] Wat is de theoretische fase? = Overdenken van ideeën. Wat is de mens? Ideeënwereld bevatten Geest. [Ethiek Neo-Platonisme] Wat is de Mystieke fase? = Extatische eenwording. Niet meer nadenken Het ene. Dit niveau hebben we maar af en toe, want dan trekt de materie weer aan ons. Proclus (412-485) Heeft de oplossing voor het participatieprobleem. Wat is het participatieprobleem? = Ideeën zijn geheel, maar op aarde zijn er stukjes Ideeën. Hoe kan dat? Wat is Proclus’ (412-485) oplossing voor het participatieprobleem? = - Één transcendente vorm brengt veelheid aan immanente vormen voort. Gehele kopieën. Deze manifesteren zich in de sensibele wereld, terwijl transcendente vorm ongedeeld en onaangetast blijft. Welke filosoof hoort bij de Christelijke filosofie? = Augustinus van Hippo (354-430 n.CH.) Noem een voorbeeld van een Joodse denker die belangrijk geweest is voor de Christelijke filosofie? = Philo van Alexandrië (ca. 25 v.CH. – 50 n.CH.) [Christelijke filosofie] Wat is de leer van Augustinus van Hippo (354-430 n.CH.)? = 1. Christelijke Neo-Platonisme: - Scheiding sensibele en intelligibele wereld - Ideeën in de geest van God - Kennis door Goddelijke verlichting. Alle menselijke kennis komt van goddelijke verlichting. – Zonde als gebrek aan inzicht in de status van de materie. Zonde hebben betrekking tot materie, is gebrek aan inzicht dat materie er niet toe doet. 2. Antiscepticisme: ‘Als ik me vergis, besta ik.’ In de onzekerheid zelf, vindt hij een fundament. Voorloper op Descartes. (vgl. Descartes: ‘Ik denk, dus ik ben.’) 3. Tijd: -- Bij de schepping is ook de tijd zelf geschapen ( Plato) -- Mens ervaart alleen ‘nu’ -- God overziet het geheel van de tijd als één. [Christelijke filosofie] Wat zegt de leer van Augustinus van Hippo (354-430 n.CH.) over Christelijk Neo-Platonisme? = : - Scheiding sensibele en intelligibele wereld - Ideeën in de geest van God - Kennis door Goddelijke verlichting. Alle menselijke kennis komt van goddelijke verlichting. – Zonde als gebrek aan inzicht in de status van de materie. Zonde hebben betrekking tot materie, is gebrek aan inzicht dat materie er niet toe doet. [Christelijke filosofie] Wat zegt de leer van Augustinus van Hippo (354-430 n.CH.) over Antiscepticisme? = ‘Als ik me vergis, besta ik.’ In de onzekerheid zelf, vindt hij een fundament. Voorloper op Descartes. (vgl. Descartes: ‘Ik denk, dus ik ben.’) [Christelijke filosofie] Wat zegt de leer van Augustinus van Hippo (354-430 n.CH.) over Tijd? = : -- Bij de schepping is ook de tijd zelf geschapen ( Plato) -- Mens ervaart alleen ‘nu’ -- God overziet het geheel van de tijd als één. Zet de volgende filosofen in volgorde van tijd: Seneca, Zeno v. Citium, Epictetus, Arcesilaüs, Philo van Alexandrië, Augustinus van Hippo, Chrysippus, Cicero, Sextus Empiricus, Plotinus, Carneades, Proclus, Marcus Aurelius, Phyrro. = Pyrrho (ca. 360 V.CH.) --- Zeno v. Citium (ca. 334 v.CH.) --- Arcesilaüs (315 v.CH.) --- Chrysippus (ca. 279 v.CH.) --- Carneades (214 v.CH.) --- Cicero (106 v.CH.) --- Philo van Alexandrië (ca. 25 v.CH.) --- Seneca (4 n.CH.) --- Epictetus (ca. 55 n.CH.) --- Marcus Aurelius (121 n.CH.) --- Sextus Empiricus (ca. 160 n.CH.) --- Plotinus (205 n.CH.) --- Augustinus van Hippo (354 n.CH.) --- Proclus (412 n.CH.) Zet de volgende filosofen in volgorde van tijd. Pythagoras, Parmenides, Thales, Anaximenes, Heraclitus, Democritus, Empedocles, Zeno, Xenophanes, Anaximander, Anaxagoras, Gorgias van Leontini, Protagoras van Abdera, Speusippes, Xenophon, Socrates, Aristoteles, Aristophanes, Epicurus, Plato, Lucretius, Alexander van Aphrodisias, Theopharstus, Andronicus van Rhodos, Seneca, Zeno v. Citium, Epictetus, Arcesilaüs, Philo van Alexandrië, Augustinus van Hippo, Chrysippus, Cicero, Sextus Empiricus, Plotinus, Carneades, Proclus, Marcus Aurelius en Phyrro. = Thales (624 v.CH.) --- Anaximander (610 v.CH.) –--- Anaximenes (585 V.CH.) –--- Pythagoras (570 v.CH.- 495 v.CH.) –-- Xenophanes (570 v.CH. – 475 v.CH.) –-- Parmenides (540 v.CH.) --- Heraclitus (535 v.CH.) --– Zeno (515 v.CH.) –-- Anaxagoras (500 v.CH.) --- Protagoras van Abdera (Ca. 490 v.CH.) --– Gorgias van Leontini (Ca. 487 v.CH.) --- Empedocles (485 v.CH.) –-- Socrates (Ca. 469 v.CH.) --– Democritus (460 v.CH.) --– Aristophanes (ca. 446 v.CH.) --- Xenophon (ca. 430 v.CH.) –-- Plato (428 v.CH.) –-- Pyrrho (ca. 360 V.CH.) –-- Aristoteles (384 v.CH.) --- Theopharstus (371 v.CH.) --- Speusippes (348/7 v.CH.) --- Epicurus (341 v.CH.) --- Zeno v. Citium (ca. 334 v.CH.) --- Arcesilaüs (315 v.CH.) --- Chrysippus (ca. 279 v.CH.) --- Carneades (214 v.CH.) --- Cicero (106 v.CH.) --- Lucretius (ca. 99 v.CH.) --- Andronicus van Rhodos (1e eeuw v.CH.) --- Philo van Alexandrië (ca. 25 v.CH.) --- Seneca (4 n.CH.) --- Epictetus (ca. 55 n.CH.) --- Marcus Aurelius (121 n.CH.) --- Sextus Empiricus (ca. 160 n.CH.) --- Alexander van Aphrodisias (ca. 200 n.CH.) --- Plotinus (205 n.CH.) --- Augustinus van Hippo (354 n.CH.) --- Proclus (412 n.CH.).
Ingezonden op 26-10-2016 - 943x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!