Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Tessel leert
› 96109 FU Allemaal
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Tessel leert
96109 FU Allemaal
Jaar 6 (vwo)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
to admire = bewonderen admiration= bewondering admirable = bewonderenswaardig obsessed (with) = bezeten (van) to loathe = walgen van to annoy, to irritate = ergeren; irriteren annoyance, irritation = ergenis; irritatie to sympathise = meevoelen sympathy = medeleven empathy = inlevingsvermogen miracle = wonder to applaud = applaudisseren, toejuichen remorse = wroeging shy, timid = verlegen shyness, timidity = verlegenheid mood = stemming to disappoint = teleurstellen disappointment = teleurstelling to appeal to = aantrekken appeal = aantrekkingskracht sorrow, grief = verdriet to mourn = rouwen om sensitive to = gevoelig voor sensitivity to = gevoeligheid voor cheerful = opgewekt weird = erg vreemd pity, compassion = medelijden to scare, to frighten = bang maken scared of, afraid of = bang voor to be fed up with = het zat zijn to humiliate = vernederen humiliation = vernedering to enjoy = genieten van to enjoy oneself = genieten urge = drang; aandrang ordeal = kwelling; beproeving to boast, to brag = opscheppen; pochen reluctantly = met tegenzin reluctance = tegenzin disgust = walging; afschuw disgusting = walgelijk hectic = hectisch; erg druk to embrace = omhelzen to hug = omhelzen a nuisance = overlast what a nuisance = wat vervelend depressing = deprimerend token = teken; bewijs ruthless, remorseless = meedogenloos fit = aanval; vlaag excited = opgewonden excitement = opwinding exciting = opwindend foreboding = voorgevoel creepy = griezelig; eng inhibited = geremd inhibition = remming staggered, bewildered = verbijsterd; stomverbaasd bewilderment = verbijstering paragraph = alinea according to = volgens to reach = bereiken to illustrate = illustreren; duidelijk maken to imply = suggereren; laten doorschemeren to make clear = duidelijk maken to explain = uitleggen to express = uitdrukken aim, purpose = doel main = hoofd-; hoofd; voornaamste main point = essentie; hoofdpunt to serve = dienen ertoe to refer to = verwijzen naar to suggest = suggereren to state = beweren to deal with = gaan over to replace = vervangen attitude = houding; opvatting view = mening point of view, viewpoint = standpunt judging from = te oordelen naar; op grond van to sum up, to summarise = samenvatten to point out = duidelijk maken to describe = beschrijven to argue = beweren what is the point made about...? = wat wordt gezegd over...? with regard to = met betrekking tot with respect to = met betrekking tot to insert = tussenvoegen to characterise = typeren to emphasise, to stress = benadrukken to account for = verklaren to conclude = concluderen to appear from = blijken uit to reflect = weergeven to amount to = neerkomen op quotation = citaat to derive from = afleiden van to interpret = uitleggen; interpreteren interpreter = tolk confusion = verwarring dumb = stom deaf and dumb = doofstom to meet = voldoen aan to come up to, to live up to = voldoen aan to fall short of = niet voldoen aan cutting = knipsel to distort = verdraaien issue = nummer; nummer van een tijdschrift glossy = glanzend tanned = gebruind lap = schoot to wink = knipogen to stoop = bukken to rub = wrijven to drag = slepen to pant = hijgen to tap = tikken; kloppen to gaze = staren to peer = turen to yawn = geeuwen object = voorwerp to comply with = voldoen aan; voldoen to tease = plagen box office = kassa to acquire = aankopen acquisition = aankoop; aanwinst sculpture = beeldhouwwerk sculptor = beeldhouwer heritage = erfgoed stakes = inzet noble = adellijk nobility = adel racial segregation = rassenscheiding placard = bord non-existent, non existent = niet bestaand melting pot = smeltkroes to obtain, to get = krijgen to persevere = volhouden; volharden to act = handelen duty = plicht spectacle = schouwspel advocate = voorstander to advocate = een voorstander zijn van; bepleiten parish = parochie; kerkelijke gemeenschap to release = uitbrengen exemplary = voorbeeldig attentive = oplettend primary = eerste; voornaamste altogether = helemaal proficient = vaardig proficiency = vaardigheid to acquire = verkrijgen; krijgen phrase = woordgroep; zinsnede but = behalve unduly = al te zeer masculine = mannelijk feminine = vrouwelijk profound = diepgaand; grondig tutor = privéleraar tuition = onderwijs lax = slap to excel = uitblinken hence = vandaar; daarom deputy = plaatsvervanger to cast light on = licht werpen op corporal punishment = lijfstraf to grumble = mopperen to assert = laten gelden hush = stilte lucid = helder; duidelijk prospective = toekomstig complexion = gelaatskleur vigour = kracht; energiek vigorous = sterk; energiek to ache = pijn doen feeble = zwak to decline = achteruitgaan to crush = verpletteren to caress = strelen to stagger = wankelen to twist = draaien to jerk = rukken to glance = even kijken to doze = dutten to fling = gooien; smijten to dodge = ontwijken to suffocate = stikken to frown = het voorhoofd fronsen to grab = grijpen to stir = zich bewegen, roeren to cast = werpen exhaustion = uitputting inexhaustible = onuitputtelijk senseless = bewusteloos to toil = zwoegen to limp = hinken to soak, to drench = doorweken weary = vermoeid fatigued = vermoeid frail = zwak to regain = terugkrijgen defective = gebrekkig to withstand = weerstaan delicate = zwak acute = scherp; hevig constitution = gezondheid sound = gezond agony = hevige pijn to groan = kreunen to recur = terugkomen to relinquish = opgeven to torment = kwellen hideous = afschuwelijk to convalesce = herstellen to behead = onthoofden to sever = scheiden to pinpoint = preciesaanwijzen wreath = krans tranquil = rustig; kalm to monitor = controleren to administer = toedienen to issue = tevoorschijn komen to be bound to = wel moeten safeguard = bescherming; voorzorg property = eigenschap benefit = voordeel beneficial = goed; gunstig to affect = aantasten adjacent = aangrenzend to shatter = verbrijzelen to be about to = op het punt staan om clogged = verstopt thatched = met rieten dak to jam = klemmen; vastzitten fringe = rand strenuous = inspannend to enhance = verbeteren; verhogen to convert = veranderen; verbouwen to sustain = steunen; dragen quaint = schilderachtig porch = portiek humble = eenvoudig to peep = gluren faint = zwak; vaag to retire = zich terugtrekken to insert = insteken to fade = verwelken, verschieten utter = volkomen; totaal patch = plek mantelpiece = schouw ornament = snuisterij threshold = drempel to bar = versperren to gather = verzamelen to chop = hakken to uproot = ontwortelen (in)audible = (on)hoorbaar to deliberate = overleggen coarse = ruw; grof to observe = opmerken observation = opmerking plain = duidelijk to narrate = vertellen to relate = vertellen narrative = verhalend to depict = beschrijven mute = sprakeloos elaborate = uitvoerig to elaborate = uitweiden to affirm = bevestigen affirmative = bevestigend to assure = verzekeren maxim = stelregel; spreuk wit = humor anthology = bloemlezing comprehensive = uitgebreid to inscribe = kerven to revise = herzien scope = bestek; terrein intended = bedoeld queer = eigenaardig; vreemd to indulge = verwennen indulgent = toegeeflijk candour = openhartigheid trait = karaktereigenschap fashion = manier civil = beleefd to amend = verbeteren; veranderen to make amends for = goedmaken prudent = verstandig; voorzichtig by no means = helemaal niet to own = toegeven harsh = streng; hard to sense = voelen to lapse into = vervallen in to affect = doen alsof mischief = kattenkwaad mischievous = ondeugend courteous = hoffelijk; beleefd courtesy = beleefdheid dignity = waardigheid dignified = waardig conceited = verwaand gross = grof; ruw manifest = duidelijk considerate = attent licentious = losbandig to squander = verkwisten to lead astray = op het verkeerde pad brengen malicious = kwaadaardig to come about = komen to defy (1) = uitdagen to defy = negeren; trotseren in defiance of = in strijd met austere = sober; eenvoudig austerity = soberheid refined = beschaafd disposition = aard; reputatie aloof = afzijdig to frown upon = afkeuren reputation = naam; reputatie blemish = smet; vlek repute = naam; reputatie to bring into disrepute = een slechte naam bezorgen disreputable = met een slechte naam furtive = steels; heimelijk self-conscious = verlegen to eavesdrop = afluisteren to rebuke = berispen thrift = zuinigheid thrifty = zuinig spendthrift = verkwister flimsy = zwak pretext = smoesje to exert oneself = zich inspannen exertion = inspanning to mock = bespotten mockery = spot to refrain from = zich onthouden van to pry into = je neus steken in stealthy = stiekem; heimelijk mainspring = drijfveer to redress = herstellen to concede = toegeven to tamper with = knoeien aan smug, complacent = zelfvoldaan complacency = zelfvoldaanheid to meddle in = zich bemoeien met to question = in twijfel trekken breach = breuk to scold = een standje geven rash = overhaast to forsake = in de steek laten deceptive = bedrieglijk deception = bedrog to seek help = hulp zoeken content, contented = tevreden discontented = ontevreden haughty = hooghartig to mould = vormen engaging = charmant peculiarity = eigenaardigheid to degrade = vernederen to disallow = afkeuren to jeer at = uitjouwen to endeavour = proberen endeavour = poging let alone = laat staan to eliminate = uitschakelen honourable = eervol (im)partial = (on)partijdig (im)partiality = (on)partijdigheid to proclaim = uitroepen tot trial = beproeving to descend = afdalen to ascend = beklimmen ascent = beklimming descent = afdaling to utilise = benutten to pursue = zich bezighouden met pursuit = bezigheid outstanding = uitstekend performer = artiest farce = klucht observance = naleving to favour = ergens voor zijn; steunen to acclaim = toejuichen to match = evenaren to conjure = toveren attendant = bediende renown = faam; beroemdheid renowned = beroemd hallmark = kenmerk
Ingezonden op 02-11-2016 - 797x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!