Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
PaLas
› 23 Hoofdstuk 23 t/m 26
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
PaLas
23 Hoofdstuk 23 t/m 26
Jaar 4 (Gymnasium)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
ἱκανός=voldoende, geschikt; voldoende, in staat τὸ χρῆμα=zaak, bezittingen; ding, geld τοῦ χρήματος= zaak, bezittingen; ding, geld ἔθηκα= ik plaatste;ik zette neer ἀφαιρέω= af/wegnemen ἔδωκα= ik gaf ἔβην= ik ging βαίνω=gaan ἀπέβην= ik ging weg ἔγνων= ik leerde kennen; ik begreep φημί= zeggen ἐπεφάνην= ik verscheen ἐπιφαίνομαι= verschijnen θύω= offeren ἔδυν=ik dook, ik trok aan; ik ging in, ik trok aan δύομαι= duiken, aantrekken; gaan in, aantrekken τριάκοντα= dertig ὅσος= zo groot als; zoveel als ἔφασαν= zij zeiden τὸ ἀγύριον= (zilver) geld; geld ἀποδίδωμι= teruggeven ἀπέδωκα= ik gaf terug ἐδεήθην= ik miste;ik had nodig;ik verlangde ἡδέως= graag προστίθημι= toevoegen ἡ διάνοια= verstand πονέω= zich inspannen; zwoegen ἡ φύσις= natuur; aard τῆς φύσεως= natuur; aard φύσει= van nature οἷον= zoals; zoals bijvoorbeeld ἡ σωτηρία= behoud; redding συμφέρει= het is nuttig; het is voordelig φύομαι= groeien ἔφυν=ik was (van aard); ik was van aard φαίνομαι= schijnen, blijken τὸ μὲν ... τὸ δέ= het een ... het ander τὰ μὲν ... τὰ δέ= sommige(n) ... andere(n) δεῖ μοι= ik heb (iets) nodig τὸ ὕδωρ= water τοῦ ὕδατος= water μείγνυμι= mengen τίθημι= plaatsen; (neer)zetten; (neer)leggen ὁ στέφανος= krans δίδωμι= geven διδάσκω= onderwijzen; (iemand) (iets) leren τὸ ἦθος= karakter; aard τοῦ ἥθους= karakter; aard ὀνομάζω= noemen μεταπέμπομαι= ontbieden; laten komen δείκνυμι= (aan)tonen; aanwijzen παρά= van (de kant van); van de kant van ἐπελαθόμην=ik vergat ἐπιλανθάνομαι=vergeten ἀνοίγνυμι= openen ἡ ἐλπίς= hoop;verwachting τῆς ἐλπίδος= hoop; verwachting πλήρης= vol met πλήρους= vol met ἡ νόσος= ziekte Ἑλληνικός= Grieks χρήομαι= gebruiken τὸ ἄγαλμα= (goden)beeld;godenbeeld;beeld τοῦ ἀγάλματος=(goden)beeld ;godenbeeld;beeld ὅμως= toch ἀποδείκνυμι= aantonen; laten zien τὸ πάθος= lot, gewaarwording; ongeluk, ervaring; lot, ervaring; ongeluk, ervaring τὸ πάθους= lot, gewaarwording; ongeluk, ervaring; lot, ervaring; ongeluk, ervaring ἅπας= geheel, ieder, allen ἀπόλλυμι= te gronde richten, verliezen ἀπώλεσα= te gronde richten, verliezen ἔδοξα= scheen, ik meende δοκέω=schijnen; menen ὁ χιτων= chiton; onderkleed τοῦ χιτῶνος= chiton; onderkleed ὥστε= zodat, zodoende; zodat, dus τὸ ἱερόν= heiligdom; tempel ἀνατίθημι= opstellen; wijden ἐπιδείκνυμι= tonen; laten zien εἶμι= (zullen) gaan ἰέναι= (zullen) gaan ὁ γέρων= oude man τοῦ γέροντος= oude man γέρων= bejaard γέροντος= bejaard ἑαυτῶν= (van) zichzelf ἑαυτοῖς= (aan/voor) zichzelf ἑαυτούς= zichzelf πρεσβύτερος= ouder ἠράσθην= ik verlangde;ik begeerde;ik werd verliefd op ἐράω=verlangen; begeren; verliefd worden op ἄπειμι= weggaan ὁ ἔρως= liefde τοῦ ἔρωτος= liefde ὁ ἀργός= akker ἕτερος= de een; de ander (van twee) ζεύγνυμι= onder het juk spannen; verbinden ἡ ἔρις = strijd; twist; ruzie τῆς ἔριδος = strijd; twist; ruzie βασιλεύω = koning zijn ἴδιος = eigen μέσος = midden-; in het midden ἡ ἀκρόπολις = akropolis; burcht τῆς ἀκροπόλεως = akropolis; burcht ἔφηνα = ik toonde; ik liet zien φαίνω=tonen; laten zien ὁ μάρτυς = getuige τοῦ μάρτυρος = getuige ἄμφω = beide(n);beide; beiden λύω =losmaken;beslechten ἀγείρω = verzamelen ἤγειρα =ik verzamelde, ik wekte (op), ik moedigde aan;ik verzamelde, ik wekte, ik moedigde aan ἀγείρω=verzamelen ἐγείρω=aanmoedigen ὁ δικαστής = rechter ἑαυτοῦ = (van) zichzelf ἑαυτῷ = (aan/voor) zichzelf ἑαυτόν = zichzelf ἔγημα = ik trouwde γαμέω = trouwen ἡ γαῖα = aarde ὁ οὐρανός = hemel ἕξω = ik zal hebben ἔχω=hebben σχήσω = ik zal hebben ἡ δύναμις =macht, kracht; vermogen, kracht τῆς δυνάμεως =macht, kracht;vermogen, kracht ἴσος = gelijk (aan) γενήσομαι = ik zal (geboren) worden; gebeuren γίγνομαι=geboren worden; gebeuren ἡ γένεσις = geboorte τῆς γενέσεως = geboorte πράττω = handelen; doen πράξω = ik zal handelen; ik zal doen πράττω=handelen; doen ἁρπάζω = grijpen; roven ἁρπάσω = ik zal grijpen;ik zal roven ἁρπάζω=grijpen; roven μαίνομαι = waanzinnig zijn; buiten zichzelf zijn ἔσομαι = ik zal zijn ἔσται = hij/zij/het zal zijn θαρρέω = moed hebben; vol vertrouwen zijn ἡ ἀσπίς = schild τῆς ἀσπίδος = schild τὸ δόρυ = speer τοῦ δόρατος = speer πάνυ = zeer βραχύς = kort βραχέως = kort χαρίζομαι = een plezier doen; ter wille zijn ἐρῶ = ik zal zeggen βουλήσομαι = ik zal willen λέγω=zeggen βούλομαι=willen οὐδέν = niets;helemaal niet μελήσει μοι = het zal mij interesseren; het zal mij ter harte gaan ἐράω = verlangen, verliefd zijn op; begeren,verliefd zijn op μηχανάομαι = verzinnen; bedenken τὸ πρᾶγμα =daad,zaak τοῦ πράγματος = daad, zaak ὁ Ἕλλην = Griek τοῦ Ἕλληνος = Griek ὁ βάρβαρος = niet-Griek; Pers κάλλιστος = mooist, zeer mooi τὸ μέγεθος = grootte τοῦ μεγέθους = grootte ὁ κόσμος =orde, sieraad; wereld(orde), tooi τὸ ἅρμα = (strijd)wagen τοῦ ἅρματος = (strijd)wagen τὸ ἄστυ= stad τοῦ ἄστεως = stad ὁ κῆρυξ = bode; heraut τοῦ κήρυκος = bode; heraut κηρύττω = omroepen; afkondigen; bekend maken τιμάω = eren πανταχοῡ = overal ὡς =hoe, dat, toen; (zo)als, dat, toen, nadat πείθομαι = gehoorzamen; geloven ἐπιθόμην =gehoorzamen; geloven ὁ ἐραστής = minnaar ὁ τύραννος = alleenheerser; tiran ἐπιβουλεύω =het plan opvatten (om), beramen ὑβρίζω = agressief, mishandelen ; overmoedig handelen, mishandelen ἡ ἀδελφή = zuster ὡς = omdat; alsof ὀλίγος = weinig εὐθύς =recht, oprecht; rechtstreeks, oprecht εὐθέος =recht, oprecht; rechtstreeks, oprecht εὐθέως = regelrecht; meteen προσπίπτω =aanvallen ὅλος = (ge)heel; volledig ἡ πρᾶξις = handeling; daad τῆς πράξεως = handeling; daad φονεύω = vermoorden διαφθείρομαι = te gronde gaan; omkomen διεφθείρην = ik ging te gronde; ik kwam om ἡ πολιτεία =staat, staatsvorm; samenleving, staatsvorm ἡ δημοκρατία = democratie εὖ πράττω = het goed maken χρηστός = goed; nuttig δίκαιος = rechtvaardig δίκαιόν ἐστι(ν) = het is rechtvaardig dat ὁ δῆμος = volk εὐγενής = welgeboren; van goede afkomst εὐγενοῦς = welgeboren; van goede afkomst πλούσιος = rijk ὁ πλούσιος = de rijkaard πολλῷ + comparativus= veel πολλῷ + superlativus= verreweg ὁ ὁπλίτης = zwaargewapende; hopliet τὸ ἀγαθόν = het goede; voordeel ἐλεύθερος = vrij ἄρχω =heersen (over), beginnen met
Ingezonden op 24-11-2016 - 1397x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!