Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
oefeningen van Wiecher Dalsem
› 3 verkeer, vervoer, reizen, vakantie (2)
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
oefeningen van Wiecher Dalsem
, deel 6
3 verkeer, vervoer, reizen, vakantie (2)
Jaar 4 (mavo/havo/vwo)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
wandelen = spazieren fietsen = Rad fahren surfen = surfen skiën = Ski fahren het museum = das Museum de dierentuin = der Zoo het attractiepark = der Vergnügungspark het buitenland = das Ausland de toerist = der Tourist de VVV = das Verkehrsamt het reisbureau = das Reisebüro alles in één prijs = der Pauschalpreis de folder = der Prospekt (die Prospekte) het paspoort = der Pass de papieren = die Papiere de verzekering = die Versicherung de reisgids = der Reiseführer de rondvaart = die Rundfahrt de chauffeur = der Fahrer instappen - uitstappen = einsteigen - aussteigen overstappen = umsteigen de fiets = das Fahrrad de brommer = das Moped de scooter = der Roller de vrachtauto = der LKW de tram = die Straßenbahn de bus = der Bus de bushalte = die Haltestelle de taxi = das Taxi naar de Poststraße a.u.b. = zur Poststraße bitte het vliegtuig = das Flugzeug het vliegveld = der Flughafen het schip = das Schiff de haven = der Hafen informatie = die Auskunft of die Informationen roken - niet roken = der Raucher - Nichtraucher de koffer = der Koffer de bagage = das Gepäck de bagagekluis = das Schließfach de tas = die Tasche de plastic tas = die Tüte de rugzak = der Rucksack op vakantie gaan = in Urlaub fahren een reis boeken = eine Reise buchen (er buchte - er hat gebucht) de omgeving = die Umgebung het hoogseizoen = die Hochsaison Dan zijn we weg. = Dann sind wir verreist. onderweg = unterwegs de aankomst = die Ankunft het vertrek = die Abreise We zoeken een goed hotel. = Wir suchen ein gutes Hotel. het meer = der See de zee = die See Wanneer hebben jullie vakantie (school)? = Wann habt ihr Ferien? het uitstapje = der Ausflug. de tent = das Zelt de kust = die Küste 1- persoonskamer = das Eizelzimmer 2- persoonskamer = das Doppelzimmer halfpension = Halbpension volledig pension = Vollpension de receptie = die Rezeption
Ingezonden op 27-11-2016 - 402x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!