Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
FRANS EXAMENIDIOOM H5E
› 617 ALLES: 6 t/m 9 + 14 t/m 17
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
FRANS EXAMENIDIOOM H5E
617 ALLES: 6 t/m 9 + 14 t/m 17
Jaar 5 (havo)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
un être vivant= een levend wezen le monde entier = de hele wereld mondial = wereld-, van de wereld la disparition = het uitsterven, de verdwijning permettre = mogelijk maken l'extinction = het uitsterven une espèce = een soort, een diersoort assumer = aanvaarden, op zich nemen éviter = vermijden, voorkomen la pêche = de visserij, de visvangst le moustique = de mug la boue = de modder le mieux = het beste un tremblement de terre = een aardbeving l'inondation = de overstroming la campagne = het platteland sauver = redden la population = de bevolking faire un effort = zijn best doen le sommet = de top la neige = de sneeuw un ours = een beer protéger = beschermen le troupeau = de kudde la météo = het weerbericht une tempête = een storm hivernal = winters la laine = de wol la forêt = het bos, het woud le désert = de woestijn l'eau portable = het drinkwater une étoile = een ster un oiseau = een vogel un fleuve = een rivier la source = de bron mortel = dodelijk le vétérinaire =de dierenarts la vache = de koe le veau = de kalf la préoccupation = een zorg les transports en commun = het openbaar vervoer un moyen de transport = een vervoermiddel doubler = inhalen le réseau routier = het wegennet l'usager de la route = de weggebruiker le chemin de fer = de spoorweg ferroviaire = spoor, spoorweg relier = verbinden la destination = de bestemming un aller-retour = een retourtje bondé = bomvol faire la navette = heen en weer reizen un banlieusard = een forens équipé de = voorzien van une compagnie aérienne = een luchtvaartmaatschappij la liaison = de verbinding le vol = de vlucht un aviateur = een piloot vérifier = controleren détourner = kopen un équipage = een bemanning une hôtesse de l'air = een stewardess la messagerie = het koeriersbedrijf lentement = traag, langzaam le péage = de tol, het tolgeld rouler = rijden le routier = de vrachtwagenchauffeur parcourir = doorkruisen traverser = oversteken l'accès = toegang le couloir = de rijbaan interminable = eindeloos lang effectuer =volbrengen heurter = raken la priorité = de voorrang supprimer = opheffen un inconvénient = een nadeel opter pour = kiezen voor le quai = het perron se terminer = eindigen le tour= de ronde le grimpeur= de klimmer le maillot= de trui une course= een wedsrijd soigner= verzorgen exclu= geschorst, buitengesloten le port= het dragen le participant= de deelnemer le retard= de achterstand une équipe= een ploeg sélectionner= selecteren le stade= het stadion le survêtement= het trainingspak un arbitre= een scheidsrechter replacer= vervangen mettre fin à= een einde maken aan le championnat= het kampioenschap pratiquer= beoefenen un entraînement= een training provoquer= veroorzaken le vainqueur= de winnaar arrêter= stoppen le défi= de uitdaging abandonner= opgeven atteindre= bereiken un séjour= een verblijf une planche à voile= een surfplank les loisirs= de vrije tijd le phénomène= het verschijnsel un jour de congé= een vrije dag la piscine= het zwembad confirmer= bevestigd un rapport= een verband se détendre= zich ontspannen à loisir= op m'n gemak promouvoir= promoten le château= het kasteel baliser= aangeven (met pijlen) rigoler= lol hebben le passe-temps= de hobby un fichier informatique = een computerbestand une puce = een chip naviguer = surfen un clavier = een toetsenbord un écran = een scherm la souris = de muis un internaute = een internetgebruiker une adresse électronique = een e-mailadres la mémoire = het geheugen une émission = een uitzending un animateur = een presentator une chaîne = een televisienet la publicité = de reclame enregistrer = opnemen intégral = integraal le titre = de titel diffuser = uitzenden transmettre = uitzenden les informations = het nieuws local = plaatselijk un auditeur = een luisteraar un téléspectateur = een televisiekijker le taux d'écoute = de kijkdichtheid, de luisterdichtheid un espace = een ruimte un appareil photo = een fototoestel un message = een bericht une convention = een overeenkomst autoriser à = machtigen adapter à = aanpassen aan le son = het geluid la voix = de stem brancher = aansluiten modifier = wijzigen susciter = veroorzaken attentivement = aandachtig un interlocuteur = een gesprekspartner le magazine = het blad une interdiction = een verbod aux dépens de = ten koste van expliquer = uitleggen l'environnement = het milieu attribuer à =toeschrijven aan empirer = verslechteren le citadin =de stadsbewoner un écologiste = een milieubeschermer le réchauffement = de opwarming les pluies acides = de zure regen mazouté = met olie besmeurd l'energie solaire = de zonne-energie l'effet de serre = het broeikaseffect sauvegarder = beschermen le souci = de zorg un incendie = een brand menacer = bedreigen un canadair = een blusvliegtuig compter sur = rekenen op polluant = vervuilend un berger = een herder le sol = de bodem propre = schoon le déboisement = de ontbossing l'épuration = het zuiveren un carburant = een brandstof fertile = vruchtbaar l'élevage = de veehouderij le promoteur = de projectontwikkelaar une avalanche = een lawine un ruisseau =een beekje choisir = keizen une époque = een tijd tard = laat cesser de = ophouden te la matière première = de grondstof l'herbe = het gras une erreur = een vergissing l'humanité = de mensheid le paysan = de boer la mauvaise odeur = de stank forestier, forestière = bos- les mauvaises herbes = het onkruid marquer un but = een doelpunt scoren recontrer = ontmoeten faire le tour = om heen lopen persister à = blijven, volharden in se rendre à = zich begeven naar couler = zinken aménager = inrichten tailler = snoeien, snijden se cacher = zich verstoppen conduire = (auto) rijden attaquer = aanvallen franchir = overgaan, overschrijden combattre = bestrijden développer = ontwikkelen remettre = overhandigen distribuer = uitdelen s'échapper = ontsnappen, vluchten fuir = vluchten retourner = terugkeren manier = hanteren, omgaan met enterrer = begraven précéder = voorafgaan libérer = bevrijden attacher = vastmaken reculer = achteruitlopen, achteruitrijden se maquiller = zich opmaken briser = breken, inslaan rejoindre = zich voegen bij intervenir = ingrijpen, tussenbeide komen veiller à = waken, zorgen voor apparaître = lijken peupler = bevolken amener = meenemen piloter = sturen, besturen gravir = beklimmen extraire = trekken accéder à = toegang hebben tot user, user de = gebruiken tendre = uitsteken taper = tikken, kloppen faire la grève = staken le chômage = de werkloosheid le patron = de directeur refuser = weigeren livrer = leveren la profession = het beroep le métier = het beroep quotidien = dagelijks un ouvrier = een arbeider un employeur = een werkgever l'échange = het verkeer, de uitwisseling l'importance = het belang un investissement = een investering construire = bouwen un cadre = een leidinggevende établir = vestigen temporaire = tijdelijk le traitement de textes = de tekstverwerking l'outil = het gereedschap les heures supplé-mentaires = de overuren embaucher = in dienst nemen un employé = een werknemer la fermeture = de sluiting le successeur = de opvolger un couturier = een modeontwerper un esclave = een slaaf une usine = een fabriek satisfaire à = voldoen aan à mi-temps = voor halve dagen postuler = solliciteren naar la retraite = het pensioen la préretraire = de VUT se recycler = zich omscholen un artisan = een ambachtsman prévoir = voorzien empêcher = beletten, verhinderen un comptable = een boekhouder le boucher = de slager la chaîne = de lopende band dehors = buiten le mal = het kwaad reconnaître = bekennen juger = berechten la prison = de gevangenis avouer = bekennen un attentat = een aanslag le complice = de medeplichtige la condamnation = de veroordeling suspect = verdacht un malfaiteur = een misdadiger la conscience = het geweten l'insécurité = de onveiligheid saisir = in beslag nemen l'assassinat = de moord soupçonner = verdenken le meurtre = de moord violent = gewelddadig le détenu = de gevangene le délit = het strafbare feit résoudre = oplossen maltraiter = mishandelen les menottes = de handboeien redoutable = gevaarlijk le ravisseur = de ontvoerder repérer = vinden la résistance = het verzet angoisser = bang maken l'accusation = de beschuldiging violer = overtreden mettre en examen = aanhouden le cambrioleur = de inbreker une conspiration = een samenzwering jurer = zweren chasser = verjagen massacrer = afslachten un piège = een hinderlaag secourir = helpen l'espoir = de hoop pousser un cri = een kreet slaken tortuner = martelen
Ingezonden op 29-11-2016 - 827x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!