Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Idioom trainer Duits
› 4 Alle woorden idioom
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Idioom trainer Duits
4 Alle woorden idioom
Jaar 5 (vwo)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
//Woorden die lijken op sonst: sonst= anders sonstig=overig; ander Sonstiges= diversen sonstwo=waar dan ook //Woorden die met Frieden te maken hebben: der Frieden= de vrede der Friedhof= de begraafplaats //Woorden die met Schule te maken hebben: die Schule= de school die Grundschule= de basisschool die Hauptschule= het vmbo die Realschule= het havo das Gymnasium= het vwo; het gymnasium die Fachhochschule=het hbo die Hochschule=de universiteit die Universität= de universiteit //Außerdem: außerdem= bovendien //woorden die te maken hebben met minister: der Minister= de minister der Innenminister= de minister van Binnenlandse Zaken der Minister des Inneren=de minister van Binnenlandse Zaken der Außenminister=de minister van Buitenlandse Zaken der Minister des Äußeren= de minister van Buitenlandse Zaken der Wirtschaftsminister= de minister van Economische Zaken //Woorden die te maken hebben met recht: recht=echt; waar; juist; erg; zeer; rechter gerade=juist; recht; net //woorden die te maken hebben met recht (2): richtig= juist aufrecht=rechtop aufrichtig=oprecht geradeaus=rechtuit waagerecht=horizontaal senkrecht= verticaal //woorden die lijken op Marke: die Marke=de zegel, de bon, het merk das Mark=het merg das Zeichen=het teken, het merk; het merk de teken das Wasserzeichen=het watermerk das Kennzeichen=het kenmerk die Briefmarke= de postzegel //bereich: der Bereich= het gebied, het bereik; de sector, het bereik //woorden die lijken op folgen (1) die Folge= het gevolg, de reeks, de aflevering das Gefolge=het gevolg, de nasleep; de stoet, de nasleep folgen=volgen folglich=dus; bijgevolg; derhalve die Reihenfolge=de reeks; de volgorde die Wortfolge=de woordschikking folgenschwer=met ernstige gevolgen //Woorden die te maken hebben met Folge (2): folgern= concluderen; afleiden die Folgerung=de conclusie die Schlussfolgerung= de eindconclusie //Woorden die te maken hebben met Satz: der Satz= de zin, de sprong, de set, de serie der Zug= de zet, de trein, de stoet, de tocht, de teug der Umzug=de verhuizing die Übersiedlung=de verhuizing; de verhuizing naar een andere plaats die Gesichtszüge=de gelaatstrekken //Woorden die te maken hebben met Umsatz: der Umsatz=de omzet der Umsatzrückgang=de omzetdaling die Umsatzsteigerung= de omzetverhoging die Umsatzsteuer=de omzetbelasting //Woorden die te maken hebben met Boden: der Boden=de vloer, de zolder der Fußboden=de vloer; de grond der Dachboden=de zolder die Mansarde=de zolderkamer der Flur= de gang die Flur=het veld der Grund=de grond, de reden der Grundsatz= het principe; het beginsel grundsätzlich=principieel //Woorden die te maken hebben met bilden(1): bilden=vormen; ontwikkelen //Woorden die te maken hebben met bilden (2): gebildet= ontwikkeld; beschaafd die Bildung= de ontwikkeling, de vorming, de beschaving die Ausbildung= de opleiding die Schulbildung= de schoolopleiding das Gebilde=het maaksel, het voorwerp; het maaksel, het ding //Woorden die te maken hebben met Vertrag: der Vertrag= het verdrag; het contract vertraglich=contractueel vertragsgemäß= volgens contract die Vertragsverletzung= de contractbreuk //Woorden die te maken hebben met leisten: leisten=presteren; volbrengen die Leistung= de prestatie, het vermogen, de betaling die Leistungsfähigkeit=de capaciteit; het prestatievermogen die Spitzenleistung= de topprestatie //Woorden die te maken hebben met entsprechen: entsprechen= voldoen, beantwoorden aan beantworten= beantwoorden bestätigen= bevestigen die Bestätigung= de bevestiging //Woorden die te maken hebben met Gewerkschaft: die Gewerkschaft=de vakbond der Gewerkschafter= het vakbondslid; de vakbondsfunctionaris //Woorden die te maken hebben met wirken (2): wirken= werken, een bepaalde indruk maken, veroorzaken die Gewaltenteilung= de trias politica //Woorden die te maken hebben met wirken(2): die Wirkung= het effect; de uitwerking der Wirkungsbereich= het werkterrein wirkungslos=zonder effect wirkungsvoll=doeltreffend; effectief mitwerken= mee werken; mee spelen; bijdragen feststellen= vaststellen; constateren die Feststellung=de vaststelling; de constatering Ruhig= rustig; gerust rüstig= krachtig; flink; kras (sich) rüsten= gereedmaken; zich wapenen aufrüsten= zich steeds weer bewapenen ruhen= rusten die Abrüstung= de ontwapening die Rüstungsindustrie= de wapenindustrie Betragen= bedragen Wählen= kiezen die Wahl= de keuze, de verkiezing der Wahlbezirk= het stemdistrict der Wähler= de kiezer das Wahlfach= het keuzevak wählerisch= kieskeurig Insgesamt=in totaal ,gezamelijk Die Bedingung= de voorwaarde unbedingt= onvoorwaardelijk; beslist bedingungslos= onvoorwaardelijk Künftig=toekomstig , voortaan Behaupten= beweren, handhaven die Behauptung= de bewering, de handhaving (sich) bewähren= goed blijken te zijn, bewijzen wat men waard is;voldoen , bewijzen wat men waard is handhaben= hanteren; toepassen hantieren= bezig zijn Die Gewalt= het geweld ,het gezag; het geweld, de macht der Gewaltherrscher= de tiran gewaltsam; gewalttätig= gewelddadig; bruut; met geweld Betrachten= bekijken ,beschouwen beträchtlich= aanzienlijk verhältnismäßig= betrekkelijk die Betrachtung= de beschouwing die Pflichterfüllung= de plichtsbetrachting Die Grundlage= de grondslag; het grondbeginsel die Grundlagenforschung= fundamenteel onderzoek der Gesichtszug= de gelaatstrek Die Familie= de familie ,het gezin die Verwandten = de familieleden die Verwandtschaft= de familieleden verwandt= verwant die Angehörigen= de naaste verwanten; degenen die tot een bepaalde groep of volk behoren Der Wettbewerd= de concurrentie; de mededinging die Wettbewerbsverzerrung= de concurrentievervalsing
Ingezonden op 09-12-2016 - 774x bekeken.
Laatst bijgewerkt:
31-05-2017
.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
norm 80%
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!