Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
WoordjeslerenPietervL
› 1 Nederlands Woordenschat
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
WoordjeslerenPietervL
1 Nederlands Woordenschat
Jaar 4 (vwo)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
archaïsch= niet hedendaags; verouderd audiovisueel= met beeld en geluid bibliografie= beschrijving van gebruikte literatuur; literatuurlijst democratie= staatsvorm waarbij de macht bij het volk ligt demografie= beschrijving van bevolkingsontwikkelingen homogeen= gelijksoortig; van dezelfde aard of samenstelling monarchie= alleenheerschappij; staatsvorm waarbij de functie van staatshoofd overgaat van ouders op kinderen proces-verbaal= verslag van een wetsovertreding, opgetekend door een politieambtenaar theocratie= staatsvorm waarbij de godsdienst en religieuze regels de wetten voorschrijven telepathie= overbrenging van gedachten en gevoelens zonder deze uit te spreken of op te schrijven autobiografie= beschrijving van je eigen leven polyfoon= meerstemmig xenofilie= verheerlijking van alles wat vreemd is thermotherapie= behandelwijze die gebruik maakt van warmte telegrafie= het overbrengen van berichten via een telegraaf sympathie= genegenheid; gevoel van vriendschap en verbondenheid neologisme= nieuw gevormd woord pseudoniem= schuilnaam orthopedagoog= opvoedkundige die zich bezighoudt met probleemkinderen psychopaat= iemand met een ziekelijke karakterafwijking die door zijn gedrag een gevaar is voor de samenleving atheïst= iemand die het bestaan van God ontkent; ongelovig contradictie= tegenstrijdigheid transcultureel= wat overgaat van de ene naar de andere cultuur antropologie= wetenschap die de mens en zijn eigenschappen bestudeert monoloog= alleenspraak bigamist= iemand die met twee mensen tegelijkertijd getrouwd is megafoon= apparaat om gesproken woorden te versterken ultraorthodox= zeer recht of streng in de leer megalomaan= grootheidswaanzinnig homoniem= gelijk in klank, maar verschillend in betekenis polygamie= veelwijverij; huwelijkse staat waarbij een man met meerdere vrouwen getrouwd is grafoloog= handschriftkundige autodidact= iemand die zichzelf een bekwaamheid heeft aangeleerd zonder hulp van een leraar of deskundige heterogeen= zeer verschillend; uit duidelijk verschillende onderdelen of typen bestaand bibliofiel= liefhebber van boeken; iemand met een grote voorliefde voor boeken antoniem= woord met een tegengestelde betekenis monomaan= geheel door één bepaalde zaak in beslag genomen archeoloog= oudheidkundige supranationale= boven de naties uitgaande of staande misantroop= mensenhater; iemand die andere mensen schuwt expliciet= uitdrukkelijk impliciet= niet uitdrukkelijk; stilzwijgend intramuraal= tussen de muren; binnenshuis; binnen de instelling extramuraal= buiten de muren; wat zich buiten het huis of de instelling afspeelt organisch= het karakter dragend van een orgaan; ingericht als iets levends anorganisch= niet levend; niet tot het dieren- of plantenrijk behoren antipathie= weerzin; negatieve gevoelens ten opzichte van een persoon sympathie= positieve, warme gevoelens ten opzichte van een persoon continu= doorgaand; niet ophoudend discontinu= met onderbrekingen illusie= droombeeld; ideale, onwerkelijke voorstelling van iets desillusie= verstoring van een droombeeld relevant= van belang; ter zake irrelevant= niet van belang; niet ter zake held= iemand die zich dapper en groots gedraagt antiheld= het tegendeel van een held; soort lafaard motiveren= stimuleren; redenen geven om zich voor iets in te spannen demotiveren= niet stimuleren; redenen geven om zich niet voor iets in te spannen actief= bezig; werkend inactief= niet werkend; passief materieel= stoffelijk; wat uit materie bestaat immaterieel= niet stoffelijk; geestelijk these= stelling antithese= tegenstelling intensief= grondig; met grote intensiteit extensief= niet grondig; oppervlakkig prenataal= wat voor de geboorte plaatsvindt postnataal= wat na de geboorte plaatsvindt productief= iets opleverend improductief= niets opleverend functioneren= werken; een functie vervullen disfunctioneren= niet goed werken; een functie slecht vervullen malafide= onbetrouwbaar communis opinio= algemene mening contradictio in terminis= term die een innerlijke tegenspraak bevat pars pro toto= beeldspraak die een deel in plaats van het geheel noemt pro Deo= voor niets; zonder financiële of materiële vergoeding curriculum vitae= zakelijke opsomming of beschrijving van je levensloop stante pede= meteen; op staande voet in optima forma= volledig; op-en-top corpus delicti= voorwerp waarmee een moord of doodslag wordt gepleegd alter ego= andere kant van jezelf; tweede ik status quo= toestand van het ogenblik; situatie zoals die nu is ad rem= scherp; raak; gevat postscriptum= naschrift; toevoeging onder aan een brief of mail ná de handtekening persona non grata= ongewenst persoon modus Vivendi= manier van leven verifieerbare= wat te controleren is methodologie= leer van de correcte methoden van wetenschappelijk onderzoek concreet= niet abstract; tastbaar; met praktische voorbeelden maatschappelijk relevant= wat belang en nut heeft voor de samenleving implicaties= gevolgen; consequenties hypothese= stelling waarin je nauwkeurig omschrijft wat voor uitslag je van een onderzoek verwacht toetsen= vaststellen of iets klopt; testen empirisch= proefondervindelijk; op basis van waarnemingen variabelen= kenmerken of eigenschappen die kunnen variëren en de uitkomst van het onderzoek beïnvloeden notabelen= vooraanstaande lieden plausibel= geloofwaardig; aannemelijk spin-off= onverwacht of onbedoeld bijproduct van een oorspronkelijke toepassing of een product dat voor iets anders bedoeld was posttraumatische= wat na een verwonding optreedt en als gevolg daarvan geldt egalitair= van gelijk niveau de-escalatie= vermindering van spanning of gespannen toestand evident= duidelijk clichés= afgesleten, te vaak gebruikte uitdrukkingen verbaal geweld= agressie door middel van taal, vooral scheldwoorden desperate= wanhopige willekeur= onberedeneerd, irrationeel gedrag; keuzes of beslissingen waarin geen lijn valt te ontdekken autochtone= oorspronkelijke; van oorsprong van hier afkomstige drogreden= redenering die niet klopt interbellum= periode tussen beide wereldoorlogen contaminatie= verhaspeling nuanceren= afzwakken elite= bovenlaag van de bevolking segregatie= sociale en vaak ook geografische scheiding van bevolkingsgroepen progressief= vooruitstrevend desastreus= vernietigend; zeer ernstig illegale= onwettige maakt inbreuk op= schendt; overtreedt auteursrecht= uitsluitend recht van een maker van kunst of wetenschap om zijn werk openbaar te maken en te vermenigvuldigen intellectueel eigendom= recht om ideeën te gelde te maken kenniseconomie= economie waarin veel groei ontstaat door veelal technische kennis schaduweconomie= tak van het economisch leven die zich bezighoudt met niet-geregistreerde bezigheden, zoals zwartwerk innovatie= vernieuwing, vooral door nieuwe technieken voor productprocessen gereproduceerd= opnieuw vervaardigd; weergegeven exclusieve= uitsluitend censuur= controle van overheidswege op media, kunst etc. privileges= voorrechten ontduiken= zich onttrekken aan; aan iets weten te ontkomen gilde= beroepsgroep; groep mensen met hetzelfde ambt die elkaar steunen in hun werk wederrechtelijke= onrechtmatige; wat tegen de wet is distributie= verspreiding winstbejag= sterke gerichtheid op geld verdienen gat in de markt= vrij plotselinge mogelijkheid om geld te verdienen doordat er grote behoefte is aan een product uitbuiten= zoveel mogelijk voordeel behalen uit; misbruik maken van hegemonie= overheersing; opperheerschappij lucratieve= winstgevende; voordelige kaste= gesloten groep van mensen clandestien= heimelijk; illegaal omzet= totaalbedrag dat een ondernemer in een periode ontvangt voor goederen, diensten, etc. jurisprudentie= manier waarop bepaalde zaken zijn berecht; rechtsopvatting zoals die blijkt uit genomen beslissingen rechtsvervolging= onderzoek dat door justitie wordt ingesteld om na te gaan of er strafbare feiten zijn gepleegd balans= overzicht van bezittingen, tegoeden en schulden broodwinning= werk of zaak waarmee iemand zijn geld verdient voor levensonderhoud commercie= handel waarbij het alleen om winst gaat eenheidsmunt= officieel internationaal betaalmiddel dat de nationale munten in verschillende landen vervangt, met name de euro in Europa faillissement= bankroet; situatie waarin een bedrijf de schulden niet meer kan betalen fiscus= staatskas; belastingdienst fusie= samengaan garant staan voor= in geval van nood de financiële verplichtingen van iemand anders op zich nemen hypotheek= geld dat iemand leent met een huis als onderpand inflatie= waardevermindering van het geld infrastructuur= voorzieningen voor vervoer kosten-batenanalyse= berekening van de kosten die gemaakt moeten worden en de opbrengsten liquide middelen= geld dat voorhanden is ombuigingen= bezuinigingen onroerend goed= bezittingen die niet te verplaatsen zijn rendement= opbrengst stagnatie= oponthoud; stilstand; vertraging in ontwikkeling subsidie= geld dat bedoeld is voor steun transactie= overeenkomst waarbij goederen worden verkocht vervaardigen= maken; produceren interrupties= onderbrekingen versoberen= soberder maken liberaal= vrijzinnig; behorend tot de politieke beweging die de nadruk legt op individuele vrijheid commotie= beroering; opwinding; gedoe het Binnenhof= plein in Den Haag met de gebouwen waar de Eerste en de Tweede Kamer vergaderen onparlementair= grof; op een onbeschaafde en ontactische manier gezegd kabinetscrisis= politieke crisis door de val van het kabinet minderheidskabinet= kabinet dat steunt op een minderheid in het parlement coalitie= aantal politieke partijen of landen die samenwerken; partijen die samen een regering vormen gedogen= toestaan; dulden oppositie= partijen die niet regeren; tegenstand electoraat= politieke aanhang; verzameling van kiesgerechtigde mensen financieringstekort= nadelig verschil tussen verwachte inkomsten en uitgaven poldermodel= Nederlandse overlegcultuur, waarbij wordt gestreefd naar een overeenstemming de sociale partners= werkgevers en werknemers sociale onrust= ontevredenheid bij de bevolking over het gevoerde beleid polarisatie= verscherping of benadrukken van tegenstellingen particulier initiatief= aanzet tot economische activiteiten van individuele burgers oneliners= korte, krachtige uitspraak jan met de pet= de gewone man demagogie= volksmennerij; proberen om mensen voor zich te winnen door misleidende en opruiende uitspraken charisma= uitstraling; bijzondere gave om andere te boeien dialoog= tweespraak; gesprek tussen twee mensen of partijen totalitaire= gericht op absolute staatsmacht insinuaties= verdachtmakingen populisme= volksbeweging; politieke beweging die het volk probeert aan te spreken socialisme= politieke beweging die een sociaal rechtvaardige maatschappij nastreeft waarin de sterkeren de zwakkeren zoveel mogelijk steunen realisme= filosofische stroming die uitgaat van de werkelijkheid; levenspraktijk die zich richt op de waarneembare werkelijkheid communisme= politiek systeem waarbij de productiemiddelen iedereen toebehoren en de opbrengst naar behoefte verdeeld wordt anarchisme= ontkenning van elk staatsgezag; leer die elke vorm van staatsgezag verwerpt achterban= groep mensen die iemand vertegenwoordigt campagne= grote actie voor een bepaald doel constitutie= grondwet deregulering= vereenvoudigen van regels en procedures draagvlak= steun formateur= iemand die van de koningin de opdracht krijgt om een kabinet te vormen in de wandelgangen= aanduiding voor wat buiten officiële vergaderingen gezegd wordt kiesdrempel= minimum aantal stemmen dat nodig is voor het behalen van een parlementszetel klokkenluider= iemand die een misstand in een organisatie/bedrijf waarvoor hij zelf werkt openbaar maakt lastenverzwaring= verhoging van belastingen lekken= doelbewust iets wat geheim moet blijven, aan de pers doorspelen portefeuille= taak die aan een minister is toevertrouwd; opbergmap voor officiële stukken privatisering= proces waarbij steeds meer overheidsdiensten in private handen overgaan reces= vakantieperiode voor politici; periode waarin geen vergaderingen zijn speerpunten= belangrijke zaken; zaken waaraan de prioriteit wordt gegeven
Ingezonden op 09-12-2016 - 920x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!