Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
TBH1
› 7 Privéleven & maatschappelijke verhoudingen
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
TBH1
7 Privéleven & maatschappelijke verhoudingen
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
la familia = de familie familiar = gezins-; familie- el abuelo = de opa los abuelos = de grootouders el nieto = het kleinkind; de kleinzoon los nietos = de kleinkinderen el padre = de vader los padres = de ouders el papá = de papa la madre = de moeder la mamá = de mama mimar = verwennen el marido; el cónyuge = de echtgenoot la mujer; la cónyuge = de echtgenote el compañero; la compañera; la pareja = de levensgezel soltero = vrijgezel casarse = trouwen juntarse = gaan samenwonen; gaan samenleven la boda = de bruiloft las bodas de plata = de zilveren bruiloft las bodas de oro = de gouden bruiloft el matrimonio = het huwelijk; het echtpaar la unión de hecho; la unión civil = het geregistreerd partnerschap; het burgerlijk huwelijk el novio = de vriend; de bruidegom la novia = de vriendin; de bruid los novios = het bruidspaar; de verloofden prometerse = zich verloven separarse = uit elkaar gaan divorciarse = scheiden el divorcio = de scheiding el hijo = de zoon la hija = de dochter los hijos = de kinderen el mayor; la mayor = de oudste el menor; la menor = de jongste el hermano = de broer la hermana = de zus los hermanos = de broers en zussen el tío = de oom la tía = de tante los tíos = de oom en tante el sobrino = de neef (kind van broer of zus) la sobrina = de nicht (kind van broer of zus) el primo = de neef (kind van oom of tante) la prima = de nicht (kind van oom of tante) el suegro = de schoonvader la suegra = de schoonmoeder el yerno = de schoonzoon la nuera = de schoondochter el padrino = de peetvader la madrina = de peettante el cuñado = de zwager la cuñada = de schoonzus los gemelos = de tweeling el huérfano; la huérfana = de wees el pariente; la pariente = het familielid cercano; cercana = dichtbij lejano; lejana = verafgelegen la generación = de generatie el tipo de familia = het soort familie la planificación familiar = de gezinsplanning fundar una familia = een gezin stichten familia nuclear = klein gezin familia extindida = groot gezin familia monoparental = eenoudergezin familia adoptiva = adoptiegezin familia reconstruida = samengesteld gezin la abuela = de oma la nieta = de kleindochter famillia homoparental = gezin met twee ouders van hetzelfde geslacht saludar = begroeten Hola! = Hallo! Buenos días! = Goedemorgen! Buenas tardes! = Goedemiddag! Buenas noches! = Goedenavond! Adiós! = Vaarwel! Hasta luego! = Tot ziens! Hasta pronto! = Tot gauw! Nos vemos! = We zien elkaar! despedirse = afscheid nemen la despedida = het afscheid hacer señas = wenken conocer = leren kennen; kennen presentar = voorstellen dar la bienvenida = welkom heten; verwelkomen encantado; encantada = aangenaam tutear; tutearse = jij zeggen tratarse de usted; tratar de usted = u zeggen Oye! = Luister eens! Oiga! = Pardon! estimado; estimada = geachte querido; querida = beste Estimado señor:; Estimado señora = Geachte heer; Geachte mevrouw excelentísimo; excelentísima = Excellentie distinguido; distinguida = zeer geachte atentamente = hoogachtend; met vriendelijke groeten los recuerdos = de groeten un abrazo = met hartelijke groet abrazar = omarmen el saludo = de groet cordialmente = met vriendelijke groeten de parte de = namens cariño = de lieveling; de lieverd mi amor = lieverd; schat cielo = de engel; de lieveling guapo; guapa = knap; mooi majo; maja = aardig; leuk tesoro = schat mono = aardig; leuk; mooi Adelante! = Binnen! el siguente; la siguente = de volgende el chaval = de knul; de jongen la chavala = de meid; het meisje el pasota = het onverschillige type; de non-conformist el pasotismo = het non-conformisme; de onverschillege houding tav de maatschappij la movida = de beweging; de scene; de sfeer molar = leuk zijn; vet zijn fuerte = sterk la pijada = de onzin; de kletspraat el rollo = het geouwehoer; het gezeur hortera = ordinair; fout la chupa = het jack el gilipolla; la gilipolla = de eikel; de klootzak joder = neuken; belazeren la hostia = de klap guay = prima; klasse demasié = te veel; te ver enrollarse = geweldig vinden vacilar = belazeren; voor de gek houden; uitlachen estar pirado; estar pirao = getikt zijn quedarse con = voor de gek houden ser un carroza; ser una carroza = ouderwets zijn ser una maruja = een sloofje zijn estar al loro = op zijn hoede zijn; opletten; bijblijven currar = werken el curro = het werk chungo; chunga = slecht; flauw montárselo = iets versieren; iets ritselen el chollo = de mazzel; het geluk la potra; potra = het geluk; de mazzel la chorra; chorra = het toeval; het geluk hacer de canguro = babysitten la pasta = geld la pasma = de smeris el guiri; la guiri = de buitenlander; de toerist el pinchadiscos; la pinchandiscos = de dj la caja tonta = de tv el bocata = het belegde broodje jalar = kanen; bikken el cubata = cola met rum; de cuba-libre la litrona = de literfles bier engancharse = verslaafd raken (aan drugs) el amigo; la amiga = de vriend la amistad = de vriendschap el amante; la amanta = de minnaar; de minnares el compañero; la compañera = de vriend(in); de klasgenoot; de college ligar = versieren; verleiden dar calabazas a alguien = een blauwtje laten lopen; afwijzen la pareja = het stel; het paar la intimidad = de intimiteit; de gezelligheid; de intieme vriendschap el colega; la colega = de collega; de vriend(in); de maat el conocido; la conocida = de bekende común = gemeenschappelijk; gezamenlijk el tío = de kerel; de vent la tía = de meid el tipo = het type; de kerel; de vent el chulo; la chula = de pooier; de patser la prostitución = de prostitutie la cita = de afspraak; het afspraakje citarse = afspreken quedar = afspreken visitar = bezoeken la compañía = het gezelschap la visita = het bezoek el contacto = het contact el enchufe = de connectie estar relacionado; estar relacionada = goede relaties hebben el grupo = de groep la gente = de mensen; het volk la humanidad = de mensheid colectivo; colectiva = collectief; gemeenschappelijk la comunidad = de gemeenschap la sociedad = de maatschappij; de samenleving la iniciativa ciudadana = het burgerinitiatief el individuo = het individu encontrar = ontmoeten; vinden el encuentro = de ontmoeting; het treffen la reunión = de vergadering; de bijeenkomst el club = de club; de vereniging el socio; la socia = het lid el miembro = het lid la fiesta = het feest invitar = uitnodigen el invitado; la invitada = de gast la invitación = de uitnodiging la recepción = de receptie; de ontvangst la presencia = de aanwezigheid reunirse = bijeenkomen social = sociaal; maatschappelijk la relación = de relatie; de verhouding la reputación = de reputatie; de naam el honor = de eer honrar = eren honorar = eren el machismo = het machismo; het hanige gedrag el machista = de macho la emancipación = de emancipatie emancipado; emancipada = geëmancipeerd el feminista; la feminista = de feminist; de feministe la igualdad = de gelijkheid la desigualdad = de ongelijkheid discriminar = discrimineren la discriminación = de discriminatie la homofobia = de homofobie; de homohaat (el) homofóbico; (la) homofóbica = de homohater; de homofoob la misoginia = de vrouwenhaat; de misogynie (el) misógino; (la) misógina = de vrouwenhater; de misogyn (el) extranjero; (la) extranjera = de buitenlander; de buitenlandse la emigración = de emigratie la patera = de kleine boot; de vluchtelingenboot el cayuco = de kleine Indiaanse boot la integración = de integratie integrar = integreren la soledad = de eenzaamheid aislado; aislada = geïsoleerd los marginados; los marginados sociales = de marginalen; de outcast el mendigo; la mendiga = de bedelaar; de bedelares mendigar = bedelen los sin techo = de daklozen la persona sin hogar = de dakloze entenderse = elkaar begrijpen; met elkaar kunnen opschieten creer = geloven; denken; menen pensar = denken; menen la opinión = de mening opinar = vinden el prejuicio = het vooroordeel probable = waarschijnlijk criticar = bekritiseren; beoordelen crítico; crítica = kritisch; kritiek opuesto; opuesta = tegengesteld enfrentarse = geconfronteerd worden met; het hoofd bieden aan el juicio = het oordeel; de mening la conclusión = de conclusie; de slotsom; de beëindiging estar seguro; estar segura = zeker zijn parecer = schijnen; lijken el parecer = de mening; het oordeel considerar = overwegen; beschouwen; van mening zijn el concepto = het begrip; de mening el criterio = het criterium; de maatstaaf; het oordeel la influencia = de invloed meterse = zich bemoeien exagerar = overdrijven valer la pena = de moeite waard zijn preferir = verkiezen; de voorkeur geven aan preferible = verkieslijk; de voorkeur hebbend preferido; preferida = lievelings- conveniente = wenselijk; geschikt; passend relativo; relativa = relatief; betrekkelijk corresponder = overeenkomen agradecer = waarderen; bedanken dar las gracias = bedanken con mucho gusto = heel graag; uiteraard cortés = beleefd; hoffelijk ayudar = helpen la ayuda = de hulp; de steun contar con = rekenen op; beschikken over estar dispuesto (a); estar dispuesta (a) = bereid zijn (tot) esencial = essentieel; wezenlijk dirigirse a = zich wenden tot en cuanto a = wat betreft; betreffende acompañar = vergezellen; begeleiden presentarse = zich voordoen; verschijnen; zich aandienen necesario; necesaria = noodzakelijk; nodig deber = moeten; behoren; verschuldigd zijn el deber = de plicht la obligación = de verplichting; de plicht obligar = verplichten el compromiso = het compromis; de afspraak; de verplichting el servicio = de dienst la promesa = de belofte prometer = beloven; toezeggen cumplir = uitvoeren; nakomen; voltooien el favor = de gunst seguro; segura = zeker; veilig excusar = excuseren; zich verontschuldigen regalar = schenken; cadeau doen el regalo = het cadeau sorprender = verrassen; verbazen la sorpresa = de verrassing sorprendente = verrasend corriente = gewoon; gebruikelijk; gangbaar útil = nuttig; bruikbaar inútil = nutteloos; zinloos; onbruikbaar práctico; práctica = praktisch; handig servir = fungeren; dienen; bedienen cuidar (de) = zorgen voor; verzorgen; passen op ocuparse (de) = zich zorgen maken over; zich bezighouden met hacer falta = nodig zijn la necesidad = de behoefte; de noodzaak misterioso; msiteriosa = geheimzinnig; mysterieus verdadero; verdadera = waar; echt el hecho = het feit posible = mogelijk la posibilidad = de mogelijkheid; de kans la dificultad = de moeilijkheid la probabilidad = de waarschijnlijkheid la ventaja = het voordeel la desventaja = het nadeel el error = de fout; de vergissing falso; falsa = onjuist; vals negativo; negativa = negatief fatal = fataal; zeer slecht; beroerd la culpa = de schuld engañar = bedriegen; oplichten mentir = liegen la mentira = de leugen molestarse = zich storen (aan); de moeite nemen molestar = storen; hinderen; boos maken la molestia = de hinder; de last pegar = slaan el golpe = de klap; de slag pelearse = ruzie maken; ruzie krijgen; vechten el conflicto = het conflict; het geschil peligroso; peligrosa = gevaarlijk el respeto = het respect; de eerbied el valor = de moed apreciar = appreciëren; waarderen apreciable = te waarderen; achtenswaardig estimar = schatten; waarderen merecer = verdienen el mérito = de verdienste el premio = de prijs; de onderscheiding agradable = aangenaam; prettig desagradable = onaangenaam tolerante = tolerant; verdraagzaam intolerante = intolerant; onverdraagzaam tener suerte = geluk hebben bien = goed mejor = beter bueno; buena; bien = goed positivo; positiva = positief la suerte = het geluk tener mala suerte = pech hebben la desgracia = het ongeluk; de tegenslag malo; mala = slecht peor = slechter malo = slecht pésimo; pésima = zeer slecht monótono; monótona = eentonig; monotoon reclamar = opeisen; reclameren; vorderen la reclamación = de eis; de aanmaning; de klacht la queja = de klacht excelente = uitstekend; uitmuntend perfecto; perfecta = perfect; volmaakt ideal = ideaal extraordinario; extraordinaria = buitengewoon singular = uniek; bijzonder fantástico; fantástica = fantastisch estupendo; estupenda = geweldig; schitterend maravilloso; maravillosa = prachtig; wonderbaarlijk la maravilla = het wonder hermoso; hermosa = mooi; prachtig magnífico; magnífica = schitterend; prachtig formidable = formidabel; geweldig alabar = loven; prijzen idiota = idioot; onnozel; gek terrible = verschrikkelijk; vreselijk horrible = afschuwelijk; verschrikkelijk odioso; odiosa = onuitstaanbaar; afschuwelijk antipático; antipática = onaardig; onsympatiek la antipatía = de afkeer; de antipathie imbécil = imbeciel; zwakzinning; stom incomprensible = onbegrijpelijk; onverklaarbaar confuso; confusa = verward; van streek; onduidelijk ridículo; ridícula = belachelijk; uitzonderlijk klein; uitzonderlijk weinig pesado; pesada = lastig; vervelend; saai raro; rara = zeldzaam; raar; vreemd extraño; extraña = vreemd harto; harta = beu; zat despreciar = verachten famoso; famosa = beroemd; bekend interesante = interessant; gewichtig importante = belangrijk; interessant la importancia = het belang; de betekenis indispensable = onmisbaar; absoluut noodzakelijk increíble = ongelooflijk absurdo; absurda = absurd Por Dios! = In hemelsnaam! incorrecto; incorrecta = onbeleefd; onjuist inmoral = immoreel tremendo; tremenda = ontzettend; verschrikkelijk arbitrario; arbitraria = willekeurig el meyor; la meyor = de beste el peor; la peor = de slechtste; de ergste tener = bezitten; hebben propio; propia = eigen la fortuna = het fortuin; het lot; het geluk rico; rica = rijk pobre = arm la pobreza = de armoede la miseria = de ellende; de grote armoede poseer = bezitten disponer = beschikken ser de = zijn van; horen bij pertenecer = toebehoren la posesión = het bezit particular = particulier; eigen; privé- la riqueza = de rijkdom el lujo = de luxe la prosperidad = de welvaart; de bloei el bienestar = het welzijn; de welstand el testamento = het testament heredar = erven el heredero; la heredera = de erfenaam; de erfgename la herencia = de erfenis lujoso; lujosa = luxueus
Ingezonden op 12-12-2016 - 645x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!