Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via WRTS. Klik op 'Overhoren'

Na Klar!, deel -

0 Basiswoordenlijst

Jaar 5 (havo)

der Aufkleber= sticker
sich auflössen= oplossen, verdwijnen
aufmerksam (aufmerksamkeit)= attent, aandachtig
aufsässig= opstandig
der Aufschwung= opleving
die Aufspalting= opsplitsing
der Auftakt= het begin
der Aufwand= inspanning, moeite ophef
aufwendig= duur, ingewikkeld
Aufwendungen (mv)= kosten, moeite
aufwiegen= opwegen tegen
die Ausbieldung= opleiding
ausblenden= niet in beeld brengen
ausdrücken (Ausdruck)= uitdrukken, tot uitdrukking brengen
auseinanderklaffen= zeer sterk uiteenlopen
(sich) auseiandersetzen (auseinandersetzung)= discussiëren; zich bezighouden
die Ausführung= betoog
ausgleichen (Ausgleich)= compenseren, weer goed maken
die Ausgleichmaße= evenwichtsherstellende maatregel
das Auskommen= inkomen
die Auskunft= inlichtingen, informatie
die Auslese= selectie, keus, sortering, elite
ausloten= peilen
ausreichend= voldoende
die Aussage= uitspraak
aussagegefähig= veelzeggend
Ausschreitungen (mv)= ongeregeldheden
der Ausschuss= commissie
außerdem= bovendien
sich äußern= uiten, zich uitlaten
außerordentlich= buitengewoon
aussteigen= uitstappen, er mee ophouden
die Ausstellung= tentoonstelling
die Auswirkung= gevolg, uitwerking
die Auszeichnung= onderscheiding
auszuhalen= uit te houden, dragelijk
bald ... bald ...= nu eens ... dan weer ...
beanspruchen= opeisen, in beslag nemem
beanstanden= bezwaar maken
der bedarf= behoefte
bedauern= spijt hebben
bedenkenlos= zonder enig bezwaar
bedingen= bepalen
bedingt (Bedingung)= beperkt, ondervoorwaarde, tot op zekere hoogte
bedürfen (Bedürfnis)= nodig hebben, behoeven
beeinträchtigen= nadelig beïnvloeden
begegnen (begegnung)= ontmoeten
die Begeisterung= enthousiasme
begründen (Begründung)= motiveren
behaftet= behept, belast
behaupten= beweren, handhaven
beheben= uit de weg ruimen
behindert= gehandicapt
der behinderte= gehandicapte
behörden (mv)= autoriteiten, overheid
belegen= bewijzen; bezetten
beliebig= willekeurig
bemerkenswert= opmerkelijk
beobachten= waarnemen
die bequemlichkeit= gemak
berechtigen= het recht geven
berechtigt= rechtvaardig
der bereich= gebied
die Bereitstellung= ter beschikking stellen
der Bericht= verslag
die Berichterstattung= verslaggeving
berücksichtigen= rekening houden met
beschäftigt= bezig, aan het werk
die beschäftigung= werkgelegenheid
beschränken= beperken
beschützen= beschermen
die Beschwerde= klacht
beschwichtigen= tot bedaren brengen, kalmeren
besiedelt= bevolkt
bestätigen= bevestigen
bestehen= slagen, examen
bestimmen= bepalen
bestürzend= verontrustend
sich beteiligen (Beteiligung)= deelnemen
beteuern= beloven, verzekeren
betonen= benadrukken
betreuen (Betreuer)= begeleiden
die Betreuung= zorg, verzorging, begeleiding
bevorzugen= de voorkeur geven aan
bewältigen (Bewältgung)= onder de knie krijgen, beheersen
bewenden lassen bei, es= het laten bij
sich bewerben (bewerbung)= solliciteren
bewerten= beoordelen
bewirken= tot stand brengen
bezeichnen (bezeichnung)= aanduiden
Beziehen: sich ~ auf= betrekking hebben op
beziehungsweise= respectievelijk
Bezug: in ~ auf= met betrekking tot
bezüglich (+2)= met betrekking tot
bezwecken= bedoelen
bieder= braaf, rechtgeschapen
die bildung= beschaving, ontwikkeling
bischer, bischerig= tot nu toe
bislang= tot dusverre
bisweilen= soms
blenden= verblinden
blitzartig= bliksemsnel
bloß= alleen maar, slechts
bremsen= (af)remmen
die Bundesantalt= overheidsinstelling
der (die) Bundetagspräsidentin= voorzitter van de bondsdag (tweede kamer)(von) daher= daarom
dahin sein= voleren
darlegen= uiteenzetten, uitleggen, verklaren
Daten (mv)= gegevens
Das Defizit= tekort
Demgegenüber= daarentegen
Demgemäß= dienovereenkomstig
Demnach= dus, derhalve
Demnächst= binnenkort
Das Denkmal= monument
Denuzieren= verklikken
Derartig= dusdanig, zodanig
Derzeit= op het moment
Diffamieren= belasteren
Die Droge(n)= drugs
Die Drogenzufur= aanvoer van drugs
Der Drückeberger= iemand, die de kantjes ervan af loopt
Durchaus= volstrekt, absoluut
Durchkommen= lukken, slagen
Durchschnittlich= gemiddeld
Die Durchsetzungs-fähigkeit= doorzettingsvermogen
Fähigkeit, die durchwegs= over het algemeen; altijd, zonder uitzondering
Eben= juist; nu eenmaal
Die Ebene= vlakte
Ebenfalls= eveneens
Ehegatte (-gattin), der (die)= echtgenoot (-genote)
Ehemalig; ehemals= voormalig; vroeger
Ehrenswert= eerzaam
Eigenständig (ehenständigkeit)= zelfstandig
Sich eignen= geschikt zijn
Einbeziehen (Einbeziehung)= erbij betrekken
Eindeutig= ondubbelzinneg
Einengen (Einengung)= beperken
Einfallsreich= vindingrijk
Einfältig= dom, onozel; eenvoudig
Sich einfinden= komen naar
Einfühlend= medelevend, xich verplaatsen in
Eingeben= invoeren, computer
Eingeschlossen= inclusief
Eingestehen= toegeven
Der Einheimische= autochtonen
Die Einigung= overeenkomst
Einleiten= op gang brengen
Einnahmen (mv)= inkomsten
Sich etwas einprägen= inprenten, onthouden
Einräumen= toegeven
Einschränken (einschränkung)= beperken
Einsichtig= verstandig
Einspruh erheben= protesteren
Einstecken= incasseren
Einstufen= classificeren, beoordelen
Einstweilig= voorlopig
Das einverständnis= goedkeuring
Die Einewanderung= immigratie
Die Einzelerscheinung= afzonderlijk, uniek fenomeen
Einzeln= afzonderlijk individueel
Einzig= enkel, enig
Einzigartig= uniek, eenamlig
Empfehlen (empfehlung)= aanbevelen, adviseren
Empfindlich= gevoelig, lichtgeraakt
Empfindsam= sentimenteel
Empören (Empörung)= verontwaardigd worden
Das (End)ergebnis= (eind)resulaat
Endgültig= definitief
Entgegenkommen= tegemoet komen
Entfachen= veroorzaken
Entfalten= ontplooien
Entfernen (Entfernung)= verwijderen
Die Entgleisung= ontsporing
Enthalten (enthält)= bevatten
Entlarven= ontmaskeren
Entnehmen= opmaken (uit de alinea)
Entscheiden (entscheidung)= beslissen
Entsetzen= ontstellen
Entsprehen= overeenkomen met
Enttäuschen (enttäuschung)= teleurstellen
Entwürdigen= vernederen
Sich entziehen= onttrekken
Entzückend= prachtig, verukkelijk
Die Erbanlage= erfelijke aanleg, genen
Erfahrungsgemäß= zoals de ervaring leert
Der Erfolg= succes
Erfolgreich= succesvol
Erforderlich= vereist
Ergänzen (Ergänzung)= aanvullen
Sich ergeben= blijken
Das Ergebnis= resultaat
Ergiebig= veel opleverend
Erhalten (erhalt)= behouden
Erheblich= aanzienlijk, behoorlijk
Erkennbar= (her)kenbaar, zichtbaar
Erkennen (Erkenntnis)= inzien, begrijpen
Erlauben= toestaan, mogelijk maken
Erläutern= toelichten
Erledigen= uit de weg ruimen; iets afmaken
Der erlös= opbrengst
Erlöschen= doven, uitgaan, ophouden te bestaan
Ermitteln= onderzoeken
Sich ernähren= leven van
Erneuerbare Energie= duurzame energie
Ernsthaft= serieus
Die Ernüchterung= ontgoocheling
Erörtern (Erörterung)= uitvoerig bespreken
Erpressen (Erpressung)= afpersen, chanteren
Erproben= testen
Erregen (Erregung)= opwinden
Erringen= (moeizaam verwerven)
Die Errugenschaft= verworvenheid
Ersetzen (Ersatz)= vervangen
Erstaunt= verbaasd
Sich erstrecken= beslaan
Erwägen= overwegen
Erwähnen=vermelden
Sich erweisen= blijken
Erzeugen= produceren, doen ontstaan
Erziehen (erziehung)= opvoeden
Etwas= ongeveer; misschienFachliche kompetenz= deskundigheid terzake
Das Fachwerk= Vakwerk (bouw van hout en klei)
Fähig (Fähigkeit)= in staat tot, bekwaam
Fahrlässig= nonchalant
Die Fahrweise= rijstijl
Fällig= noodzakelijk
Fassen= oppakken
Faul= rot; lui
Das Fazit= conclusie
Das Fehlverhalten= verkeerd gedrag
Feige=laf
Die Fernsehanstalt= zender, zendgematichtigde
Folgerichtig= logisch, conseuent
Folgern (Folgerung)= concluderen
Folglich= dus
Fordern (Forderung)= eisen
Fördern (Förderung)= bevorderen, steunen
Forschen (Forschung)= (wetenschappelijk) onderzoek doen
Der Forschungsgegenstand= onderwerp van onderzoek
Der Forschungszweig= tak van het wetenschappelijk onderzoek
Fortschrittlich=vooruitstand
Der Fortschritt= vooruitgang
Frage: in ~ stellen= in twijfel trekken
Fraglos= ongetwijfeld
Fragwürdig= twijfelachtig
Frech= brutaal
Freilich= weliswaar, echter; zeker
Fremdkörper= indringer
Der Frevel= misdrijf
Die Frist= termijn
Die Führungskracht=leidinggevende kracht
Die Führungsrolle= leidinggevende rol
De Funk= radio, mobiele telefoon
gängig= gangbaar, gebruikelijk
(im) Ganzen= over 't algemeen
die Gattung= genre; soort
die Gebühr= bijdrage
Gebühren (mv)= kosten
gedanklich= inhoudelijk
geeignet= geschikt
gefällig= prettig, aangenaam
der Gegenangriff= tegenaanval
der Gegensatz= tegenstelling
die Gegenswart= tegenwoordioige tijd, heden
gegnerisch= van de tegenpartij
gehässig= hatelijk
gehoben= hoger, beter
geht .. hevor (hervorgehen)= blijken
das Geistesprodukt= verzinsel
gelegentlich= af en toe, soms
das Gelenk= gewricht
gemäß= overeenkomstig
gemeinhin= gewoonlijk
gemütskrank= psychisch, geestelijk ziek, depressief
gemütvoll= gemoedelijk
genehmigen (Genehmigung)= toestaan
genügen= voldoende zijn
zur Genüge= genoegzaam, voldoende
gerade= juist
geradezu= gewoonweg, bepaald
gerecht= rechtvaardig
gerecht werden= recht doen aan
das Gerichtszurteil= vonnis
geringfühig= minimaal, gering, onbetekenend
gesamdeutsch= van beide (Oost- en West-) Duitslanden
gesättigt= verzadigd
der Geschäftsführer= bedrijfsleider
der Geschäftspartner= zakenpartner
geschickt= handig
die Geschmacklosig= smakeloosheid
geschuldet sein= schuldig zijn
geschweige denn= laat staan dat
die Geschwindigkeit= snelheid
gesellschaftlich (gesellschaft)= maatschappelijk
das Gesetz= wet
der Gesetzgeber= wetgevende macht
gesetzwirdig= in strijd met de wet
der Gesichtspunkt= critirium
das Gespenst= spook
gestalten (gestaltung)= vormgeven
das Getreide= graan
gewährleisten= garanderen
die Gewährung= het toestaan
der Gewalttäter= pleger van een geweldsdelict
gewandt= (wort gewandt)= handig (met woorden)
Das Gewerbe= beroep; bedrijf; bedrijfstak
Die Gewerbeverordnung= bedrijfsvergunningenwet
Die Gewerkschaft= vakbond
Die Gewinnspanne= winstmarge
Gewissermaßen= in zekere zin
Gewöhnungsbedürftig= onwennig
Gierig (Gier)= gulzig, gretig
Der Gipfel= top(punt)
Der Gläubiger= schuldeiser
Gleichgültig= onverschillig
Gleichsam= als het ware
Gleichwohl= evenwel, echter
Das Glied= lid, schakel
Global= over de hele wereld
Grausam (Grausamkeit)= wreed
Der Grund= reden
die Grundausbildung= basisopleiding
gründen= oprichten, stichten
gründen: sich ~auf= (zich) baseren op
das Grundgesetz= grondwet
die Grundlage= basis
gründlich= grondig
das Grundnahrungsmittel= primaire voedingsmiddel
grundsätzlich= principeel
die Gründung= oprichting, stichting
das Gutachten= rapport, advies

Ingezonden door Metal=Forever op 02-01-2017 - 873x bekeken.
Laatst bijgewerkt: 12-04-2017.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!

voting system
1
2
3
4
5

Nog niet af, ga ik later mee verder

Deze overhoring is meer dan vier jaar geleden ingestuurd!!
Waarschijnlijk werk je met een recentere druk en wijkt jouw boek af van de oefening hierboven.

Reacties

Er zijn nog geen reacties.

Vakken

Na Klar!, deel -

0 Basiswoordenlijst

Reacties