Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via WRTS. Klik op 'Overhoren'

Na Klar!, deel 2

6 Typisch lernbox;; Par. 2 t/m 6 + Grammatica.

Jaar 2 (havo/vwo)

vandaag = heute
de vakantie = die Ferien
direct, onmiddellijk = sofort
het gevoel = das Gefühl
belachelijk = lächerlich
verstoppen = verstecken
beginnen = anfangen
kwijtraken = loswerden
tamelijk = ziemlich
verdrietig = traurig
het liefdesverdriet = der Liebeskummer
de reclame = die Werbung
grappig = witzig
de vriendschap = die Freundschaft
de uitzondering = die Ausnahme
het nieuws = die Nachrichten
kieskeurig = wählerisch
gemakkelijk = bequem
de etalage = das Schaufenster
de kleren = die Klamotten
soms = manchmal
buiten = draußen
wandelen = spazieren
bont = bunt
aantrekken = anziehen
de rubberlaarzen = die Gummistiefel
de leren schoenen = die Lederschuhe
vies = dreckig
goed gehumeurd zijn = gute Laune haben
letten op = achten auf
was würdest du antworten? = wat zou jij antwoorden?
das hätte ich auch gesagt = dat zou ik ook hebben gezegd
da wärst du doch auch wütend? = dan zou jij toch ook woest zijn?
könnte ich jetzt bestellen = zou ik nu kunnen bestellen?
ich möchte einen Kaffee = ik zou graag een koffie willen
Wat zou jij antwoorden? = Was würdest du antworten?
Hoe vind je deze CD? = Wie findest du diese CD?
De vorige was beter. = Die vorige war besser.
Vind je dat echt? = Meinst du wirklich?
Dat vind ik helemaal niet. = Das finde ich aber gar nicht.
Dat is nu eenmaal een kwestie van smaak. = Das ist eben Geschmackssache.
Wat is er aan de hand? = Was ist los?
Heb je liefdesverdriet? = Hast du Liebeskummer?
Dat zou je zo kunnen zeggen. = Das könnte man so sagen.
Wat is er dan? = Was ist denn?
Ik wil ergens heengaan. = Ich möchte irgendwo hingehen.
Zal ik eens met haar gaan praten? = Soll ich mal mit ihr reden?
Nee, liever niet. = Nein, lieber nicht.
We eten na afloop in de stad. = Wir essen nachher in der Stadt
Afgesproken. = Abgemacht.
Waneer kun jij? = Wann kannst du?
Ik zou morgen wel kunnen. = Ich könnte morgen schon.
Vrijdag zou beter zijn. = Am Freitag wäre es besser.
Ik kan vandaag niet. = Ich kann heute nicht.
Lukt zaterdag ook? = Geht es am Samstag?
Ik haal je om zeven uur op. = Ich hole dich um sieben Uhr ab.
Heb je al wat gevonden? = Hast du schon etwas gefunden?
Ik weet het nog niet. = Ich weiß es noch nicht.
Wil je pizza of spaghetti? = Möchtest du Pizza oder Spaghetti?
Dat maakt me niet uit. = Das ist mir egal
Die smaken me even goed. = Die schmecken mir gleich gut.
Ik neem mijn lievelingseten. = Ich nehme mein Lieblingsessen.
Hè bah! Nee, dank u. = Igitt! Nein, danke.
Lust je geen vis? = Magst du keinen Fisch?
Ik eet het liefst een pizza = Ich esse am liebsten eine Pizza.
sinds dit schooljaar is dat zo = Seit diesem Schuljahr ist das so
wie kletst krijgt straf = Wer schwatzt bekommt Strafe
dat vind ik helemaal in orde = Das finde ich ganz in Ordnung
ik vind school leuk = Mir macht Schule Spaß
ze verstoren de lessen = Sie stören die Stunden
ik schrijf graag briefjes = Ich schreibe gerne Zettel
er heerst orde = Es gibt feste Regeln
iedereen is toch anders = Jeder ist doch anders
voor mijn ouders is de beoordeling belangrijk = Für meine Eltern ist die Bewertung wichtig
velen luisteren niet in de les = Viele hören im Unterricht nicht zu
sommigen hoeven niet te leren = Manchen brauchen nicht zu lernen
gedragscijfers zijn stom = Kopfnoten sind doof
mij maakt het niet uit welk cijfer ik heb = Mir ist es egal, welche Note ich habe
ik kan niet braaf en lief stilzitten = Ich kann nicht brav und artig still sitzen
Mögen = Ergens zin in hebben, iets lusten, iemand mogen
Ik lust = Ich mag
Jij lust = Du magst
Hij lust = Er mag
Wij lusten = Wir mögen
Jullie lusten = Ihr mögt
U lust = Sie mögen
Möchten = Zou willen
Ik zou willen = Ich möchte
Jij zou willen = Du möchtest
Hij zou willen = Er möchte
Wij zouden willen = Wir möchten
Jullie zou willen = Ihr möchtet
U zou willen = Sie möchten
Wären = zou zijn
Ik zou zijn = Ich wäre
Jij zou zijn = Du wärest
Hij zou zijn = Er wäre
Wij zouden zijn = Wir wären
Jullie zouden zijn = Ihr wäret
U zou zijn = Sie wären
Hätten = zou hebben
Ik zou hebben = Ich hätte
Jij zou hebben = Du hättest
Hij zou hebben = Er hätte
Wij zouden hebben = Wir hätten	
Jullie zouden hebben = Ihr hättet
U zou hebben = Sie hätten
Könnten = zou kunnen
Ik zou kunnen = Ich könnte
Jij zou kunnen = Du könntest
Hij zou kunnen = Er könnte
Wij zouden kunnen = Wir könnten
Jullie zouden kunnen = Ihr könntet
U zou kunnen = Sie könnten
Würden = zou
Ik zou = Ich würde
Jij zou = Du würdest
Hij zou = Er würde
Wij zouden = Wir würden
Jullie zouden = Ihr würdet
U zou = Sie würden

Ingezonden door James... (Goese Lyceum) op 28-05-2009 - 1083x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!

voting system
1
2
3
4
5

Fouten, meld het ff

Deze overhoring is meer dan zeven jaar geleden ingestuurd. Dit was de begintijd van woordjesleren.nl!!
Waarschijnlijk werk je met een recentere uitgave en wijkt jouw boek af van de inzending hierboven.

Reacties (3)

Sushie

27-02-2010 14:45

Het is onmiddellijk i.p.v. onmiddelijk

En verder zou ik hoofdletters en punten erg fijn vinden, maar ja...

Toch bedankt

Doeii!
Xx Sushie

James...

08-03-2010 15:23

Er zijn tog hoofdletters en punten...?

henk

07-04-2010 16:31

perfecte woordenlijst, lernbox 4 heeft geen hoofdletters, mooi ook die grammatica erbij.

helemaal top

Vakken

Na Klar!, deel 2

6 Typisch lernbox;; Par. 2 t/m 6 + Grammatica.

Reacties (3)