Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Tremplin;)
› 3 Tremplin H15, H28, H34
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Tremplin;)
3 Tremplin H15, H28, H34
Jaar 4 (havo/vwo)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
se mettre à table = aan tafel gaan avoir faim = honger hebben avoir soif = dorst hebben c'est bon = het is lekker ça sent bon = dat ruikt lekker ça sent mauvais = dat ruikt niet lekker goûter = proeven le goût = de smaak prendre son petit déjeuner = ontbijten déjeuner = lunchen le déjeuner = de lunch dîner = dineren le dîner est prêt = het avondeten is klaar tu as de l'appétit = heb je trek non, je n'ai pas d'appétit = nee, ik heb geen trek un repas = een maaltijd un mets = een gerecht un plat = een schotel un livre de recettes, un livre de cuisine = een kookboek la cuiller, cuillère = de lepel la fourchette = de vork le couteau = het mes une assiette = een bord une tasse = een kopje une soucoupe = een schoteltje un bol de lait chaud = een kom warme melk un verre à vin = een wijnglas un verre de vin = een glas wijn une bouteille = een fles le bouchon = de kurk un tire-bouchon = een kurkentrekker la nappe = het tafelkleed une serviette = een servet un panier avec du pain = een mandje met brood une baguette bien cuite = een goeddoorbakken stokbrood le beurre = de boter beurrer une tartine = een boterham smeren la confiture = de jam une saveur piquante = een pikante smaak une odeur, un parfum = een geur savourer, déguster = genieten van savoureux, délicieux, succulent = heerlijk un gourmet = een lekkerbek un gourmand = iemand die veel en lekker eet doux, douce = zoet sucré = zoet salé = gezouten le sel = het zout le poivre = de peper amer, amère = bitter ça a un goût amer = dat heeft een bittere smaak aigre, acide = zuur du lait aigre = zure melk des fruits acides = zuur fruit un café sans sucre = een kopje koffie zonder suiker un morceau de sucre = een klontje suiker un gâteau = een gebakje la crème chantilly, la crème du chantilly = slagroom une boisson rafraîchissante = een frisdrank un jus de fruits = een vruchtensapje A la presse = de pers un journal = een krant un journal du soir = een avondkrant un journal du dimanche = een zondagskrant journalier; journalière = dagelijks une besogne journalière = een dagelijkse bezigheid un article dans un magazine = een artikel in een tijdschrift peu de texte, beaucoup d'images {m-v} = weinig tekst, veel plaatjes la couverture = het omslag; de kaft un titre en capitales = een krantenkop in hoofdletters un éditorial = een hoofdartikel à la une = op de voorpagina paraître = verschijnen; uitkomen sortir = uitkomen la parution = het verschijnen; de publicatie; de uitgave le journalisme = de journalistiek un journaliste = een journalist une journaliste = een journaliste collaborer à une édition spéciale = meewerken aan een speciale uitgave un quotidien = een dagblad un hebdomadaire = weekblad quotidien; quotidienne = dagelijks les nouvelles quotidiennes = het dagelijkse nieuws hebdomadaire = wekelijks le repos hebdomadaire = de wekelijkse rust un mensuel = een maandblad mensuel; mensuelle =maandelijks annuel; annuelle = jaarlijks B imprimer = drukken une imprimerie = een drukkerij un imprimeur = een drukker Des fautes d'impression ont tout gâché {v} = Drukfouten hebben alles verpest le tirage = de oplage tiré à 500.000 exemplaires = oplage 500.000 exemplaren le journal télévisé = het televisiejournaal les nouvelles; les informations; les infos {v} = het nieuws diffuser un programme en direct = een programma rechtstreeks uitzenden une émission; une diffusion = een uitzending un speaker = een omroeper une speakerine = een omroepster annoncer = aankondigen l'image et le son {v} = beeld en geluid un téléviseur = een televisietoestel sur la première chaîne = op het eerste net à l'écran = op het scherm; op de buis la télévision par câble = kabeltelevisie sur le câble = op de kabel à la télé = op de televisie à la radio = op de radio un téléspectateur = een tv-kijker regarder la télé = tv kijken un auditeur = een luisteraar écouter la radio = naar de radio luisteren un lecteur de cassettes = een cassettedeck un lecteur de DVD = een DVD-speler C un lecteur de compacts = een CD-speler un disque compact = een CD un DVD = een DVD le stockage d'information = het opslaan van informatie stocker = opslaan un baladeur = een walkman un baladeur CD = een discman remplacer les piles {v} = de batterijen vervangen un bouton = een knop une enceinte acoustique; un baffle = een geluidsbox un haut-parleur = een luidspreker; speaker L'appareil est branché = Het toestel is aangesloten allumer l'appareil = het toestel aanzetten éteindre l'appareil = het toestel uitzetten mettre en marche = aanzetten Ça marche = Hij doet het un portable = een portable tv; een laptop; een mobieltje une platine = een platenspeler un animateur = een disc-jockey; DJ un appareil photo numérique = een digitale camera un caméscope {une caméra vidéo portative} = een videocamera; camcorder enregistrer = opnemen faire un enregistrement = een opname maken travailler sur un ordinateur = op een computer werken le logiciel = de software le matériel = de hardware le clavier = het toetsenbord la souris = de muis taper = intikken cliquer = klikken télécharger = downloaden une puce = een chip la mémoire = het geheugen le disque dur = de harde schijf le courriel; le courrier électronique; le mél = de e-mail un internaute = een websurfer un usager = een gebruiker faire usage de = gebruik maken van faire le ménage = het huishouden doen ménager; ménagère = huishoudelijk des appareils ménagers = huishoudelijke apparaten un magasin d'électroménager = een winkel in huishoudelijke artikelen répartir les tâches ménagères; partager les tâches ménagères = de huishoudelijke taken verdelen une ménagère = een huisvrouw une femme de ménage = een werkster; een hulp entretenir sa maison = zijn huis onderhouden l'entretien = het onderhoud {mannelijk} passer l'aspirateur = stofzuigen vider la corbeille à papier = de prullenbak legen nettoyer = schoonmaken; reinigen; poetsen une maison propre = een schoon huis la propreté = de netheid; de reinheid sale; malpropre = vies; smerig; vuil la saleté = de viezigheid; de smerigheid essuyer les meubles avec un chiffon = de meubels afnemen met een stofdoek essuyer des verres avec un torchon = glazen afdrogen met een vaatdoek ranger sa chambre = zijn kamer opruimen ranger dans une boîte = opbergen in een doos balayer le sol = de grond vegen; de grond aanvegen un balai = een bezem la poussière = het stof poussiéreux = stoffig dépoussiérer = afstoffen enlever la poussière; ôter la poussière = stof afnemen; stof weghalen frotter le plancher; frotter les carreaux = de vloer opwrijven; de vloer boenen; de tegels opwrijven; de tegels boenen jeter les déchets à la poubelle = het afval inde vuilnisbak gooien sortir les sacs-poubelle = de vuilniszakken buitenzetten {mannelijk} rentrer la poubelle = de vuilnisbak binnenhalen les ordures ménagères = het huishoudelijk afval faire les lits = de bedden opmaken défaire les lits = de bedden afhalen faire la lessive; laver le linge = de was doen; wassen du linge sale = vuile was un détergent = een wasmiddel un lave-linge; une machine à laver = een wasmachine un sèche-linge = een wasdroger; een droger sécher = drogen sec; sèche = droog repasser = strijken un fer à repasser = een strijkbout; strijkijzer faire des courses; faire des achats; faire des emplettes = boodschappen doen faire la cuisine = koken mettre dans le four; mettre au four = in de oven zetten mettre dans le mirco-ondes = in de magnetron zetten mettre la table; mettre le couvert = de tafel dekken débarasser la table = de tafel afruimen faire la vaiselle = de afwas doen un lave-vaiselle = een vaatwasser laver les vitres = de ramen lapen un seau d'eau = een emmer water une éponge = een spons
Ingezonden op 09-01-2017 - 276x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!