Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Antropologie
› 0 College 1
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Antropologie
, deel 1
0 College 1
Jaar 1 (universiteit)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
Wat is wijsgerige antropologie? = Reflectie, zelfinterpretatie, gaat er vanuit dat de mens een zelfinterpreterend wezen is en dat de zin-vraag universeel is. Niet alle culturen (ook in de geschiedenis) hebben voor ons een herkenbare vorm van filosofie. In de westerse cultuur is er vanaf de tijd van de Grieken sprake van zelfreflectie in de filosofie. Vanaf wanneer is de wijsgerige antropologie een aparte discipline? = Tussen de 1e en de 2e WO (20e eeuw) Wie zijn de drie grondleggers van de wijsgerige antropologie? = De drie Duitse filosofen Man Scheler (1874-1928), Helmuth Plessner (1892-1985) en Arnold Gehlen (1904-1976). Wanneer verschuift het zwaartepunt van de wijsgerige antropologie en waar verschuift het naartoe? = Na de tweede wereldoorlog, naar Frankrijk. Noem belangrijke filosofen van de wijsgerige antropologie. = De Duitse filosofen Man Scheler (1874-1928), Helmuth Plessner (1892-1985), Arnold Gehlen (1904-1976), Martin Heidegger en Karl Jaspers. (Emanuel Kant 1724-1804) De Franse filosofen Jean-Paul Satre, Simone de Beauvoir, Maurice Merleau-Ponty, Paul Ricoeur, Jacqeus Lacan. Waardoor is wijsgerige antropologie tussen de eerste en tweede wereldoorlog in Duitsland een aparte discipline geworden? = Het heeft te maken met ontwikkelingen binnen en buiten de filosofie die met elkaar samenhangen. In met namen de Duitse filosofie van begin 20e eeuw overheerste het neo-Kantianisme en daarmee ook het paradigma van het Kantiaanse subject. De kritiek op, en het ontwerp van alternatieven voor de moderne Kantiaanse subject vormt de grondslag van de nieuwe, zelfstandige discipline van de wijsgerige antropologie. Deze ontwikkeling in de filosofie staat niet los van sociaal-culturele veranderingen die leiden tot een crisis in de zelfinterpretatie van de mens. Deze crisis is het gevolg van twee ingrijpende verschuivingen die zich aankondigden in de 19e eeuw en nu nog steeds, maar dan een eeuw later, de zekerheden ondermijnen waarop de zelfinterpretatie van de mens lange tijd gebaseerd is geweest. Vanzelfsprekende aannames over wie en wat de mens in, worden ondermijnd door twee dingen: 1. Het proces van secularisatie of, in de vaak aangehaalde woorden van Nietzsche, ‘de dood van God’. 2 Door de verwetenschappelijking van het mensbeeld. Dus Interne filosofische reden: Kritiek op mensbeeld: de mens is rationeel object. Twee externe filosofische redenen: Veranderingen in de Westerse cultuur. Mensen geloven niet meer in God. En verwetenschappelijking van het mensbeeld. Waardoor wordt de vraag wat de mens is actueel? = Eerst was het duidelijk wat de mens was: een schepsel van God. Maar doordat mensen niet meer in God geloven, is het niet vanzelfsprekend wat we zijn. Er is geen antwoord op de vraag en daarom is de vraag actueel. Noem een voorbeeld hoe de wetenschap heeft bijgedragen aan de secularisatie? = De invloed van Darwins evolutietheorie. Hoe kunnen we antwoord geven op de vraag wat de mens is? = Door aan te geven wat de specifieke aard van de mens is. Dit kan door vergelijking met dier of computer, maar dan moet je de verschillen eruit halen i.p.v. gelijkenissen zoeken. Waarvan zijn Kant en Descartes de grondlegger? = Van moderne subjectiviteit. Wat is een belangrijk kenmerk van het nieuwe mens- en zelfbeeld? = Autonomie. Wat betekent Epistemologische autonomie? = Dat niet God, maar het moderne subject zelf oorspring is van, en verantwoordelijk is voor, kennis en waarheid. In wie zijn werk wordt de verzelfstandiging of emancipatie van de mens ten opzichte van God zichtbaar? = Kant Wat betekent Ethische autonomie? = Dat goed en kwaad niet een kwestie zijn van Gods genade of duistere wegen, maar veelmeer van menselijke intenties, handelingen en verantwoordelijkheid. Wat wordt er bij Kant bedoeld met vernunft? = Het redelijk en moreel vermogen van de mens. Wat is volgens Kant de essentie van de mens? = Het vernunft Wat onderscheidt de mens volgens Kant van de dieren? = Het vernunft en het verstand. Waarvan is het vernunft de grondslag? = Van de theoretische (epistemologische) en praktische (morele en politieke) autonomie van de mens. In theoretisch opzicht is de mens autonoom, omdat rede en verstand hem in staat stellen zelf te denken en kennis op doen. Waarin benadrukt Kant dat er moed voor nodig is om zelf na te denken? = In Beantwortung der Frage: Was ist Aufklärung? Er is moet nodig om zelf na te denken. Wat Kant daarover zegt, hoort tot de gevleugelde woorden van de Verlichtingsfilosofie. Wat zegt hij daarover? = “Sapere aude! Habe Mut dich deines eigenen Verstandes zu bedienen!, ist also der Wahlspruch der Aufklärung.” Vertaling: “Durf te denken! Heb de moed je te bedienen van je eigen verstand! is dus de leus van de Verlichting.” Wat is volgens Kant de voornaamste reden dat we niet zelf nadenken en ons liever beroepen op autoriteiten van allerlei aard? = Luiheid en lafheid. Waarom is de mens in praktisch opzicht autonoom? = Omdat hij als Vernunft persoon in staat moet worden geacht te kunnen handelen volgens een door hemzelf gestelde en aanvaarde wet, de zogenaamde zedenwet. Wat is de zedenwet (Kant) = De wet waar een vernunft persoon naar hoort te kunnen handelen, namelijk een door hemzelf gestelde aanvaarde wet. Uitdrukking van de zedenwet is de categorische imperatief die het handelen onderwerpt aan de universaliseerbaarheidseis. Hoe definieert Kant de universaliseerbaarheidseis? = Handel volgens die stelregel waarvan ‘we kunnen willen dat hij als algemene wet zal gelden.’ (Voetnoot: Ik spreek hier met opzet van een “hij” als het om de Vernunftperson gaat omdat Kant van mening was (zoals overigens bijna iedereen in die tijd) dat vrouwen en niet-westerse volken gespeend waren van de redelijke en morele vermogens van de Vernunft.) Waaruit bestaat het cartesiaanse dualisme? = lichaam (res extensa) en geest (res cogitans) Hoe ziet het dualisme van Kant eruit? = Op het ontologische dualisme van materie/natuur/lichaam versus geest/bewustzijn/denken stapelt Kant het epistemologische dualisme van enerzijds de empirische wereld van de fenomenen (inclusief het empirische subject) en anderzijds de noumenale wereld van de vernunftperson (het noumenale subject). Bij Kant neemt het dualisme de vorm aan van een kloof die gaapt tussen de empirische, voor zintuigelijke ervaringen toegankelijke wereld van de fenomenen waar natuurnoodzaelijkheid heerst enerzijds en de noumenale, slechts voor het denken en de zuivere wil (de theoretische en praktische vernunft) toegankelijke wereld van de vrijheid anderzijds. Het is een kloof die dwars door de mens heen loopt. Als empirisch subject zijn wij een lichamelijk, zin(tuig)lijk natuurwezen, onderhevig aan lusten, emoties en natuurwetten, als vernunft persoon zijn we een cultuurwezen dat door opvoeding, onderwijs en historische leerprocessen in staat is tot vrijheid, redelijkheid en moraliteit. Wat stapelt Kant op bij zijn dualisme? = Hij stapelt het epistemologische dualisme van enerzijds de empirische wereld van de fenomenen(inclusief het empirische subject) en anderzijds de noumenale wereld van de vernunftperson (het noumenale subject) op het ontologische dualisme van materie/natuur/lichaam versus geest/bewustzijn/denken. Wat wordt er in Kants dualisme bedoeld met fenomeen (bij materieel subject)? = We kunnen alleen als fenomenen verschijnen. We kunnen de dingen niet kennen zoals ze aan een hond verschijnen. We kunnen de dingen ook niet kennen zoals ze in zichzelf zijn. Alleen een Goddelijke substantie kan dat. Wat wordt er bij Kants dualisme bedoeld met fenomeen (immaterieel subject)? = We verschijnen ook aan elkaar. We zijn herkenbaar aan anderen als empirische verschijning. (We kunnen alleen als fenomenen verschijnen. We kunnen de dingen niet kennen zoals ze aan een hond verschijnen.) Wat wordt er bij Kants dualisme bedoeld met noumenon? = We zijn intelligibel karakter, dat staat tegenover kenbaar. Is te bereiken door denken. De fouten die mensen maken is door over noumenon te zeggen dat er kennis is. We kunnen geen kennisuitspraken doen over vernunft persoon. Welke vorm neemt het dualisme van Kant aan? = Van een kloof die gaapt tussen de empirische, voor zintuiglijke ervaring toegankelijke wereld van de fenomenen waar natuurnoodzakelijkheid heerst enerzijds en de noumenale, slechts voor het denken en de zuivere wil (de theoretische en praktische vernunft) toegankelijke wereld van de vrijheid anderzijds. Het is een kloof die dwars door de mens heen loopt. Hoe kun je in Kants dualisme de kloof die dwars door de mens heenloopt omschrijven? = Als empirisch subject zijn wij een lichamelijk, zin(tuig)lijk natuurwezen, onderhevig aan lusten, emoties en natuurwetten. Als vernunft persoon zijn we een cultuurwezen dat door opvoeding, onderwijs, en historische leerprocessen in staat is tot vrijheid, redelijkheid en moraliteit. Hoe denkt Kant over de vrije wil? = We hebben een vrije wil als vernunft persoon, niet als empirisch persoon. Redenering: Ethiek kan bij Kant geen kwestie zijn van empirische, lichamelijke subjecten, want die zijn onderhevig aan emoties, begeertes en natuurnoodzakelijkheid. Als empirisch subject missen we de autonome vrije wil die voorwaarde is voor moreel handelen. Als empirisch persoon hebben we dus geen vrije wil. Alleen als vernunft persoon zijn we werkelijk autonoom, dat wil zeggen, hebben we een zuivere, niet door de lusten en lasten van het empirische subject bezoedelde, vrije wil. Waarvoor is het Dualisme van Kant zeer bepalend bij Kant? = Voor zijn opvatting over ethiek. Wat is het probleem met het dualisme van Kant? = Fenomeen moet ook lichamelijk zijn. Omdat hij niet uit ontologisch dualisme komt, wat hij overneemt, wordt dit een probleem. Hij wil een link leggen met rede en verstand. Dit wordt een probleem in zijn ethiek. Aan denkvermogen verwijst hij een eigen gebied toe fenomeen, maar ook noumenon en ding an sich. Je kunt aan alles merken dat hij hierop voortbouwt, maar omdat hij niet goed nadenkt over fenomeen, is er een probleem in zijn ethiek. Zijn ethiek is niet overtuigend. Hoe denkt Kant over dieren? = Hij ziet ze als dingen. Welke twee vormen van antropologie onderscheid Kant? = fysiologische antropologie en antropologie ‘in pragmatischer Hinsicht’. Het is hem vooral om dat laatste te doen. Wat is de ‘pragmatische’ antropologie? = Het kan opgevat worden als een empirische aanvulling op zijn ethiek. Het betreft de mens als vrij handelend wezen. Waar gaat Kants ethiek van uit? = Van de zuivere praktische Vernunft (de zuivere vrije wil) van het noumenale subject en de categorische imperatief, dat wil zeggen, het niet empirisch-contingente maar onvoorwaardelijke gebod. Waarom en waarvoor heeft Kant de ‘pragmatische’ antropologie nodig? = Als bron van ervaringskennis over de vrij handelende mens. Omdat je bij zijn ethiek niets te weten komt over het empirische subject, in concreto, het vrij handelende individu en zijn (mis)daden. Welk probleem probeert Kant in zijn derde en laatste kritiek, de Kritik der Urteilskraft, op te lossen? = Als empirische subjecten zijn we in Kants ethiek onderworpen aan de natuurnoodzakelijkheid en dus niet vrij. Hoe denkt Kant in zijn pragmatische antropologie over de mens als redelijk en moreel wezen? = De mens is een vernunft persoon. Dat betekent dat de mens een redelijk en moreel vermogen heeft, maar niet dat we ook daadwerkelijk redelijk of moreel zijn. Hij denkt eerder aan het tegendeel. We laten ons te veel leiden door ons instinct en daarom zijn we geneigd tot alle kwaad. Hij beschouwd redelijkheid en moraliteit als een te verwerkelijken doel, waarbij de pragmatische antropologie kan helpen. Hoe kan de pragmatische antropologie helpen de mens redelijk en moreel te maken? = Een mensenleven is te kort. Hij hoopt op de ontwikkelingen van de menselijke soort. Wijsheid en ervaring die van generatie op generatie wordt overgedragen, zou in principe tot de perfectionering van de menselijke soort kunnen leiden. Hoe kijkt Kant op de geschiedenis van de mens? = Als één lang leerproces. Een proces van vooruitgang. Typisch Kantiaans geformuleerd: We moeten geloven en hopen dat de geschiedenis een proces van vooruitgang kan zijn, ook al wordt dit geloof en deze hoop voortdurend gelogenstraft door de feiten. We moeten dat geloven en hopen, want het alternatief is cynisme en wanhoop.
Ingezonden op 09-01-2017 - 1172x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!