Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'

D'accord!, deel 5/6

2 Alle woorden (§1 t/m 8)

Jaar 5 (vwo)

§1
approuver = goedkeuren
avoir du mal à = moeite hebben om
cacher = verbergen
consoler = troosten
déverser = uitstorten, de vrije loop laten
élever = opvoeden
en avoir ras le bol = er schoon genoeg van hebben
en commun = gemeen(schappelijks)
faire de la peine = verdriet hebben
je m'en fous = ik heb er lak/maling aan
la course aux notes = de cijferwedloop
la moyenne = het gemiddelde
la ressemblance = de gelijkenis
la solitude = de eenzaamheid
le bulletin = het rapport
ne ... plus que = alleen nog maar
ne ... plus rien = niets meer
ni ... ni = noch ... noch
rendre triste = verdrietig maken
ressentir = voelen, ervaren
se cogner = (zich) stoten, botsen
tendre l'oreille = de oren spitsen
une dépression nerveuse = een zenuwzinking

§2
angoisser = angstig maken
apprivoiser = temmen
douloureux = pijnlijk
imposer = opleggen
la curiosité = de nieuwsgierigheid
la greffe = de transplantatie
la maladie = de ziekte
le corps = het lichaam
le traitement = de behandeling
malsain = ongezond
priver de = ontzeggen, onthouden
subir = ondergaan
tordre = verwringen
§3
abolir = afschaffen
accuser de vol = van diefstal beschuldigen
affirmer = beweren, verklaren
alerter = waarschuwen
avoir tendance à = de neiging hebben om
condamner à mort = ter dood veroordelen
décrire = beschrijven
devenir inexpulsable = niet uitgezet kunnen worden
échapper = ontsnappen
en plein jour = midden op de dag
enlever = ontvoeren
être libéré = bevrijd worden
l'abolition = het afschaffen
la disparition = de verdwijning
la prison = de gevangenis
la terminale = de eindexamenklas
le sort = het lot
majeur = meerderjarig
porter plainte = een klacht indienen
rater = missen
transmettre = overhandigen, overbrengen
une épreuve = een toets
§4
uit elkaar gaan, scheiden = se séparer
alles weten = tout savoir
als de vakantie eenmaal voorbij is = une fois les vacances finies
bang zijn = avoir peur
boos worden, ruzie hebben = se fâcher
dat zou erger zijn = ce serait pire
elkaar (leren) kennen = se connaître
elkaar bellen = se téléphoner
elkaar ontmoeten = se rencontrer
elkaar schrijven = s'écrire
elkaar terugzien = se revoir
gebeuren = se passer
goed gaan = aller bien
iemand ontmoeten = rencontrer quelqu'un
iets ingewikkelds = quelque chose de compliqué
ik vind hem best wel leuk = il me plaît assez
met andere woorden = en d'autres mots
met groene ogen = aux yeux verts
smoorverliefd = fou amoureux
teleurgesteld = déçu
ver van elkaar wonen = habiter loin l'un de l'autre
verliefd worden = tomber amoureux
zich afvragen = se demander
zich vastklampen = s'accrocher
§5
bestellen = commander
de rekening = l'addition
in de schaduw = à l'ombre
klagen over = se plaindre de
ontbreken = manquer
vies = sale
§6
agir comme = zich gedragen als
au fur et à mesure = al naargelang
avant tout = bovenal
c'est vrai que = weliswaar
depuis = sinds
des fois = soms
dès que = zodra
en partenariat avec = gezamenlijk
enlever = uitdoen
ensuite = vervolgens
être carré des épaules = brede schouders hebben
garder = bewaren, behouden
il y a deux ans = twee jaar geleden
intégrer = toetreden tot
la féminité = de vrouwelijkheid
la formation = de opleiding
l'acier = het staal
l'apparence physique = het uiterlijk
le regard = de blik
mine de rien = zonder iets te laten merken
non seulement ... mais aussi = niet alleen ... maar ook
par rapport à = in vergelijking met, wat betreft
une émission = een uitzending
§7
appliquer à = toepassen op
assez = nogal
comprendre = bevatten
consister à = bestaan uit
donner un coup de main = een handje helpen
être destiné à = voorbestemd zijn om
exercer un métier = een beroep uitoefenen
l'enseignement = het onderwijs
l'indignation = de verontwaardiging
l'inflexion de la voix = de stembuiging
le bâton = de stok
le chef-d'oeuvre = het meesterwerk
le comédien = de acteur
le coude = de elleboog
le coup de feu = het (geweer)schot
le couteau = het mes
le pied = de voet
le projet = het project
le scientifique = de wetenschapper
le tonnerre = de donder (bij onweer)
le vent = de Wind
monter sur des planches = op de planken staan
partout ailleurs = overal elders
plein de = volop
plutôt = meer
rempli = vol
s'appuyer sur = zich baseren op
s'habituer à = wennen aan
surjouer = over-acteren
un coup de cœur = een opwelling (van geestdrift)
un coup de foudre = liefde op het eerste gezicht, een blikseminslag
un œil = een oog
§8
aan de andere kant van = à l'autre bout de
alcoholisch = alcoolisé(e)
een ervaring = une expérience
een uitspatting = un excès
een voordeel = un avantage
het drankje = la boisson
het gebruik = l'usage
het risico = le risque
het weerzien = les retrouvailles
teleurstellend = décevant
uitwisselen = échanger
augmenter = verhogen
interdire = verbieden
l'effet réel = het werkelijke effect
participer à = meedoen aan
une erreur = een vergissing

Ingezonden op 15-01-2017 - 463x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!

voting system
1
2
3
4
5

Succes!

Vragen of opmerkingen?
Laat het weten in de comments!

Voor losse oefeningen: zie de overhoringen op mijn profiel.

Deze overhoring is meer dan zeven jaar geleden ingestuurd. Dit was de begintijd van woordjesleren.nl!!
Waarschijnlijk werk je met een recentere uitgave en wijkt jouw boek af van de inzending hierboven.

Vakken

D'accord!, deel 5/6

2 Alle woorden (§1 t/m 8)