Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
ContexteFrans
› 1 alle
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
ContexteFrans
1 alle
Jaar 3 (volwassenenonderwijs)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
(aan)wijzen = indiquer (af)leveren, bezorgen = livrer (be)kijken = regarder (boven) op = sur (de/het) zelfde = même (la/le) (door)rijden = circuler (dwars) door, door…heen = à travers (geld) afhalen/afschrijven, inhouden = prélever (iemand) terugbrengen = ramener (iets) terugbrengen = rapporter (in)binden = relier (in)laden, inpakken = charger (onmiddellijk) vanaf = dès (op)wekken = susciter (over)duidelijk = évident(e) (rond)leiden = guider (uit)geperst = pressé(e) (uit)lenen (aan) = prêter (à) (uit)persen, drukken = presser (uit)rusten = reposer (se) (vast)houden = tenir (ver)mengen = mêler (vol) licht = lumineux, lumineuse (weer) bij elkaar komen = rassembler (se) (weer) verzamelen, bijeenbrengen = rassembler …geleden = il y a a speelt viool. = a joue du violon aan boord gaan, inladen = embarquer aan een stuk door, continu = continu, continue aanbevelen, aanraden = recommander aanbrengen, opdoen = appliquer aandachtig bekijken = contempler aandachtig, oplettend = attentivement aandringen = insister aangenaam, prettig = agréable aangeven = dénoncer aangeven = signaler aangezien, daar, immers = puisque aangezien, omdat = comme aanhoudend = permanente aankomen = arriver aankomen (op), bereiken = parvenir aankondigen = annoncer aankondigen met = afficher aanmoedigen = encourager Aannemen = adopter aannemen, aanvaarden = accepter aannemen, goedkeuren = adopter aannemen, in dienst nemen = engager aanraden, raad geven = conseiller aanraken = toucher aanroepen = invoquer aansnijden, een begin maken = aborder Aansteken, aandoen = allumer aantrekken = attirer aanvaarden, op zich nemen = assumer aanvallen = attaquer aanvallen, overvallen = attaquer aanvoeren, het bevel voeren over = commander aanvullen, afmaken = compléter aanvullend, extra = supplémentaire aanwezig = présent (e) aanwijzen, wijzen naar = désigner aanzetten (tot), brengen (tot) = inciter (à) aanzienlijk, behoorlijk = considérablement aanzienlijk, behoorlijk veel = considérable aanzienlijk, duidelijk = sensiblement aard-, van de aarde = terrestre aardrijkskunde = la géographie aarzelen = hésister abnormaal, niet normaal = anormal, anormale absoluut, totaal = absolu absolue absoluut, volstrekt, totaal = absolument abstract = abstrait(e) absurd, onzinnig = absurde achter = derrière achteruitgaan = reculer achtervolgen, (gerechtelijk) vervolgen = poursuivre actief = actif, active actueel, huidig, tegenwoordig = actuel(le) adellijk, statig, voornaam = noble ademhalen (in)ademen = respirer adopteren = adopter adresseren (aan), richten (aan) = adresser (à) afdrukken, printen = imprimer Afgelegen = isolé(e) afgesproken = entendu, entendue afgezien daarvan = à part ça afhankelijk zijn (van) = dépendre (de) afkomstig, stammend = issu, issue afkondigen, bekendmaken = proclamer afleggen (examen) = passer afleiden = déduire Afrika (f) = l'Afrique Afrikaans = africain, africaine Afruimen, ontruimen = débarrasser afscheuren = arracher afschuwelijk = affreux, affreuse afschuwelijk, = horrible afwezig = absent(e) afwezig zijn, missen = manquer afzien (van), afstand, doen (van), opgeven = renoncer (à) agrarisch, landbouw- = Agricole algemeen = général, générale Algerije (f) = l'Algérie Algerijns = algérien, algérienne alleen, enkel = uniquement als gevolg daarvan,daardoor = conséquent (par) als, indien, of = si als, wanneer, toen = quand Amerikaans = américain, américaine an heeft muzikaal talent. = an est douée pour la musique. analoog, overeenkomstig = analogue analyseren, onderzoeken = analyser ander, nog een = autre anders = autrement anders = sinon anti-, tegen- = anti- antiek, oud = antique antwoorden = répondre apploudiseren, = applaudir Arabisch = arabe arm = pauvre artistiek, kunstzinnig = artistique artistique = artistiek, kunstzinnig atoom, kern- = atomique authentiek, oorspronkelijk, originee = authentique automatisch = automatiquement babbelen, kletsen = bavarder baden/zwemmen = baigner (se) banaal, alledaags = banal, banale baseren (op), steunen (op) = baser (sur) basis, elementair = élémentaire bedanken = remercier bedankt, dank je, dank u = merci bedekken, warm aankleden = couvrir Bedekt = couvert(e) bedreigen = menacer bedriegen = tromper bedrijfsvoering, de export, het exporteren = l’exportation begaafd, talentvol = doué, douée begaan, plegen = commettre begeleiden, meegaan = accompagner begiftigd, voorzien = doté begin-, aanvankelijk = initial, initiale beginnen = commencer beginnen, van start gaan = Débuter begrijpen = comprendre begrijpen, verstaan = comprendre behalen, winnen = remporter behalve, uitgezonderd = sauf behandelen = traiter beïnvloeden = influencer bekend = connu, connue bekennen = avouer bekleden, vervullen = occuper bekritiseren, kritiek leveren op = critiquer bekwaam = habile belachelijk = ridicule belangrijk = important(e) België = la Belgique Belgisch = belge beloven = promettre benijden, jaloers zijn op = envier beoefenen, doen aan = pratiquer bepalen, vaststellen = déterminer beperken = limiter beperken, limiteren = limiter beperkt = restreint, restreinte bereiken = joindre bereiken, komen tot = atteindre berekenen, = calculer beroemd = célèbre Beroemd = fameux, fameuse beroepen, afhandelen = régler berusten (in), tevredenstellen = satisfaire bescheiden, gering = modeste beschermen = protéger beschikken (over) = disposer (de) beschrijven = décrire beschuldigen, aanklagen = accuser beslissen over, verwijzen = référer (à) besluiten = décider bestaan = Exister Bestaan uit = consister (en) bestaand = existant, existante bestellen = commander bestemmen = destiner besturen, leiden = administrer betalen = payer betekenen = signifier beter, best = meilleur, meilleure betreffen, betrekking hebben op = concerner bevallen, in de smaak vallen = plaire bevelen, opdragen = ordonner beven, trillen, rillen = trembler bevestigen = confirmer Bevestigen, vastmaken = fixer bevoorrecht, bevoordeeld = privilégié(e) bevrijden, vrijlaten = délivrer bewaken, toezicht houden, passen op = garder bewaren = garder bewaren, goed houden = conserver bewegen = bouger bewegen = remuer beweren = prétendre beweren, bevestigen = affirmer beweren, volhouden = soutenir bewerken = adapter bewijzen = prouver bewonderen = admirer bewonderenswaardig = admirable bewust = conscient(e) bezet = pris, prise bezitten = posséder bezitten, (in handen ) hebben = détenir Bezoeken, bezichtigen = visiter bezorgd = préoccupé(e) bezorgd, ongerust = inquiet, inquiète bezorgd, ongerust = soucieux, soucieuse bezorgen, terugkrijgen = récupérer bidden = prier bij = auprès de bij, naar = chez bijdragen (aan) = contribuer (à) bijeengekomen = réuni, réunie bijna = presque bijwonen = assister (à) binnen- = intérieur, intérieure binnen handbereik = à portée de main binnendringen, binnenvallen = envahir binnengaan, ingaan = entrer binnenlands = intérieur, intérieure biologie = la biologie bitter = amer, amère blauw = bleu, bleue bleek = pâle blijven = rester blind = aveugle blond = blond, blonde blozen, rood worden = rougir Boren = percer borstelen = brosser botsen tegen, omverlopen = bousculer botsen tegen/op, aanrijden = heurter Bouwen = bâtir Bouwen = construire boven = au-dessus de bovendien = en outre braaf, zoet, lief = sage branden = brûler breed, wijd = large breekbaar = fragile breken, stuk maken = casser Brits = britannique bruin(harig), donkerharig = brun, brune brullen, schreeuwen = hurler brutaal, ruw, meedogenloos = brutal(e) bruto = brut, brute buigen = pencher buikpijn = les maux de ventre buiten = hors de buiten- = extérieur, extérieure buitengewoon, = exceptionnel, buitengewoon, = prodigieux, buitengewoon, bijzonder = extraordinaire Buitenland = étranger, étrangère buitenlands = extérieur(e) buitensporig, overdreven = excessif, excessive burgerlijk, burger- = civil, civile burgerschapskunde, vgl.maatschappijleer = l’éducation civique bzig, druk = occupé(e) cadeau doen, geven = offrir Canada = le Canada Canadees = canadien, canadienne centraal = central, centrale charmant, innemend = charmant(e) chic = chic China = la Chine Chinees = chinois, chinoise christelijk = chrétien(ne) citeren, noemen, vermelden = citer clichéverhalen = des histoires banales comfortabel, gerieflijk = confortable commercieel, handels- = commercial(e) compleet, geheel = complètement concreet = concret, concrète conservatieve, behoudende = conservateur, conservatrice contant = en espèces controleren = contrôler corrigeren, verbeteren = corriger cultureel, cultuur- = culturel(le) dalen, afnemen = baisser dankzij = grâce à dansen = danser dapper(achter zelfs.nw) braaf (voor zelfs.nw) = brave dapper, gedurfd = audacieux, audacieuse dat = que dat wil zeggen, met andere woorden = c’est à dire dateren (uit/van) = dater (de) dauw opgestaan. = l’aube. de (aan)koop, inkopen = l’achat (m) De (boeken)plank = le rayon de (geld)belegging, de investering = le placement de (geluk)wensen = les vœux (m.pl) de (goede) verstandhouding, de overeenkomst = l’entente (f) de (grote)rivier = le fleuve de (kerk)klok = la cloche de (lange) kousen = les bas (m.pl) De (oude)stadskern, wijk = la cité de (overhemd)bloes = le chemisier de (politie)agent(e) = le policier, la policière De (slaap)kamer = la chambre de (staats)burger = le citoyen, la citoyenne de (stads)bus = l’autobus (m) de (trein) coupé = le compartiment de (veld)slag, gevecht = la bataille de (wacht)post = le poste de (wandel)stok = la canne de (weg)versperring = le barrage de aanbeveling = la recommandation de aandacht = l’attention (f) de aandeelhouder = l’actionnaire (m/f) de aanduiding, benaming = l’appellation (f) de aanhanger/ster, volgeling(e) = le partisan, la partisane de aankomst = l’arrivée (f) de aankoop, de aanschaf = l’acquisition (f) de aanleg (f) = l’aptitude de aanloop = l’élan (m) de aanpassing = l’adaptation (f) de aansluiting = la correspondance de aanwijzing = l’indication (f) de aanwijzing, bewijs, spoor = l’indice (m) de aap = le singe de aarde, de grond = la terre de aardolie = le pétrole de aarzeling = l’hésistation (f) de accessoires = les accessoires (m.pl) de accountant = l’expert-comptable (m/f) de acteur, actrice = l’acteur, l’actrice de actie, handeling = l’action (f) de activiteit, bezigheid (f) = l’activité de actualiteit, het journaal = l’actualité de adem = la souffle de ademhaling, inademing = la respiration de ader = la veine de advertentie = l’annonce (f) de advocaat (e) = l’avocat, l’avocate de afdeling = la section de afgevaardigde, de vertegenwoordigster = le délégué, la déléguée de afgevaardigde, het kamerlid = le député, la députée de aflevering = la livraison de aflevering, episode = l’épisode (m) de afmeting = la dimension de afspraak = le rendez-vous de afstand = la distance de afwijking = l’écart (m) de afzender = l’expéditeur de alcohol = l’alcool (m) de alliantie, bondgenootschap = l’alliance (f) de ambachtsman/vrouw = l’artisan, l’artisane de ambassade = l’ambassade (f) de ambitie = l’ambition (f) de ambtenaar = l’agent public (m) de ambtenaar = le, la fontionnaire de angst = l’angoisse (f) de angst = la peur de angst, onrust = l’anxiété (f) de appel = la pomme de arbeid(st)er = l’ouvrier, l’ouvrière de arbeidskrachten = le main-d’œuvre de architect (m/f) = l’architecte de arm = le bras de armoede = la pauvreté de armoede, de ellende = la misère de arrestatie, aanhouding (f) = l’arrestation de artieste, = l’artiste de arts, de dokter = le, la médecin de as = l’axe (m) de assistent(e) = l’assistant(e) De assistent(e), wethouder = l’adjoint, l’adjointe De Atlantische oceaan = l’Atlantique de atletiek = l’athlétisme (m) de atmosfeer = l’atmosphère de auteur, schrijver = l’auteur de auto = la voiture de auto slaat rechtsaf. = la voiture vire à droite de autoriteit, het gezag = l’autorité de avond = le soir de avond (duur) = la soirée de baai = la baie de baan, arbeidsplaats = l’emploi (m) de baan, de functie = le poste de baan, de piste = la piste de baard = la barbe de baby = le bébe De badkamer = la salle de bains de bagage = les bagages (m.pl) de bakker = le boulanger, la boulangère De baksteen = la brique de bal = le ballon de bal (groot) = le ballon de bal (klein) = la balle de balans = le bilan de bank = la banque De bank = le banc de bankkaart = la carte bancaire de basis, het fundament = la base de beha = le soutien-gorge de behandeling, de kuur = le traitement de beheersing = la maîtrise de behoefte = le besoin de bek, muil = la gueule De bekleding, het bekleden = le revêtement de beklimming, het klimmen = la montée De bel = la sonnette de belasting = l’impôt (m) de belasting = la taxe de belofte = la promesse de bemanning = l’equipage (m) de benzine = l’essence (f) de beperking = la restriction de berg = le mont de bergpas = le col de beroepsopleiding, het leer-werktraject = l’apprentissage (m) de beschaving, cultuur = la civilisation de bescherming = la protection de beschrijving = la description de beschuldiging, aanklacht = l’accusation (f) de beslissing, het besluit = la décision de bespreking, conferentie = la conférence de bestelling = la commande de bestuurder = le conducteur de bestuurster = la conductrice de betaling = le paiement de betaling = le règlement de betekenis = la signification de betrekkingen, de relaties = les rapports (m.pl) de betrokkenheid = l’engagement (m) de Beurs = La Bourse de bevelen uit. = les ordres de bevinding = la constatation de bevolking = la population de bevrijding, vrijlating = la libération de bewaker, bewaakster = le gardien, la gardienne de bewapening, wapens = l’armement (m) de beweging = le mouvement de bewering = l’affirmation (f) de bewondering = l’admiration (f) de bezichtiging, het bezoek = la visite de bezigheid (f) = l’occupation de bezoeker = le visiteur, la visiteuse de bibliotheek = la bibliothèque de bijbel = La Bible de bijdrage, het aandeel = la contribution De binnenplaats = La cour de bisschop (m) = l’évêque de bistro, het café = le bistro(t) de bladzijde, pagina = la page de blik = le regard de bliksem = l’éclair de bloeddruk = la tension de bloei(periode) = l’essor (m) de bloem = la fleur de bodem, de grond = le fond de boekhoud(st)er = le, la comptable de boer(in) = le paysan, la paysanne De boerderij = la ferme de boetiek, winkel = la boutique de bol, bal, kogel = la boule de bol, de globe = la sphère de bom = la bombe de boodschap, het bericht = le message de boodschappen = les courses (f.pl) de boord, kraag = le col de boot = le bateau de borst = la poitrine De borstel = la brosse de borsten = les seins (m.pl) de boter = le beurre de boterham = la tartine De bouw, het bouwen = la construction de bouwer, fabrikant = le contructeur, la constructrice de bouwplaats, bouwterrein = le chantier de braadpan, koekenpan = la poêle De brand = l’incendie (m) de brandweerman = le pompier de breedte = la largeur de breuk = la fraction de brief = la lettre de bril (f.pl) = les lunettes de broek = le pantalon de broer = le frère de bron = la source de bronnen, de reserves = les ressources (m.pl) de brug = le pont de bruiloft = la noce de buik = le ventre de buis, de pijp = le tube De buis, de pijp, de slang = le tuyau de buitenkant = l’extérieur (m) De burgemeester = le maire de burgeroorlog = la guerre civile De buurman/vrouw = le voisin, la voisine de camera = la caméra De canapé, bank = le canapé de capaciteit, vermogen = la capacité de caravan = la caravane de carrière = la carrière de categorie, de klasse = la catégorie de cel = la cellule de cent = le centime de centimeter = le centimètre de chauffeur = le chauffeur de chef, baas = le chef de chocolade = le chocolat de cirkel, kring = le cercle de club = le club de code = le code de collega = le, la collègue de collega, de vakgenoot = le confrère, la consœur de commentaar = le commentaire de commissaris = le commissaire de commissie = la commission de communiciatie = la communication de competentie, vaardigheid = la compétence de competitie = la compétition de computer = l’ordinateur (m) de concentratie = la concentration de concessie, het toegeven = la concession de conclusie, het slot = la conclusion de concurrentie = la concurrence de confituur = la confiture de consument(e) = le consommateur, la consommatrice de consumptie, het verbruik = la consommation de context, het tekstverband = le contexte de controle = le contrôle de corporatie, het vakgenootschap = la corporation de correspondentie, de briefwisseling = la correspondance de crisis = la crise de criticus, de recensent = le critique de cultuur = la culture de dag = le jour de dag (duur) = la journée de dag voor een examen = la vieille d’un examen de dag voor, de vorige dag = la vieille De dakpan = a tuile de daling, afname = la baisse de dame, de mevrouw = la dame De damp, de stoom = la vapeur de dans = la danse de danser(es) = le danseur, la danseuse de datum = la date de deelname = la participation de definitie, omschrijving = la définition de delegatie, de afvaardiging = la délégation de deling, de verdeling = la division de delinquent(e), de dader = le délinquant, la délinquante de democratie = la démocratie de demonstratie, betoging = la manifestation de depressie = la dépression de deugd = la vertu De deur = la porte De deurklink is stuk. = La poignée de porte est cassée. de diagnose = le diagnostic de dialoog, het gesprek = le dialogue de dichter(es) = le poète de dief, dievegge = le voleur, la voleuse de diefstal = le vol de dienst, de instantie = le service de diepte = la profondeur de dikte = l’épaisseur (f) de directeur/directrice = le directeur, la directrice de discussie = la discussion de distributie = la distribution De divan, de bank = le divan de dochter/het meisje = la fille de dode = le mort, la morte de dokter, de arts = le docteur de dominee = le pasteur de dood = la mort de doos, het blikje, de trommel = la boîte de dorst = la soif de douane = la douane De douche = la douche de drank = la boisson De drempel = le seuil de droom = le rêve de druk = la pression de druppel = la goutte de duif = le pigeon de duim = le pouce de duivel = le diable de duur = la durée de echtgenoot(e) = l’époux, l’épouse de echtgenoot, de man = le marie de economie = l’économie (f) de editie, de uitgave, de druk = l’édition (f) de eenheid = l’unité (f) de eenzaamheid = la soltitude de eer = l’honneur (m) De eetkamer = la salle à manger de eeuw = le siècle de eigenaar(es) = le, la propriétaire de eik = le chêne de eisen = les exigences (f,pl) de elleboog = le coude de emotie = l’émotion (f) De energie = l’énergie (f) de engel (m) = l’ange de envelop (f) = l’enveloppe de eredienst, de kerkdienst = le culte de ernst = la gravité de ervaring = l’expérience (f) de euro = l’euro (m) De Europese unie = l'Union Européenne de evolutie, ontwikkeling, verloop = l’évolution (f) de expansie, uitbreiding = l’expansion (f) de exploitatie, de = l’exploitation (f) de explosie, ontploffing = l’explosion (f) de expositie, = l’exposistion, l’expo (f) de fabricage, het vervaardigen = la fabrication de fabriek = l’usine (f) de factuur, rekening = la facture de faculteit, universiteit = la faculté de familie = la famille de fantasie = la fantaisie de fase = la phase de federatie, de bond, de bondstaat = la fédération de felicitaties (f.pl) = les félicitations de fierheid, de trots = la fierté de fiets = la bicyclette de fiets = le vélo de film = le film de film, de bioscoop = le cinéma de financiën = les financese (f,pl.) de financiering = le financement de firma, onderneming = la firme de flauwte = le malaise de fles = la bouteille de fokkerij, het fokken = l’élevage de fooi = le pourboire de formule = la formule de foto = la photo de fotografie = la photographie de fout = l’erreur (f) de fout = la faute de frequentie = la fréquence de functie, taak = la fonction de fusie, samenvoegen = la fusion de galerie = la galerie De gang = le couloir De garage = le garage de garantie = la garantie de gast, genodigde = l’invité(e) de gastheer/vrouw = l’hôte, l’hôtesse de geallieerde, de bondgenoot = l’allié, l’alliée de gebeurtenis = l’événement (m) de gebeurtenis, het feit = le fait de geboorte = la naissance de gedachte = la pensée de gedetineerde, gevangene = le détenu, la détenue de geest, de gedachten = l’esprit de geest, het spook = le fantôme de gegevens, de data = les données (f.pl) de gelegenheid = l’occasion (f) de gelijkheid = l’égalité (f) de gemeenschap = la collectivité de gemeenschap = la communauté De gemeente = la commune de gendarme = le gendarme de geneeskunde = la médecine de genegenheid = l’affection (f) de generatie = la génération de genodigde, gast = l’invité(e) de gesprekspartner = l’interlocuteur, l’interlocutrice de getuige = le témoin de geur = l’odeur (f) de gevangene = le prisonnier, la prissonnière de gevangenis = la prison De gevel = la façade de gevoeligheid = la sensibilité de gewoonte = l’habitude (f) de gewoonte, het gebruik = la coutume de gezondheid = la santé de gids = le, la guide de gift, de schenking = le don de glimlach = le sourire de god, godin = le dieu, la déesse de golf = l’onde (f) de golf = la vague de graad = le degré de grens = la frontière de grens bereikt. = la frontière de groei = la croissance de groei, toename = l’accroissement (m) de groente (m.pl) = les légumes de groep = le groupe de groep(ering) = le groupement de groep, de bende = la bande de groet = le salut de grond = le sol de grondbeginselen, basiskennis = les notions (f, pl) de grondwet = la constitution de grootmoeder = la grand-mère de grootouders (m.pl) = les grands-parents de grootte = la grandeur de grootte, lengte, maat = la taille de grootvader = le grand-père de gunst = la faveur de haan = le coq de haar (geen hoofdhaar) = le poil De haard, het gezin = le foyer de haat = la haine de hals, de nek = le cou de halte = l’arrêt (m) de hand = la main de handel, de winkel = le commerce de handicap = l’handicap (f) de handpalm = la paume de handshoenen = les gants (m.pl) de handtekening = la signature de hardware = le matériel informatique De hars = la résine de haven = le port De Heer, God = le Seigneur de heerschappij, overheersing = la domination de hel (m) = l’enfer de held(in) = le héros, l’héroïne de helling = la pente de hemel, de lucht = le ciel De hendel, de klink = la poignée de herfst = l’automne (m) de herhaling = la répétition de herhaling = la révision de hersenen = le cerveau de hervorming = la réforme de heuvel = la colline de hobby’s = les loisirs de hoed = le chapeau de hoek = l’angle (m) de hoek = le coin de hoeveelheid = la quantité de holte = le creux de hond = le chien de honger = la faim de honing = le miel de hoofdstad = la capitale de hoogte = l’altitude (f) de hoogte = la hauteur de hoop = l’espoir (m) de hoop, verwachting = l’espérance (f) de horizon = l’horizon (m) De houding, het gedrag (f) = L’attitude de huid = la peau de hulp = l’aide (f) de hulp = le secours de hulp(verlening) = l’assistance (f) de humor (m) = l’humour de huur = le loyer de hygiëne = l’hygiène (f) de identiteit (f) = l'identité de imam (m) = l’imam de import, het invoeren = l’importation (f) de inbreng, bijdrage = l’apport (m) de indruk (f) = l’impression de industrie = l’industrie (f) de infectie = l’infection (f) de informatica, de it = l’informatique (f) de informatie = les informations (f, pl) De ingang = L’entrée de ingenieur (m/f) = l’ingénieur de ingreep, operatie = l’intervention (f) de inhoud = le contenu De inlander, inboorling = l'indigène de inleiding, introductie = l’introduction (f) de inlichting, de informatie = le renseignement de inschrijving = l’inscription (f) de inspanning, moeite = l’effort (m) de inspecteur = l’inspecteur, l’inspectrice de inspiratie = l’inspiration (f) de instelling = l’institution (f) de instelling, de instantie, de organisatie = l’organisme (m) de instructies, voorschriften = les instructions (f.pl) de intelligentie = l’intelligence (f) de intensiteit, de sterkte = l’intensité (f) de interesse (m) = l’intérêt de inventaris = l’inventaire (m) de investering = l’investissement (m) de invloed = l’influence (f) de inwoner/ster, bewoner/ster = l’habitant, l’habitante de islam (m) = l’islam de it’er = l’informaticien, l’informaticienne de jas, de mantel = le manteau de jeans = le jean, le jeans de jeugd = la jeunesse de jongen = le garçon de jongere, de tiener = l'adolescent de jongeren (m.pl) = les jeunes de journalist(e) = le, la journaliste De kaars = la bougie de kaart = la carte de kaas = le fromage de kam = le peigne De kamer, de zaal = la salle De kamer, het vertrek = la pièce de kameraad, de vriend(in) = le, la camarade de kamerzitting = la session parlementaire de kampioen(e) = le champion, la championne de kandidaat, kandidate = le candidat, la candidate de kanker = le cancer de kans, mogelijkheid = la chance de kant = le côté de kantlijn, de marge = la marge de kapper/kapster = le coiffeur, la coiffeuse de kardinaal = le cardinal de kassa = la caisse De kast = l’armoire (f) de kat bespringt zijn prooi = le chat bondit sur sa proie de kathedraal = la cathédrale de katoen = le coton De katoen = le coton de keel = la gorge de keer = la fois de keizer(in) = l’empereur, l’impératrice De kelder = le cave De kelderverdieping = le sous-sol de kennis = la connaissance de kerk (f) = l’église De keuken = la cuisine de keuze, de keus = le choix de kilometer = le kilomètre de kin = le menton de kinderbijslag = l’allocations familiales de kinderjaren (f) = l'enfance de kip = la poule de kip = le poulet de klant = le client, la cliente de klantenkring, de klanten = la clientèle de klas, het klaslokaal = la classse de kleding, kleren = les vêtements de kleindochter = la petite-fille de kleinkinderen = les petits-enfants de kleinzoon = le petit-fils de kleur = la couleur de kleurstof = le colorant de klus, het karwei = la besogne de knie = le genou de knieholtes = les creux des genoux de knoop = le bouton de knop = le bouton de knul, kerel = le gars de koe = la vache de koffer = la valise de koffie = le café de kok(kin) = le cuisinier, la cuisinière de kolonel = le colonel de kolonie = la colonie de komedie, het = la comédie de komst = la venue de koning, vorst = le roi de koningin = la reine de kooi het hok = le cage de koopman/vrouw, handelaar(ster) = le marchand, la marchande de koopwaar, goederen = la marchandise de koorts = la fièvre De koran = Le Coran de kosten = le coût de kosten = les frais (m.pl.) De kraan = le robinet de kracht = la vigueur de kracht, het geweld = la force de kracht, het vermogen = la puissance de krant = le journal de kromming, bocht = la courbe de kudde = le troupeau de kunst = l’art (m) de kust = la côte de kwaliteit = la qualité de laag = la couche De laan = l’avenue (f) de lach = le rire De ladder = l’échelle (f) De lamp = la lampe de landbouw, akkerbouw = l’agriculture (f) de landbouwer, boer(in) = l’agriculteur, l’agricultrice de last, lading = la charge de ledematen (m.pl) = les membres de leeftijd = l'âge (m) de leerkracht = le professeur des écoles de leerkracht, leraar, lerares = l’enseignant, l’enseignante de leesstof, de lectuur = la lecture de legende = la légende de legerleiding/staf = l’état-majoor (m) de leid(st)er = le dirigeant, la dirigeante de leidinggevende = le supérieur de lengte = la longueur de lening = le prêt de lente, voorjaar = le printemps de leraar/lerares, de docente = le professeur, le, la prof de les = la leçon de les, de cursus = le cours de leugen = le mensonge de lever = le foie de lezer(es) = le lecteur, la lectrice de liefde = l’amour (m) de liefhebber(ster) = l’amateur, l’amatrice De lift = l’ascenseur (m) de lijn, de streep = le trait de lijn, streep = la ligne de lijst = la cadre de lijst = la liste de linkerkant = la gauche de lip = la lèvre de liter = le litre de loodgieter = le plombier de loop = le cours de lucht = l’air (m) de luchtvaart = l’aviation De lucifer = l’allumette (f) de luitenant = le lieutenant de maaltijd = le repas de maan = la lune de maand = le mois de maat = la mesure de maatschappij, samenleving = la société de machine = la machine de macht = le pouvoir de mama = la maman de man = l'homme de mand = le panier de manier = la manière de manier, de wijze = la façon de manifestatie, het = la manifestation De markt = le marché de massa = la masse de medeplichtige = le, la complice de medewerk(st)er = le collaborateur, la collaboratrice de medewerking, samenwerking = la collaboration de meerderheid, grootste deel = la majorité de melk = le lait de memoires, de evensherinneringen = les mémoires (m.pl) de menigte = la foule de mening = l’avis (m) de mening = l’opinion (f) de mensen = les gens de mensheid, de menselijkheid = l’humanité de mentaliteit = la mentalité de menukaart, het menu = le menu de meter = le mètre de methode, de leergang = la méthode de metro = le métro De metropool, wereldstad = la métropole De meubels het meubilair = es meubles (m.pl) de middag = l’après-midi (m) de mijn = la mine de milliliter = le millilitre de millimeter = le millimètre de minachting = la mépris de minderheid = la minorité de minister = le ministère de minister-, president, de premier = le premier ministre de minnaar(es) = l’amant, l’amante de minuut = la minute de mis = la messe de misdaad = le crime de mist = le brouillard de mode = la mode de moed = le courage de moeder = la mère de moedertaal = la langue maternelle de moeilijkheid = la difficulté de mogelijkheid = la possibilité De molen = le moulin de mond = la bouche de monnik = le moine de montage, het monteren = le montage de monteur = le mécanicien, la mécanicienne de moord (met voobedachte rade) = l’assassinat (m) de moord, de doodslag = le meutre de moraal = la morale de moskee = la mosquée de motor = le moteur de motor(fiets) = la moto de mouw = la manche de muis = la souris de munt = la pièce de musical = la comédie musicale de muts = le bonnet De muur = le mur de muziek = la musique de muzikant(e), de = le musicien, la de naald = l’aiguille (f) de naam = le nom de naastenliefde = la charité de nabijheid = la proximité de nacht = la nuit de natie = la nation de Nationale vergadering = L’Assemblée nationale (f) de natuur = la nature de nederlaag = la défaite de neef/nicht = le cousin, la cousine de neiging = la tendance de neus = le nez de noot, walnoot = la noix de norm, richtlijn = la norme de notaris = le notaire de nuance, de (kleur)schakering = la nuance de ober/serveerster = le serveur, la serveuse de oceaan = l’océan de ochtend = le matin de ochtend, de morgen = la matinée de oefening (m) = l’exercice de oever, de wal = la rive de officier = l’officier (m) de officier van justitie = Le procureur de la République de olie (f) = l’huile de oma = la mamie De omgeving = les environs (m.pl) de omstandigheden = les circonstances (f.pl) de omtrek, omvang = le tour de omweg = le détour de onafhankelijkheid = l’indépendance (f) de onderhandelingen = les négociations (f.pl) de onderwijzer(es) = l’instituteur, l’intitutrice de onderwijzer(es) = le maître, la maîtresse de onmogelijkheid = l’impossibilité (f) de onrust, spanning = l’agitation (f) de onteigening = l’expropriation (f) de ontwikkeling = le développement de onverschilligheid = l’indifférence (f) de onwetendheid = l’ignorance (f) de onzekerheid = l’incertitude (f) de oogst = la récolte de oom = l'oncle de oorlog = la guerre de oorlogswreedheden = les horreurs de la guerre De oorsprong, de afkomst = l'origine (f) de oorzaak = la cause de opa = le papy De openhaard, schoorsteen = la cheminée de opening = l’ouverture (f) de operatie = l’opération (f) de opgelegde boete = l’amende imposée de oplage = le tirage de opleiding = la formation de oplossing = la solution de opluchting = le soulagement de opmerking = la remarque de opname = l’enregistrement (m) de oppervlakte = la superficie de oppervlakte = la surface de oppositie,het verzet, tegenstelling = l’opposition (f) de oprichter/ster, de = le fondateur, la de oproep = l’appel (m) de opslagplaats, depot, magazijn = le dépôt de opstand = la révolte de opvoeding = l'éducation (f) De orde = l’ordre (m) de organisatie = l’organisation (f) de oriëntatie, richting = l’orientation (f) de oude man = le vieillard de ouderdom = la vieillesse de ouders (m.pl) = les parents de oudste = l'aïné, l'aïnée de overeenkomst, het verdrag = la convention de overeenstemming, de toestemming = l’accord (m) de overeenstemming, het akkoord (m) = l’accord de overgang = la transition de overheid, het bestuur = l’administration (f) de overhoring = l’interrogation(f) De overloop = le palier de overmaat, het teveel = l’excès (m) de overplaatsing, de dienstreis = le déplacement de overtuiging = la conviction de overvloed = l’abondance (f) de overwinning = la victoire de panty = le collant de papa = le papa de paraplu = le parapluie de parel = la perle de parfum = le parfum de parlementariër, kamerlid = le, la parlementaire de partij = le parti de partner, = le compagnon, la de pas, de voetstap = le pas de passagier = le passager, la passagère de passie = la passion de pastoor = le curé de patiënt(e) = le patient, la patiente de paus = le pape de peer = la poire de pen = le stylo de periode = la période de pers = la presse de persoon = la personne de persoonlijkheid = la personnalité de pijn = la douleur de piloot, pilote = le, la pilote de pit = le noyau De plaat = la plaque de plaats, de plek = le lieu De plaats, plein = la place de plaats, plek = l’endroit (m) De plank = la planche de planning = la planification de plant = la plante de plattegrond = le plan de plechtigheid, de = la cérémonie de poëzie, de = la poésie de poging = l’essai (m) de poging = la tentative de politie = la police de pols = le poignet de pomp = la pompe de poot = la patte de positie, plaats, ligging = la position de post = le courrier de post, het postkantoor = la poste de postbode = le facteur, la factrice de postzegel = le timbre De pot, de kan = le pot de praktijk = la pratique de praktijk (arts, …) = le cabinet de premie, toeslag, bonus = la prime de presentatie, het = la présentation de president = le président, la présidente de prestatie = la performance de priester = le prêtre de prijs = le prix de prins, prinses = le prince, la princesse de printer = l’imprimante (f) De procedure = La procédure de producent(e) = le producteur, la productrice de productie, het = la réalisation de productie, het product = la production de professor, hoogleraar = le professeur de promotie, aanbieding = la promotion de prooi = la proie De provincie = la province de publicatie, de = la publication de put = le puits de rabijn = le rabbin de radio = la radio de ramp, catastrofe = la catastrophe de rand, de kant, de oever = le bord de rang, de rij = le rang de rang, graad = le grade de rat = le rat de reactie = la réaction de realiteit, de werkelijkheid = la réalité de rebel, opstandeling(e) = le, la rebelle de receptie, = la réception de rechtbank, het gerecht = le tribunal de rechter = le juge de rechterkant = la droite de rechterlijke bevoegdheid = la juridiction de reclame = la publicité de redacteur = le rédacteur de reden, het gelijk = la raison de regel = la règle de regels houden. = règles de regen = la pluie de regenjas (m) = l’imper(méable) de regering = le gouvernement de regie = la mise en scène de regiekamer, de = la régie De regio, de streek = la région de regisseur = le metteur en scène de reikwijdte, het bereik = la portée de reis = le voyage de reiziger/ster = le voyageur, la voyageuse de rekening = l’addition (f) de rekening (van bank) = le compte de relatie = la relation de relatie, verhouding = la liaison de religie, het geloof = la religion de rem = le frein de remedie, het geneesmiddel = le remède de repetitie, het = la répétition de reportage = le reportage de republiek = la république de reputatie, de = la réputation de rest, restant = le reste de revanche = la revanche de revolutie = la révolution de revolver = le revolver de rib = la côte de richting = la direction de richting = le sens de riem = la ceinture de rijbaan, het spoor = la voie de rijkdom = la richesse de rijpheid, volwassenheid = la maturité de rijst = le riz de ring = l’anneau (m) de ring = la bague de ring, de krul = la boucle de rivier = la rivière de roem = la gloire de rok = la jupe de roker, rookster = le fumeur, la fumeuse de rol = le rôle De rol, de roller = le rouleau de roman = le roman de romanschrijver(ster) = le romancier, la romancière de ronde = le tour de rondrit, tocht = le circuit De rook = la fumée de room = la crème de rots = le rocher de rubriek = la rubrique de rug = le dos de ruil, uitwisseling = l’échange (m) de ruimte = l’espace (m) de ruit = la vitre De ruit, het raampje = le carreau de ruiter, de amazone = le cavalier, la cavalière de rups = la chenille de rust = le repos de samenwerking, medewerking = la coopération de sanctie, straf = la sanction de satelliet = le satellite de scene, het toneel, = la scène de schaal, de coupe = la coupe de schaamte = la honte de schade = le dommage de schaduw = l’ombre (f) de schampoo = le shampooing de schat = le trésor de schat, lieveling = le chéri, la chérie de schedel = le crâne de scheiding = le divorce de scheiding, het scheiden = la séparation de schijf = le disque de schilder(es) = le, la peintre de schilderkunst, het = la peinture de schipbreuk = le naufrage de schoenen (f.pl) = les chaussures de schok = le choc de school (f) = l’école de schoonheid = la beauté de schoonmoeder/ stiefmoeder = la belle-mère de schoonvader/stiefvader = le beau-père de schreeuw, de kreet = le cri de schrijver/ster = l’écrivain de schuld = la dette de seconde = la seconde de secretaris, secretaresse = le, la secrétaire de sector, bedrijfstak = le secteur de serie, reeks = la série de sfeer, stemming = l’ambiance (f) de sigaret = la cigarette de sinaasappel = l’orange (f) de siroop = le sirop de situatie, de toestand = la situation de sjaal, de das (f) = l’ écharpe de sjaal, hoofddoek = le foulard de slaap = le sommeil de slag, de klap, stoot = le coup de slager = le boucher, la bouchère De sleutel = la clé de smaak = le goût de snee, de plak = la tranche de sneeuw = la neige de snelheid = la vitesse de soep = la soupe de soep = le potage de software = le logiciel de sok, de kniekous = la chaussete de soldaat = le soldat de soldaten voeren = les soldats exécutent de solden, de opruiming = les soldes (m.pl) de solidariteit = la solidarité de som, berekening, rekenen = le calcul de soort = l’espèce de spanning = la tension de specialist(e) = le, la spécialiste de speler, speelster = le joueur, la joueuse de speler/speelster = le joueur, la joueuse De spiegel = le miroir de spier = le muscle de spijt = le regret de spits, de punt = la pointe de spoorwegen = les chemins de fer de sport = le sport de sport(st)er, de sportman /vrouw = le sportif, la sportive de spreekbeurt = l’exposé (m) de spreker/spreekster = l’orateur, l’oratrice de sprong = le bond de staaf, stang = la barre de staart = la queue de staat, het rijk = L’État (m) de stabiliteit = la stabilité De stad = la ville de stage = le stage de staking = la grève de stam = le tronc de start, het startsein = le départ de statistieken = les statistiques (f.pl) de status, het statuut = le statut de steelpan = la casserole de steen = la pierre De steenkool = le charbon de stelling, proefschrift = la thèse de stem = la voix de stem, het stemmen = le vote de ster = la vedette de sterfte, het sterftecijfer = la mortalité de sterkste zijn, overheersen = dominer de steun = l’appui (m) de steun, de ondersteuning = le soutien de stewardess = l’hôtesse de l’air(f) de stichting = la fondation de stier = le taureau de stijging, toename = la hausse de stijging, verhoging = l’augmentation (f) de stijl = le style de stilte = le silence de stip, het stripboek = la bande dessinée, la bd, la bédé De stoel = la chaise de stof (weefsel) = le tissu De stofdoek, de lap = le chiffon de stoornis = le trouble de storm = la tempête de straal = le rayon de straat = la rue de straf = la peine
Ingezonden op 16-01-2017 - 503x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!