Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
periode 1 leren Biologiepagina
› 5 gaswisseling
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
periode 1 leren Biologiepagina
5 gaswisseling
Jaar 5 (havo)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
Ademcentrum=Gedeelte in de hersenstam, dat de ademhaling regelt. Wordt beïnvloed door onder andere het koolstofdioxidegehalte van het bloed Ademprikkel=Verandering in het koolstofdioxidegehalte van het bloed. Hierop reageert het ademcentrum Ademvolume=De hoeveelheid lucht die je met een rustige ademhaling in en uit ademt ADH=Antidiuretisch hormoon; Hormoon dat de terugresorptie van water in de nierkanaaltjes stimuleert Aminozuur=Organische stoffen met carboxyl- en aminogroepen. Ongeveer 20 aminozuren spelen een rol als grondstof voor de vorming van eiwitten Astma=Het spierweefsel in de and van de bronchiolen trekt zich onbewust samen Bloeddruk=Druk die het bloed uitoefent op de wand van een bloedvat Bronchie=De luchtpijp vertakt zich in twee bronchiën. De wanden bevatten kraakbeenringen. Bronchiole=Fijnere zijtakjes van de bronchiën en bevatten spierweefsel i.p.v. Kraakbeenweefsel Bilirubine=Galkleurstof, die ontstaan is bij de afbraak van hemoglobine uit rode bloedcellen Chemoreceptor=Zintuigcel, die geprikkeld wordt door de verandering in chemische samenstelling, bijv. het koolstofdioxidegehalte van het bloed Cholesterol=Tot de sterolen behorende vetachtige stof, die in de meeste dierlijke weefsels en lichaamsvloeistoffen voorkomt en een bestanddeel is van dierlijke celmembranen Dode ruimte=Ongeveer 150 mL lucht komt niet verder dan de bronchie, luchtpijp, keel- of neusholte Expiratoir reservevolume=Hoeveelheid lucht die bij een maximale ademhaling extra kan worden uitgeademd (ERV) Galgang=Buis die gal afvoert van de galblaas naar de twaalfvingerige darm Gal(zure zouten)=Afscheidingsproduct van de lever, dat een mengsel is van o.a. galzure zouten. Deze galzouten emulgeren vetten en bevorderen de vertering van vetten Glomerulus=Kluwentje van haarvaten in elk nierkapsel, speelt een rol in de ultrafiltratie Glycogeen=Polysacharide, opgebouwd uit glucose-eenheden. Glycogeen wordt als reservestof opgehoopt in bijvoorbeeld spier- en levercellen Hemoglobine=Kleurstof in rode bloedcellen, die zuurstof en koolstofdioxide bindt en daardoor voor het transport van deze stoffen zorgt Hyperventilatie=Wie hyperventileert, ventileert meer dan nodig om het koolstofdioxide-gehalte in het bloed (de CO2) op de normale hoogte te houden. Inspiratoir reservevolume=Hoeveelheid lucht die bij een maximale inademing extra kan worden ingeademd (IRV) Kapsel van Bowman=Nierkapseltje, hier wordt door ultrafiltratie voorurine gemaakt Lichaampje van Malpighi=Het nierkapseltje en de haarvatenkluwen (glomerulus) samen Lis van Henle=Gedeelte van het nierkanaaltje in een niereenheid. In het nierkanaaltje wordt de voorurine geconcentreerd tot urine Longblaasje=Gedeelte van de longen waar de gaswisseling tussen bloed en lucht plaats vindt Longvlies=Bekleding van de longen. Het longvlies is door een vloeistof gescheiden met het borstvlies Nefron=Niereenheid, bestaande uit een nierkapsel, een haarvatenkluwen in het kapsel en een nierkanaaltje Nierbekken=Deel van de nier waarin de urine verzamelt wordt Niermerg=Binnenste van de twee lagen van de nier. Hier wordt de echte urine gevormd Nierschors=Buitenste van de twee lagen in de nier. Hier wordt de voorurine gevormd Oxyhemoglobine=Hemoglobine waarbij zuurstof aan het ijzer in de heemgroep(en) is gebonden Plasma-eiwit=Eiwit in het bloedplasma pO2=Partiële druk van O2 in bloed of andere lichaamsvloeistoffen Restvolume=Hoeveelheid lucht die bij maximale uitademing in je longen achter blijft Stemband=Stevige vliezen die gaan trillen als er lucht langs komt Strottenhoofd=Bovenste deel van de luchtpijp, hierin bevinden zich de stembanden Terugresorptie=Resorptie van nuttige stoffen door middel van actief transport vanuit de voorurine in het bloed Trilhaarepitheel=Epitheel waarvan de buitenste laag uit trilhaarcellen bestaat, bijv. het neusslijmvlies Uitscheiding=Verwijdering van schadelijke en/ of overbodige stoffen uit het interne milieu van een lichaam Ultrafiltratie=Proces, waarbij kleine deeltjes in het bloed de wand van de bloedvaten en de haarvaten passeren. Grotere moleculen blijven hierbij in het bloed achter. Bij dit proces ontstaat voorurine Ureum=Organische stof, die het belangrijkste product van de eiwitafbraak bij zoogdieren vormt Urine=Mengsel van afvalstoffen, lichaamsvreemde stoffen, overtollig water en overtollige zouten, uitgescheiden door de nieren Urineleider=Buisje die urine vervoert van de nieren naar de urineblaas Ventilatie=Het verversen van lucht Verzamelbuisje=Kanaaltje in een nier waarin de urine uit de nierkanaaltjes verzameld wordt en dat uitmondt in het nierbekken Vitale capaciteit=De hoeveelheid lucht die in 1 ademhaling maximaal kan worden uitgeademd (VC) Voorurine=Vocht dat door ultrafiltratie van het bloed in de nierkapsels terechtkomt
Ingezonden op 17-01-2017 - 664x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!