Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Let's go digital!
› 6 2 mavo Lernbox Kap 6: P 5-6
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Let's go digital!
6 2 mavo Lernbox Kap 6: P 5-6
Jaar 2 (mavo)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
Hoe vind je deze cd? =Wie findest du diese CD? Heb je al wat gevonden? =Hast du schon etwas gefunden? Vind je dat echt? =Meinst du wirklich? Dat vind ik helemaal niet. =Das finde ich ober gar nicht! Ik weet het nog niet. =Ich weiB es noch nicht. Dat is een kwestie van smaak. =Das ist Geschmackssache. Wil je pizza of spaghetti? =Möchtest du Pizza oder Spaghetti? We eten na afloop in de stad. = Wir essen nachher in der Stadt.= Die smaken me even goed. =Die schmecken mir gleich gut. Afgesproken! =Abgemacht! Ik neem mijn lievelingseten. =Ich nehme mein Lieblingsessen. Wanneer kun jij? =Wann kannst du? Ik zou morgen wel kunnen. =lch könnte morgen schon. Bah! Nee, dank u. =Igitt! Nein, danke. Vrijdag zou beter zijn. =Am Freitag wäre es besser. Lust je geen vis? =Magst du keinen Fisch? Lukt zaterdag? =Geht es am Samstag? Ik eet het liefst een pizza.= Ich esse am liebsten eine Pizza. Dat maakt me niet uit. =Das ist mir egal. Ik haal je vandaag om zeven uur op.=Ich hole dich heute um sieben Uhr ab. Ik weet het nog niet. =Ich weiß es noch nicht. Ik neem miin lievelingseten. = Ich nehme mein Lieblingsessen. Ik eet het liefst een pizza. = Ich esse am liebsten eine Pizza. Holland is het land van de tulpen. =Holland ist das Land der Tulpen. De Hollanders zijn aardig, maar gierig. =Die Holländer sind nett, aber geizig. Goudse kaas smaakt lekker! =Goudakäse schmeckt lecker! Ze doen niets voor niets. =Sie machen nichts umsonst. Alles kost geld. =Alles kostet Geld. Iedereen fietst. =Jeder fährt Fahrrad. Ze hebben mijn fiets gestolen. =Man hat mein Fahrrad geklaut. Dat is mij ook gebeurd. =Das ist mir auch passiert. Hier is een groot aanbod. =Hier gibt es ein groBes Angebot. Je kunt overal schaatsen. =Man kann überall Eislaufen. Waar ziin miin schaatsen? =Wo sind meine Schlittschuhe?
Ingezonden op 19-01-2017 - 886x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!