Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Klas6Toetsweek2
› 3 Historische context 2
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Klas6Toetsweek2
3 Historische context 2
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
droit divin = goddelijk recht op grond waarvan de koning absolute macht meent te hebben empirisme = de overtuiging dat je de werkelijkheid het beste leert kennen door waarneming via de zintuigen en door experimenteren rationalisme = de overtuiging dat logisch en verstandelijk redeneren de zuiverste bron van kennis is scheiding van kerk en staat = het principe dat ufcntionarissen van de staat geen invloed op de kerk kunnen uitoefenen, en andersom. een scheiding van kerk en stat impliceert vrijheidv an religie tolerantie = verdraagzaamheid tegenover andersdenkenden, met name tegenover mensen met een ander geloof (volks)soevereiniteit = de hoogste macht (in een staat ligt bij het volk) vooruitgangsgedachte = een groot vertrouwen in de mogelijkheden van de mens om de wereld rationeel te doorgronden en te verbeteren. 1650 = absolutisme 1650 = wetenschappelijke revolutie 1650 =verlicht denken 1740 = verlicht absolutisme 1789 = begin franse revolutie ancien régime = het oude bestuur. benaming voor het franse bestuurssysteem van vóór de franse revolutie, waarbij de vorst veel macht heeft en er standen zijn met eigen voorrechten . de benaming is een product van de franse revolutie zelf constitutionele monarchie = staatsvorm met aan het hoofd een vorst (monarch) die zijn of haar functie uitoefent op basis van het erfrecht, en waarin die macht wordt beperkt door een grondwet (constitutie) directoire = het bestuur van frankrijk tussen 1795 en 1799 waarbij de uitvoerende macht bestond uit vijf 'directeuren' en de wetgevende macht uit twee kamers. beide machten werden gekozen met beperkt kiesrecht girondijnen = groep van meer gematigde revolutionairen die voorstander waren van een republiek en tegenstander van algemeen mannenkiesrecht. kregen steun van rijke burgers in de provincies jacobijnen = club van radicale revolutionairen die zichzelf zagen als de ware vertegenwoordigers van de volkswil en volledige gelijkheid nastreefden. zij opereerden met steun van de Parijse massa republiek = staat die door (een deel van) de burgers zelf wordt bestuurd en niet door een koning of keizer 1789 = opstellen cahiers des doléances 1789 = de Staten-Generaal komt bij een 1789 = veklaring van de rechten van de mens 1791 = frankrijk wordt een constitutionele monarchie 1791 = wet le chapelier 1792 = frankrijk wordt een republiek - jacobijnen aan de macht 1792 = proces tegen burger capet 1795 = directoire 1799 = staatsgreep van napoleon bonaparte 1804 = napoleon kroont zichzelf tot keizer 1804 = code napoléon 1815 = napoleon definitief verslagen in de slag bij waterloo communisme = stroming binnen het socialisme die het lot van de arbeidersklasse wil verbeteen door middel van een revolutie, die moet ledien tot een klasseloze samenleving en gemeenschappelijk bezit van de productiemiddelen congres van wenen = congres dat gehouden werd na de overwinning op napoleon en dat als doel had om het machtsevenwicht in Europa te herstellen conservatisme = behoudende politieke stroming die zich keerde tegen de maatschappelijke vernieuwingen van de franse revolutie, het liberalisme en het Socialisme liberalisme = politieke stroming die het opneemt voor de vrijheid van het individu tegenover de macht van de staat natiestaat = een staat waarin het gehele volk woont en waarin zijn cultuur sterk domineert nationalisme = sterke voorliefde voor de taal, de geschiedenis en de cultuur van het volk waartoe men zich rekent en het streven naar de eenheid van dat volk binnen een nationale staat restauratie = herstel van maatschappelijke en politieke verhoudingen van vóór de franse revolutie socialisme = politieke stroming die opkomt voor de arbeidersklasse, hetzij door een revolutie, hetzij door te streven naar kiesrechtuitbreiding en hervormingen langs parlementaire weg 1815 = congres van wenen 1822 = congres van verona 1830 = belgische opstand 1848 = frankfurter parlement 1848 = diverse revoluties in europa
Ingezonden op 23-01-2017 - 1191x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!