Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Geschiedenis van de Middeleeuwse filosofie
› 0 College 12
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Geschiedenis van de Middeleeuwse filosofie
0 College 12
Jaar 1 (universiteit)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
Tussen welke periode is de middeleeuwse filosofie? = De periode tussen Augustinus (354–430) of Boëthius (ca. 480–524) en René Descartes (1596–1650). Tussen 6e en 11e eeuwen: Arabische filosofie. Daarna: kloosterscholen en kathedraalscholen. Vanaf wanneer kwamen er universiteiten? = Vanaf de 11e eeuw. Welke faculteiten zijn er op een middeleeuwse universiteit? = Artes, theologie, rechten, geneeskunde. Je moest eerst artes studeren voordat je verder mocht. Waar waren de universiteiten in de middeleeuwen op gebaseerd? = Op teksten beschikbaar in het Latijn: Plato (Timaeus) en Aristoteles ( het middeleeuwse handboek). Welke lesmethode werd er onder andere veel gebruikt en is heel bekend? = Scholastieke methode: Lectio en Quaestio. Hoe denken Augustinus en Boëthius over tijd en eeuwigheid? = Tijd is iets van de ziel, ons idee bestaat zodra de wereld bestaat. Geen wereld, geen tijd. God is eeuwig in de zin van buiten de tijd. Ook volgens Augustinus mag je zeggen dat de wereld eeuwig is in Goddelijk perspectief. Niet die van ons. Oplossing Boëthius: heeft niets met tijd te maken, maar met altijd. Het is geen super lange tijd, maar buiten de tijd. In de 11e eeuw was er de dialectica strijd. Wat was de vraag die daarbij kwam kijken? = Mag de dialectica de rol van scheidsrechter spelen binnen de theologie? Waarvan is de dialecticastrijd het gevolg? = Van de receptie van Aristoteles (1e is logica, 1e principe is principe van niet-tegenspraak). Welke drie antwoorden waren er op de vraag of het principe van niet-tegenspraak scheidsrechter bij theologie mag spelen en wat de relatie met logica is? = Petrus Damiani (1007–1072): is God in staat te bewerken dat wat gebeurd is, niet gebeurd is? Dialectica heeft weinig met de theologie te maken (Damiani als anti-dialecticus) b) Berengarius van Tours (gest. 1088): transsubstantiatie is onlogisch (Berengarius als dialecticus) c) Anselmus van Canterbury (1033–1109): (fides quaerens intellectum) alle geloofswaarheden zijn (in tweede instantie) met de rede te doorgronden en te bewijzen. (Anselmus proslogion) Hoe denkt Anselmus te kunnen bewijzen dat God bestaat? = Hij komt met ontologisch godsbewijs. Door de bijbel erkennen we dat er aan niets groters dan God gedacht kan worden. Dit kunnen we bewijzen door logica. Want God moet bestaan, anders zou er iets zijn waarover iets groters gedacht kan worden. Wat is volgens Anselmus de definitie van God? = Iets waarboven niets groter gedacht kan worden. Wat is logica moderna? = Betekenis van termen hangt van de context af. Welke drie termen zijn belangrijk bij logica moderna? = Significatio, impositio en suppositio. Wat is significatio? = Betekenis, bijv. stoel. Wat is impositio? = Koppelen van klank (vox) aan ding, bijv. het begrip stoel koppelen aan de daadwerkelijke stoel. Wat is suppositio? = de eigenschap van een term om te ‘staan voor iets’ (supponere pro aliquo). Antwoord op de vraag waar het begrip naar verwijst. Individu, klasse, term, etc. Wat is een hele belangrijke discussie in de 12e eeuw? = Over universalia. Waar kan een levende substantie allemaal in onderverdeeld zijn? = In levende of niet-levende substantie. Levend: plant of dier. Dier: met verstand of zonder. Wat is een belangrijke vraag bij universalia debat? = Bestaat algemene termen werkelijk? Bestaan klassen werkelijk? Of zijn het slechts concepten? Hoe denkt Roscelin van Compiègne (ca. 1050 – ca. 1125) over universalia? = Het zijn enkel klanken zonder betekenis Nominalisme. Hoe denkt Willem van Champeaux (ca. 1070 – 1122) over universalia? = Universalia zijn werkelijk in de wereld. Individuen hebben dezelfde essentie Realisme - Twee individuen van eenzelfde soort (bijv. Mark Rutte en Barack Obama) hebben éénzelfde ‘materiële essentie’ (mens of mensheid). Hoe denkt Petrus Abelardus (1079-1142) over universalia? = Nominalisme en realisme zijn allebei niet waar. Universalia zijn geen dingen in de wereld. Het zijn dingen in ons verstand. Ze stellen algemene begrippen in het verstand aan de geest tegenwoordig. Universalia door de geest gevormd via abstractie. Algemene termen stellen algemene begrippen aan de geest tegenwoordig. Wat maakt een zonde tot een zonde volgens Petrus Abelardus (1079-1142)? = Een zonde heeft met de ziel te maken, niet met het lichaam. Maar is de zonde dan een ondeugd? Nee, we kunnen allemaal aan slechte dingen denken het is geen zonde. Is het een daad? Nee, je kunt je kunt iets verkeerds doen zonder te weten dat het verkeerd is. Het heeft met instemming te maken. Je moet het weten en je moet het willen. Hoe denken Avicenna en Averroës over kosmos en psychologie? = Die twee dingen zijn bijna hetzelfde. De kosmos is een emanatie van hemellichamen en sferen van de eerste immateriële intelligentie. Ze kunnen denken. Om die reden zijn ze een beetje hetzelfde. Tot de zwaarste immateriële intelligentie, die heeft materie nodig. De zwaarste immateriële intelligentie heeft twee taken: geven van alle materiële vormen. Psychologische taak: het actieve of mogelijke intellect. Avicenna: alleen het actieve intellect (mogelijk is individueel), Averroës: actieve en mogelijke intellect. Op dit moment zijn we in staat om aan universalia te denken. Daarvoor hebben we een actief principe: het actieve intellect nodig. Dat één persoon kennis heeft, kan op verschillende manieren gezegd worden. Het is mogelijk voor een kind om kennis te hebben. Stel, je gaat geneeskunde studeren, ben je er niet constant mee bezig. Om er aan te denken heb je actief principe nodig: het actieve intellect. De hemellichamen draaien om de immateriële intelligenties. De zwakste intelligentie is de ‘dator formarum’ en het actieve intellect (volgens Avicenna) of het actieve/mogelijke intellect (volgens Averroës). Hoe gaat kennis volgens Aristoteles en middeleeuwse vrienden? = Bottom-up. Volgens Avicenna heeft alles twee aspecten. Welke twee? = Wezen (essentie) en zijn (esse). Wezen is wat het is en zijn is dat het is: zijn (esse) is extrinsiek ten opzicht van wezen (essentia). Paardheid wil nog niet zeggen dat het paard is, om die reden zijn individuen mogelijk. De essentia is noch universeel noch individueel. Wat is het antwoord op “wat is X?” volgens Avicenna? = De essentia van X. Hoe kijkt men naar de metafysica van de 13e eeuw? = Als the great chain of being. Wat is volgens Avicebron het verschil tussen God en andere zijnden? = Universeel hylemorfisme: alles is vorm, ook de immateriële dingen. De immateriële dingen hebben een geestelijke materie. Alleen God is puur van vorm. Wat is volgens Avicenna het verschil tussen God en andere zijnden? = Allen in God zijn essentia en esse hetzelfde ding, terwijl alle geschapen entiteiten zijn een combinatie van essentia en esse ze zijn mogelijk. God is noodzakelijk. Wat is volgens Thomas van Aquino het verschil tussen God en andere zijnden? = Wezen en zijn verhouden zich als potentie en act (er is geen reële samenstelling van wezen en zijn). Een wezen kan geen zijn hebben los van het concrete zijn. Zijn is per definitie de actus essendi (het concrete bestaan). Elk ding is een combinatie van potentie en act, net als onze kennis. Ook individuen / entiteiten zijn eerst potentie en dan act. Behalve God. Wat betekent het volgens Thomas van Aquino dat God, geestelijke substanties en lichamelijke substanties ‘zijn’? Hoe kan ‘zijn’ van deze totaal verschillende dingen geprediceerd worden? = Antwoord: zijnsanalogie. Standaardvoorbeeld: gezondheid. Gezondheid (of: ‘gezond’) wordt op analoge wijze geprediceerd van: - Een levend wezen (in eigenlijke zin) - Urine (als teken) - Geneesmiddelen (als oorzaak). We zijn en God is, maar op analoge manier. Predicaat zijn wordt van ons en God prediceert op analogische manier. Wie heeft Thomas van Aquino veel gelezen? = Hij heeft veel Avicenna lezen. Wat is de opvatting van Thomas van Aquino over de ziel? = Het intellect is de vorm van het menselijke lichaam maar heeft toch een operatio die onafhankelijk van het lichaam is. Het actieve intellect is niet een en uniek voor alle mensen (tegen Avicenna en Averroës). Van wie komt ver veroordeling van 219 stellingen? = Van Etienne Tempier (Stephanus van Orléans) (Gestorven in 1279). Waartegen en waarvoor waren de veroordelingen van 219 stellingen van Etienne Tempier (Stephanus van Orléans)? = Tegen Averroïsten, dubbele waarheid. Voor grenzen tussen de theologie en de filosofie. Waarvan is Willem van Ockham bekend? = Van ontologisch reductionisme, nominalisme en spaarzaamheid. Wat veranderde er na de veroordelingen van 219 stellingen van Etienne Tempier (Stephanus van Orléans)? = Iets kon niet meer filosofisch waar zijn en theologisch onwaar of andersom. Filosofie moest zich aan de bijbel houden en ging nu veel meer op theologie lijken. Er kwamen grenzen voor de filosofie en theologie, regels. Filosofie en theologie waren nog niet hetzelfde (volgens monniken wel). Wat is het scheermes van Ockham? = (entia non sunt multiplicanda praeter necessitatem.) Je moet evidente entiteiten die niet nodig zijn niet gebruiken. Op ontologisch niveau is dat we termen … kunnen verklaren. We hebben ze niet nodig. Logisch: algemene begrippen: universalia zijn rationele dingen, zitten in ons verstand. Alles wat er is is reële of rationele. Universalia zijn concepten of de act van denken aan concepten die naar meerdere individuen verwijzen. Wat is één kennisniveau hoger dan inwendige zintuigen volgens Avicenna? = Het actieve intellect. Is of heeft de zwaarste intelligentie het actieve intellect? = De zwaarte intelligentie is het actieve intellect. Wanneer heb je volgens Averroës het actieve intellect al nodig? = Bij de mogelijkheid: het denken dat twee stoelen op elkaar lijken is al het actieve intellect. Wat is volgens Thomas van Aquino het verschil tussen inwendige zintuigen en het actieve intellect? = Niet zoveel. Fantasia zijn beelden van dingen. Hoe heb je zo’n beeld? Dankzij zintuigen en inwendige zintuigen, die belangrijke dingen kunnen doen: combineren van ervaringen/ beelden door imaginatio. Mermoria: we kunnen ons dingen herinneren. Als je ze niet herinnert, kun je ook nooit aan universalia denken. Intellect zorgt alleen voor universalia en syllogisme. Je denkt niet alleen aan universalia of syllogismen, je hebt als mens meerdere capaciteiten, inclusief sensitieve ziel. Wat is suppotistio? = De betekenis van een woord is niet het ding. De suppositio van een ding is dat de term staat voor iets. Elke term staat voor iets anders, maar op verschillende manieren. Welke vormen van Suppositio zijn er? = Suppositio materalis: gebruik van term voor de talige uitdrukking zelf. Mens staat voor woord zelf. Suppositio simplex: term voor algemeen begrip. Mens is soort. Suppositio personalis: gebruik van een term voor extra mentale, concrete, suppositia (individuen: Socrates, Plato, Aristoteles.) Wat is de betekenis van mens? = Niet een *poppetje* maar dier met verstand. Van wanneer tot wanneer leefde Augustinus van Hippo? = Van 354 tot 430. Van wanneer tot wanneer leefde Boëthius? = Van 480 tot 524. Van wanneer tot wanneer leefde René Descartes? = Van 1596 tot 1650. Van wanneer tot wanneer leefde Petrus Damiani? = Van 1007 tot 1072. Van wanneer tot wanneer leefde Berengarius van Tours? = Van 999 tot 1088. Van wanneer tot wanneer leefde Anselmus van Canterbury? = Van 1033 tot 1109. Van wanneer tot wanneer leefde Sint-Hiëronymus? = Van 347 tot 420. Van wanneer tot wanneer leefde Porphyrius? = Van ca. 204 tot ca. 305. Van wanneer tot wanneer leefde Roscelin van Compiegne? = Van ca. 1050 tot ca. 1125. Van wanneer tot wanneer leefde Willem van Champeaux? = Van ca. 1070 tot 1122. Van wanneer tot wanneer leefde Petrus Abelardus? = Van 1079 tot 1142. Van wanneer tot wanneer leefde Avicenna? = Van ca. 980 tot 1037. Van wanneer tot wanneer leefde Averroës? = Van 1126 tot 1198. Van wanneer tot wanneer leefde Thomas van Aquino? = Van 1225 tot 1274. Van wanneer tot wanneer leefde Solomon ibn Gabirol (Avicebron)? = Van 1021 tot 1057. Wanneer is Etienne Tempier (Stephanus van Orléans) gestorven? = in 1279. Van wanneer tot wanneer leefde Willem van Ockham? = Van 1288 tot 1347. Zet de volgende filosofen in volgorde van geboortedatum (Van Etienne Tempier (Stephanus van Orléans) is er alleen een sterfdatum bekend, dus bij hem op sterfdatum.): Augustinus van Hippo, Averroës , Boëthius, René Descartes, Petrus Damiani, Thomas van Aquino, Berengarius van Tours, Anselmus van Canterbury, Solomon ibn Gabirol (Avicebron), Sint-Hiëronymus, Porphyrius , Roscelin van Compiegne, Etienne Tempier (Stephanus van Orléans), Avicenna, Willem van Champeaux, Petrus Abelardus, Willem van Ockham = Porphyrius (ca. 204 – ca. 305), Sint-Hiëronymus (347-420), Augustinus van Hippo (354-430), Boëthius (480-524), Avicenna (ca. 980 – 1037), Berengarius van Tours (999 - 1088), Petrus Damiani (1007–1072), Solomon ibn Gabirol (Avicebron) (1021 – 1057), Anselmus van Canterbury (1033–1109), Roscelin van Compiegne (ca. 1050 – ca. 1125),Willem van Champeaux (ca. 1070 – 1122), Petrus Abelardus (1079–1142), Averroës (1126–1198), Thomas van Aquino (1225-1274), Etienne Tempier (Stephanus van Orléans) (Gestorven in 1279), Willem van Ockham (1288-1347), René Descartes (1596–1650).
Ingezonden op 23-01-2017 - 1391x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!