Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Examenvocabulaire Frans
› 11 p32 tm p36
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Examenvocabulaire Frans
11 p32 tm p36
Jaar 6 (vwo)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
ainsi que = net als aussi = ook d'abord = eerst d'ailleurs = 'en dan nog iets' d'autant plus que = des te meer omdat d'une part ... d'autre part = enerzijds, anderzijds de même = op dezelfde manier également = ook, eveneens en outre = bovendien en plus, de plus = bovendien enfin = ten slotte même = zelfs bref = kortom donc = dus en clair = kortom en effet = inderdaad en résumé = samengevat en somme = kortom, samengevat enfin = kortom finalement = tenslotte à condition que = op voorwaarde dat afin de = opdat le but = het doel l'objectif = het doel par conséquent = als gevolg pour que = opdat le résultat = het resultaat c'est pour cela que = het is daarom dat c'est pourquoi = het is daarom ... c'est que = dat is omdat ... car = want parce que = omdat puisque = aangezien surtout = vooral à partir de = vanaf aujourd'hui = vandaag de dag autrefois = vroeger avant = voorheen depuis = sinds dès que = zodra désormais = voortaan ensuite = vervolgens et puis = en toen hier = gisteren jusqu'à ce que = totdat maintenant = nu pendant = tijdens puis = toen toujours = altijd, nog steeds tout à coup = plotseling tout de suite = meteen à l'inverse = omgekeerd alors que = terwijl au contraire = daarentegen bien que = hoewel cependant = desalniettemin certes = zeker contrairement = in tegenstelling tot en revanche = daarentegen mais = maar même si = zelfs als néanmoins = desalniettemin or = welnu par contre = daarentegen le paradoxe = de tegenstelling pourtant = toch reste que = blijft het feit dat toutefois = toch tout en = terwijl ainsi = zo par exemple = bij voorbeeld À quoi sert ce passage? = Waartoe dient deze passage, dit stukje tekst? À quoi sert cet exemple? = Waartoe dient dit voorbeeld? à + ww = om te accentuer = accentueren adapter = aanpassen critiquer = bekritiseren décrire = beschrijven donner = geven encourager = aanmoedigen expliquer (pourquoi) = verklaren (waarom) illustrer = illustreren imposer = indruk te maken op inciter = aanzetten tot introduire = introduceren montrer = tonen prouver = bewijzen relativiser = relativeren, afzwakken souligner = onderstrepen Comment cette phrase rapporte-t-elle à la phrase qui précède? = Hoe verhoudt zich deze zin tot de voorgaande? elle en donne la cause = geeft de oorzaak elle en donne la conséquence = geeft het gevolg elle l'appuie = ondersteunt hem elle l'explique = legt uit elle la renforce = versterkt 'm elle l'affaiblit = zwakt af elle la relativise = zwakt af elle s'y oppose = spreekt tegen elle la contredit = spreekt tegen De quel ton l'auteur parle-t-il? = Op welke toon spreekt de schrijver? critique = kritisch déçu = teleurgesteld étonné = verbaasd indigné = verontwaardigd inquiet = ongerust ironique = ironisch, spottend moquer = spottend neutre = neutraal rassurant = geruststellend L'auteur nous fait preuve de quel sentiment? = Welk gevoel laat de schrijver hier blijken? Quelle est l'attitude de l'auteur? = Wat is de houding van de schrijver? l'admiration = de bewondering l'appréciation = de waardering l'espoir = de hoop l'étonnement = de verbazing la méfiance = het wantrouwen la moquerie = de spot l'indifférence = de onverschilligheid Qu'est-ce qui est décrit? = Wat wordt beschreven? Qu'est-ce qui est vrai d'après .. = Wat is waar volgens ... Sur quel aspect met-il l'accent? = Waarop ligt het accent? Que peut-on déduire? = Wat kunnen we afleiden? De quoi s'agit-il? = Waarover gaat het? Comment l'auteur voit-il ... = Hoe ziet de schrijver ... Qu'est-ce qui est dit? = Wat wordt er gezegd? Que dit l'auteur? = Wat zegt de schrijver? Qu'est-ce qui est raconté? = Wat wordt er verteld? Qu'est-ce qu'on lit? / Que lit on? = Wat lezen we? Qu'est-ce qu'on apprend? = Wat leren we? Que peut-on conclure? = Wat kunnen we concluderen uit, wat blijkt uit? Qu'est-ce qui ressort? = Wat kunnen we concluderen uit, wat blijkt uit? Que peut-on déduire? = Wat kunnen we concluderen uit, wat blijkt uit? à tout prix = tot elke prijs de moins en moins = minder en minder de plus en plus = meer en meer le/la/les plus = het meest trop = te veel loin de = verre van ne que = slechts, alleen maar pas mal de = best veel davantage = vooral parfois = soms peu = weinig la plupart = het merendeel plusieurs = verschillende sans = zonder souvent = vaak
Ingezonden op 04-02-2017 - 673x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!