Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
PERIODE3
› 3 woorden frans fatl 4
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
PERIODE3
, deel 3
3 woorden frans fatl 4
Jaar 3 (Gymnasium)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
Gelukkig nieuwjaar = Bonne année en de beste wensen = et les meilleurs voeux het school-skikamp = la classe de neige ook = également de inzet = l’enjeu (m) de slee = la luge sleeën / rodelen = faire de la luge skiën = faire du ski snowboarden = faire du snowboard schaatsen = faire du patin à glace / patiner de sneeuw = la neige sneeuwen = neiger (il neige / il a neigé / il neigeait) een sneeuwpop maken = faire un bonhomme de neige vriezen = geler (il gèle / il a gelé / il gelait) de ijzel = le verglas Voor vanavond voorspelt men ijzel = Pour ce soir on annonce du verglas plaatsvinden = avoir lieu de buurman, de buurvrouw = le voisin, la voisine een horloge = une montre de handschoenen / wanten = les gants een schelp(dier) = un coquillage vervelend / saai = ennuyeux (-euse) ontspannend = reposant een kinderarts = un pédiatre beroemd / befaamd = renommé een huisarts = un médecin généraliste medicijnen = des médicaments (m) een chirurg = un chirurgien een kok = un cuisinier ontdekkingsreiziger = un explorateur onvoorzichtig = imprudent(e) een accountant = un comptable compter = tellen scherpzinnig = perspicace een architect = un architecte een schrijver = un écrivain overtuigd = convaincu(e) een file = un embouteillage Drie Koningen =Épiphanie de koning, de koningin = le roi, la reine een stukje = un petit morceau de oven = le four een sjaal = une écharpe afgeleid / verstrooid = distrait(e) de glimlach = le sourire de Mona Lisa = la Joconde de schoonheid = la beauté de humor = l’humour water geven = arroser (regelmatig ww op –er) strijken = repasser de was = le linge de huwelijksreis = le voyage de noce de koffer = la valise de aankomst = l’arrivée (v) het vertrek = le départ Venetië = Venise het dieet = le régime de aansteker = le briquet leeg = vide het jasje = la veste het servet, de handdoek = la serviette de bril = les lunettes (vrouw. meervoud) de aantekeningen = les notes (v) het cijfer = la note neef/ nicht (kind van oom/ tante)= cousin, cousine neef / nicht (kind van broer/zus = neveu, nièce half broer, half zus =demi-frère, demi-soeur enig kind =enfant unique (fils unique / fille unique) de tweeling = les frères jumeaux, les sœurs jumelles een grote familie (3 kinderen of meer) = une famille nombreuses het huishouden doen = faire le ménage Kan ik u helpen met de tafel afruimen? = Je peux vous aider à débarasser la table? Kan ik u helpen de tafel te dekken? =je peux vous aider à mettre la table? ruzie maken = disputer (regelmatig ww –er) elkaar uitschelden = se dire des gros mots elkaar slaan = se taper dessus ze zitten me dwars = ils m’embêtent dat zit mij dwars = ça m’embête dat wil zeggen = c’est- à-dire de brug = le pont de kerk = l’église (v) het (stand)beeld = la statue het monument = le monument vanochtend = ce matin (m) deze week = cette semaine (v) deze zomer = cet été (m) het probleem = le problème (let op : mannelijk !) de peer = la poire het sieraad = le bijou (les bijoux) dit verhaal / deze geschiedenis = cette histoire Wat een verhaal! = Quelle histoire! de alcohol = l’alcool (m) ik vier mijn (huppeldepupste) verjaardag = Je fête mes …… ans. Deze foto is wazig / onscherp = Cette photo (v) est floue. het landschap = le paysage de hemel = le ciel de zee = la mer de moeder = la mère de vogel = l’oiseau (m) de geur = l’odeur (v) het huis = la maison de wijn = le vin de jurk = la robe de auto = la voiture de sleutel = la clé / les clés het windjack = l’anorak (m) de handschoenen = les gants (v meerv) deze dag, die dag = ce jour-ci, ce jour-là deze maand, die maand = ce mois-ci, ce mois-là. de krant = le journal (les journaux) het weekblad = le (journal) hebdomadaire het tijdschrift = la revue, le magazine het maandblad = le périodique mensuel de roeispaan = la rame robuust/fors/krachtig (beschrijving van mannen) = costaud kussen, omhelzen = embrasser (regelmatig ww –er) je t’embrasse = ik kus/omhels je de warmte= la chaleur De zon is net/zojuist opgekomen = Le soleil vient de se lever. de ster = l’étoile (v) het zeil = la voile de golf = la vague de ring = la bague de armband = le bracelet de ketting = le collier het hart = le coeur uit je hoofd leren = apprendre par coeur (j’apprends, j’ai appris) afnemen = afnemen vermijden = éviter (regelmatig ww –er) bij een vriendin logeren = aller dormir chez une copine onmisbaar = indispensable de toekomst = l’avenir ik heb teveel te doen voor school = j’ai trop à faire avec les études streng = sévère Daarover verschillen de meningen = Ça se discute het asiel, (maar ook : de berghut) = le refuge de hele middag = tout l’après-midi alle middagen = tous les après-midi zorgen voor / zich bezighouden met= s’occuper de (regelmatig ww –er) een dozijn = une douzaine (de) een tiental = une dizaine (de) Dat is deprimerend = C’est déprimant Dat vind ik leuk = Ça me fait plaisir Ik zie er naar uit om = Je me réjouis de stotteren = bégayer (je bégaie, j’ai bégayé) het zelfvertrouwen = la confiance en soi het gebrek = le manque een psycholoog = un psy voelen = ressentir (je ressens, j’ai ressenti) stom = bête blozen = rougir (regelmatig ww op –ir) de voetbalwedstrijd = le match de foot de kersenboom = le cerisier de slaapkamer = la chambre de kamer = la pièce het museum = le musée de periode, het tijdperk = l’époque de schat = le trésor de rondvaartboten = les bateaux-mouches de Eiffeltoren = la tour Eiffel de val, de waterval = la chute Schotland = l’Écosse het Colosseum (in Rome) = le Colisée op straat = dans la rue in de krant = dans le journal op het plein = sur la place op de radio = à la radio op de boulevard = sur le boulevard op T.V. = à la télé in de keuken = dans la cuisine in een luie stoel = dans un fauteuil op een stoel = sur une chaise op internet = sur Internet in de trein = dans le train op het bed = sur le lit vliegen (vliegtuig, vogels) = voler (regelmatig ww –er) binnen = dedans buiten = dehors sur = op sous = onder au-dessus = boven au-dessous = beneden dessus = erop dessous = eronder naast = à côté (de) dichtbij = près (de) ver = loin (de) het bord = l’assiette (v) de kast (voor servies, schoolspullen etc.)= le placard de (kleding)kast = l’ armoire (v) de afwasmachine = le lave-vaisselle het glas = le verre de plank = l’étagère (v) weggooien = jeter (je jette, nous jetons, j’ai jeté) de vuilnisbak = la poubelle de gootsteen = l’évier (m) de fles = la bouteille het meer = le lac het vliegtuig = l’avion (m) het balkon = le balcon de wastafel = le lavabo de deken = la couverture de huiskamer = le salon ik heb het warm = j’ai chaud ik heb het koud = j’ai froid ik heb honger = j’ai faim ik heb dorst = j’ai soif ik heb slaap = j’ai sommeil ik ben moe = je suis fatigué(e) ik ben bang van = j’ai peur ik heb nodig / behoefte aan = j’ai besoin de ik heb zin om = j’ai envie de ik heb pijn aan = j’ai mal au / à la / à l’/ aux ik heb erge honger = j’ai très faim ik heb echt rust nodig = j’ai vraiment besoin de repos ik heb blauwe ogen en blond haar = j’ai les yeux bleus et les cheveux blonds zij heeft bruine ogen en bruin haar = j’ai les yeux marron et les cheveux bruns de huid = la peau de mond = la bouche de neus = le nez het gezicht = le visage het voorhoofd = le front ik heb tijd om = j’ai le temps de ik heb de gewoonte om = j’ai l’habitude de ik ben van plan om = j’ai l’intention de ik heb de gelegenheid om = j’ai l’occasion de ik heb moeite om/met = j’ai du mal à je ziet er moe uit = tu as l’air fatigué(e) een goed of slecht karakter hebben = tu as bon / mauvais caractère (zonder lidwrd) geluk hebben = avoir de la chance gelijk hebben, ongelijk hebben = avoir raison, avoir tort
Ingezonden op 17-02-2017 - 695x bekeken.
Laatst bijgewerkt:
19-02-2017
.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!