Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Let's go digital!
› 4 1 havo Kapitel 4 Lernbox P 4-5-6 alleen woordjes en Redemittel
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Let's go digital!
4 1 havo Kapitel 4 Lernbox P 4-5-6 alleen woordjes en Redemittel
Jaar 1 (havo)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
ändern - Kannst du versuchen, dein Benehmen zu [ändern]? = veranderen der Gipfel - Der Lift geht bis zum [Gipfel]. = de top klappen - Es wird nächstes Mal bestimmt [klappen]. = lukken klar - Nachdem unser Lehrer es erklärt hatte, war alles [klar]. = duidelijk leicht - Die Wanderung war nicht [leicht]. = gemakkelijk spüren - Wenn sie hinausgehen, werden sie [spüren], wie kalt es ist. = voelen sich trauen - Sie [trauen sich] nicht, ihren Vater um Erlaubnis zu bitten. = durven trotzdem - Der Gegner war sehr stark. [Trotzdem] haben wir gewonnen. = toch vielleicht - Kannst du mir [vielleich]t dabei helfen? = misschien weiter - Erzähl doch bitte [weiter]! Es ist so spannend! = verder erlauben - Meine Eltern werden es wohl nicht [erlauben]. = toestaan der Gegner - Dieses Mal war unser [Gegner] leider stärker. = de tegenstander kämpfen - Die Spieler [kämpfen] mit fairen Mitteln. = strijden losgehen - Es wird um 15.30 Uhr [losgehen]. = beginnen die Mannschaft - Wir haben noch nicht gegen diese [Mannschaft] gespielt, = het team passieren - So etwas darf doch nicht [passieren]! = gebeuren der Satz - Wir haben den zweiten [Satz] gewonnen. = de set schlagen - Ich hoffe, wir werden sie nächstes Mal [schlagen]. = verslaan die Seite - Von welcher [Seite] kam der Ball? = de kant die Sendung - Diese [Sendung] habe ich verpasst. = de uitzending gelijk - Das Spiel endete null zu null .... = unentschieden de scheidsrechter - Wir hatten leider keinen .... = der Schiedsrichter de bal - ... ging ins Aus. = der Ball de vereniging - Mein ... heißt AFC. = der Verein het team - Ich spiele nächstes Jahr in einer anderen .... = die Mannschaft de wedstrijd - Wie spät fängt ... denn an? = das Spiel de aanvaller - Hans ist der beste ... in unserer Mannschaft. = der Stürmer de keeper - Unser ... war leider krank. = der Torwart de verdediging - Unsere ... hat wieder zu viele Fehlergemacht. = die Verteidigung de trainer - Unser ... war nicht zufrieden mit unserer Leistung. = der Trainer de wedstrijd - Wer hat den ... im Judo gewonnen? = der Wettkampf volleyballen - Sie ... zusammen mit meiner Schwester .... = Volleyball spielen het tennisracket - Wo ist denn bloß mein ...? = der Tennisschläger fitnessen - Meine Schwester und ich .... = Fitness machen roeien - Meine Eltern ... jedes Wochenende. = rudern hockeyen - In der Schule ... wir nie .... = Hockey spielen tafeltennissen - Wir ... im Sommer gerne .... = Tischtennis spielen Kun jij voetballen? Natuurlijk. = Kannst du Fußball spielen? Nee, helaas niet. = Natürlich. Nein, leider nicht, Ik moet om vier uur beginnen. = Schade. Jammer. = Ich muss um vier Uhr anfangen. Ik kan je morgen niet afhalen. = Ich kann dich morgen nicht abholen. Kunjij morgen naar mij toekomen? = Kannst du morgen zu mir kommen? Ik tennis in de lente. = Ich spiele im Frühling Tennis. Wat doen jullie met Kerstmis ? = Was macht ihr zu Weihnachten? Wilje misschien meegaan? = Möchtest du vielleicht mitgehen? Welke sport doe jij? = Welchen Sport treibst du? We voetballen pas weer na carnaval. = Wir spielen erst wieder nach Karneval Fußball. We gaan 's zomers vaak naar het zwembad. = Wir gehen im Sommer oft ins Schwimmbad. Bij ons is er 's winters altijd sneeuw. = Bei uns gibt es im Winter immer Schnee. Ik wil volgend weekend naar de bioscoop gaan. = Ich will nächstes Wochenende ins Kino gehen. Nee, ik ben een beetje moe. = Nein, ich bin ein bisschen müde. Met Pasen willen we gaan skién. = Zu Ostern wollen wir Ski fahren. Ik verheug me al op de herfst. = Ich freue mich schon auf den Herbst.
Ingezonden op 27-02-2017 - 1271x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!