Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'

Thematische woordenschat voor handel en economie Engels

14 Kantoor (volledig)

Jaar 3 (universiteit)

bureaustoel = office chair
bureau, schrijftafel = desk
prullenmand, papiermand= wastepaper basket
planken, boekenplanken= shelving, book shelves
archiefkast= filing cabinet
mededelingenbord, prikbord, aanplakbord= notice board, bulletin board
flip-over= flip cart
diaprojector= slide projector
overheadprojector= overhead projector
scherm= screen
bandrecorder = taperecorder
kopieerapparaat= photocopier, copier
kluis= safe
draaistoel= swivel chair
kantoortuin= open plan office
scheidingswand, afgescheiden ruimte= partition
postvak = pigeon hole
frankeermachine = franking machine, postage meter
visueel hulpmiddel= visual aid
podium= podium
ergonomisch= ergonomically
automaat= vending machine
papierversnipperaar= shredder
kantoorbenodigdheden = stationary
document= document
aantekening, document, archiefstuk= record
zwart op wit = in black and white
archiefstukken, documenten = records
notebook = notebook
notitieblok, blocnote= note pad
bureauagenda, bureaukalender, omlegkalender = desk diary, desk calendar, appointment calendar
muurkalender= wall calendar
paperclip= paper-clip
puntenslijper= pencil sharpener
plakband= adhesive tape
liniaal= ruler
schaar= sissors
rekenmachine= calculator
ordner, klapper, map= file
map, snelhechter= folder
nietmachine = stapler
nietje, nieten = staple
datumstempel = date stamp
diplomatentas, aktentas, koffiertje= briefcase
zelfklevend= self-adhesive
luchtkussenenveloppe= padded envelope
briefpaper vh bedrijf= headed paper, company stationary
notitieblok, aantekenblok= scribbling pad
noteren, neerkrabbelen= jot down
personal organizer, filofax= personal organize, filofax
ringband, ordner= arch board file, ring binder
hangmap= suspension file
bakje voor inkomende post= in tray
bakje voor uitgaande post= out tray
kaartsysteem= card index
perforeren = punch
perforator = hole puncher (gb), perforator (US)
weegschaal= scales
snijmachine= quillotine (gb), paper cutter (us)
correctievloeistof= correcting fluid
bevochtiger= moistener
dicteermachine= dictating machine, dictaphone
draagbaar= portable
microfiche= microfiche
microfilm= microfilm
microcomputer = microcomputer
personal compueter= personal computer
hardware, apparatuur= hardware
processor = processor
geheugen = memory
besturingssysteem= operating system
diskdrive = disk drive
harde schijf, harddisk = hard disk
cd-rom drive = CD-ROM disk
toetsenbord= keyboard
muis= mouse
monitor= monitor
werkstation= workstation
modem= modem
informatie overdracht= information transmission
terminal= terminal
centrale computer, grote computer= mainframe
computernetwerk= mainframe network
opslag= storage
vergemakkelijken= facilitate
ophalen= retrieval
toegang= acces
centrale verwerkingseenheid= central processing unit (CPU)
ram geheugen= random acces memory
rom geheugen= read-only memory
randapparatuur= peripherals, peripheral equipment
interface, verbinding, koppeling= interface
prompt, oproepteken= prompt
pijltjestoets, cursortoets= arrow key
return toets= return key
control-toets= control key
functietoets= function key
shift-toets= shift key
terugtoets, backspace= back space
tabuleer toets= tab key
beeldscherm= visual display unit (VDU)
naaldprinter, matrixprinter= dot-matrix printer
inkjet-printer= ink jet printer
laserprinter= laserprinter
plotter, tekenmachine= plotter
software = software
programma = program
toepassing= application
bijwerken, updaten, aanpassen= update
compatibel, verenigbaar, bij elkaar passend= compatible
floppy, diskette= floppy disk
bestand= file
diskette= disk, diskette
opslaan = file
laden = load
tonen = display
grafische voorstelling = graphics
intoetsen, invoeren = key in , enter
commando= command
icoon, beeld, afbeelding = icon
menubalk = menu bar
openen= open
bewaren, opslaan= save
hernoemen, een andere naam geven= rename
afdruk= hard copy
fout= error
programmeringsfout, programmafout= bug
crashen, dumpen= crash
virus= virus
invoeren= input
scanner, optische lezen, beeldlezer = scanner
uitvoeren, als output opleveren = ouput
data, gegevens, informatie = data
databank, gegevensbank = data bank
opslaan = store
gegevensverwerking = data processing
tekstverwerker, tekstverwerkingsprogramma = word processor
gegevensverwerking = information processing
doormiddel ve netwerk verbinden = network
systeemsoftware = systems software
toepassingsprogrammatuur, applicatie software = applications software
toepassingsgericht, functiegebonden = dedicated
toegang hebben/krijgen tot = acces
opalen, binnenhalen, ontvangen = download
laden = upload
online, gekoppeld = on-line
offline, niet gekoppeld = off-line
reservekopie = backup
scrollen, schuiven van tekst over beeldscherm = scroll
ophalen = retrieve
uitdraai = printout
verzamelstaat, spreadsheet = spreadsheet
opsporen, verwijderen v fouten in e programma= debug
programmeur= programmer
ASCII = american standard code for international interchange
alfanumeriek = alfanumeric
gelijktijdige, onvertraagde, directe verwerking = real-time operation
desktop publisching (DTP) = desktop publishing
computerondersteund ontwerpen = computer-aided design (CAD)
computerondersteund = computer-aided
kustmatige intelligentie = artificial intelligence
door/voor de computer leesbaar = computer-readable
typist(e) = copy typist, clerk typist
typekamer, alle typisten van een bedrijf = typing pool
in duplo, in tweevoud = in duplicate
in triplo, in drievoud = in triplicate
eerste/ruwe versie, concept = rough copy (gb) rough draft (us)
definitieve/finale versie = fair copy (gb), fianl copy (us)
doorslag, carbonkopie = carbon copy
typefout= typing error
een dictaat opnemen = take a dictation
stenografie = shorthand
dicteren = dictate
receptionist, assistent(e) = receptionist
persoonlijk assistent(e), rechterhand = personal assistant
privésecretaris, privésecretaresse = confidential secretary (gb), private secretary (us)
administratief, schrijf, kantoor = clerical
archiefbediende, archiefambtenaar = filing clerk
secretariaats-, secretarieel = secretarial
archiefsysteem, opbergsysteem = filing system
index, register = index
archiveren, opbrengen onder = file under
kopie, kopiëren = photocopy
vergroten = enlarge
verkleinen = reduce
schriftelijk, geschreven = written
woorden per minuut = wpm
toetsaanslag = keystroke
vetgedrukt = bold
onderstreept = underlined
cursief schrift, schuinschrift = italics
hoofdletters, kapitalen = capitals
in hoodletter, bovenkas = uppercase
in kleine letters, onderkast = lowercase
ondertitel, onderkop = sub-heading
tekendichtheid, aantal tekens per inch = pitch
teken, symbool, letter, cijfer, code = character
drukproefcorrectie = proof reading
uittypen van bandopname = audio typing
referentiepunt = point of reference
stapels, riem = ream
papierwerk, administratief werk = paperwork
vergadering, bij bijeenkomst, bespreking = meeting
personeelsvergadering = staff meeting
gesprekken = talks
brainstrormen = brainstorming
discussie, bespreking = discussion
conferentie, congres = conference
conventie, bijeenkomst, congres, conferentie = convention
instrueren, aanwijzingen geven = brief
afspraak = appointment
plannen, in het rooster opnemen = schedule
instructies, briefing, instruering = briefing
onderhandelaar= negotiator
verplaatsen, wijzigen, verschuiven = reschedule
beleggen, bijeenroepen = call
houden = hold
bijwonen, aanwezig zijn bij = attend
voorzitter, voorzitter zijn van = chair
uitstellen = postpone
onderbeken = interrupt
annuleren, afzeggen, afgelasten = cancel
agenda = agenda
agendapunt = item
onafgedaan, nog niet afgehandeld, onbeslist = outstanding
notulen, verslag = minutes
stemmen = take a vote
verdergaan met, overgaan naar = move on
wat verder ter tafel komt, rondvraag = any other business
symposium = symposium
bijeen/samenroepen, bijeen/samenkomen = convene
quorum = quorum
schorsen, onderbreken, verdagen = adjourn
bekijken, bestudere, beoordelen = review
punt van orde, opmerking met betrekking tot de gang van zaken = point of order
het woord hebben = have the floor
motie = motion
ondersteunen, goedkeuren, bijvallen = second
een voorstel doen = move
consensus, overeenstemming = consensus
gevolmachtigde, afgevaardigde = proxy
platstelling, impasse, staking van stemmen = deadlock
een stem uitbrengen = cast a vote
beslissende stem = casting vote (gb), tie breaking vote (us)
resolutie, motie = resolution
optekenen, noteren, vastleggen = record
helderheid, duidelijkheid = clarity
beknoptheid, bondigheid = brevity
nauwkeurigheid = accuracy
bekijken, nagaan, onderzoeken = look into
onderzoeken, onder de loop nemen, nagaan = examine
nauwkeurig onderzoeken, nagaan, doornemen = go through
toevoegen = add
aannemen, uitgaan van = take
zien, bekijken = see
voorstellen = propose
persoonlijk = personally
naar voren brengen = put forward
voorstel = proposal
gevoel = feeling
zienswijze, opvatting, mening = view
samenvatten, resumeren = to sum up, summarize
doornemen = go over
kort, beknopt, bondig = brief
nauwkeurig, nauwgezet accuraat = accurate
mondeling = verbal
presentatie, introductie = presentation
geneigd, bereid = inclined
neiging = inclination
reageren = react
diepgeworteld gevoel, diepste overtuiging = gut feeling, immediate feeling
iets zeggen, onderbeken = come in
teruggaan naar = go back to
herhalen = restate
uitweiden over, meer vetellen over = expand on
meegaan met, akkoord gaan met, bijval = go along with
zich duidelijk uitdrukken, duidelijk maken wat men bedoelt = make oneself clear
behandelen = cover
recapituleren, kort samenvatten = recapitulate
voor zijn, voorstander zijn = be in favo(u)r
tegen zijn, tegenstander zijn = be against
het oneens zijn, verschillen van mening = disagree
helemaal, geheel en al, volkomen = entirely
uitgesloten zijn , geen sprake zijn van = be out of the question
twijfels = doubts
actie, maatregel = action
niet/verkeerd begrijpen, misvertaan = miss the point
kritiek = criticism
bezwaar maken/hebben = object
punt, kwestie = point
kritiseren, kritiek hebben op = criticize
bezwaar = objection
alles goed en wel, dat kan wel zijn = all very well
enerzijds, aan de ene kant = on the one hand
anderzijds, aan de andere kant = on the other hand
of, anders, anderzijds = alternatively
in de eerste plaats, om te beginnen, immers = for one thing
integendeel = on the contrary
zich bewust zijn van, zich realiseren, inzien = appreciate
begrijpen wat iemand bedoelt = take sb point
rechtvaardigen = justification
verwerpen = rejection
ontwijkend = evasive
neutraal, terughoudend, vrijblijvend = non-commital
essentieel, wezenlijk = vital
noodzakelijk, verplicht, dwingend = imperative
sleutel = key
aarzelend, weifelachtig, voorzichtig = tentative
voorbehoud, bedenkingen = reservations
feitelijk = factual
beantwoorden, reageren op, weerleggen = counter
gevolg, resultaat, consequentie = consequense
buiten beschouwing laten, niet serieus nemen = discount
irrelevant, niet ter zake doen, onbelangrijk = irrelevant
elkaar misverstaan, elkaar in de wielen rijden = be at cross purposes
rapport, verslag, bericht = report
stijgen, omhooggaan, toenemen met = go up by
stijgen/toenemen tot = go up to
groeien, toenemen, stijgen = grow
sijtgen, toenemen, omhooggaan = rise
succes hebben, het goed doen = to do well
groeien, stijgen, toenemen = increase
dalen/afnemen met = fall by
daling, afneming = decrease
dalen, afnemen tot = fall to
dalen, afnemen, teruglopen = decrease
weinig succes hebben, het slecht doen = do badly
blijven, voortduren, verdergaan = continue
verslechteren, verergeren = worsen
blijven = remain, stay
stijgen tot/naar = rise to
staan op = stand at
overblijven, resteren = be left
bereiken = reach
benaderen, naderen, in de buurt komen = approach
schijnen, lijken = seem
tonen, laten zien = show
tendens, neiging, trend, ontwikkeling = trend
schijnen, lijken = appear
neiging, tendens, trend = tendency
vergelijken = compare
contrasteren, afsteken = contrast
aftrekken = subtract
weghalen = take away
vermenigvuldigen = multiply
delen = divide
in een berekening gebruiken = calculate at
flink groter/hoger zijn dan, voorliggen op = be well ahead of
veranderen, wijzigen, anders worden = change
voorliggen op = be out in front
opjagen, opdrijven = push up
omvatten, bevatten, insluiten = include
fluctueren, schommelen, variëren = fluctuate
kwantitatief = quantitative
verdubbelen = double
verdrievoudigen = treple (gb), triple (us)
beter worden, opleven, aantrekken = pick up
dalen, afnemen = decline
achteruitgaan, teruglopen = deteriorate
hoogste niveau = peak level
op een bepaald niveau stabiliseren = level out
handhaven, behouden, vasthouden = sustain
stijgend, opwaarts, toenemen = upward
stabiliseren = stabilize
weerspiegeld worden, blijken uit, tot uitdrukking komen = be reflected
zeker, wel moeten = be bound to
de neiging hebben = tend
geneigd zijn tot, neiging vertonen om = be prone to
correleren, in verband brengen = correlate
bereiken, gaan naar, naderen = get on for, get up to
spanwijdte, zich uitstrekken = span
duren, voortduren, aanhouden = persist
interpreteren, uitleggen = interpret

Ingezonden op 28-02-2017 - 3078x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!

voting system
1
2
3
4
5

samenvoeging van Bart

Deze overhoring is meer dan zeven jaar geleden ingestuurd. Dit was de begintijd van woordjesleren.nl!!
Waarschijnlijk werk je met een recentere uitgave en wijkt jouw boek af van de inzending hierboven.

Vakken

Thematische woordenschat voor handel en economie Engels

14 Kantoor (volledig)