Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Cito-idioom.signaalwoorden
› 1 Blok A; Veelgebruikte formuleringen
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Cito-idioom.signaalwoorden
, deel A
1 Blok A; Veelgebruikte formuleringen
Jaar 5 (Atheneum)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
Das deutet darauf hin, dass=Dat wijst erop, dat Das Wort ... kann man ersetzen durch =Het woord ... kun je vervangen door Das Wort ... bezieht sich auf=Het woord ... heeft betrekking op In diesem Satz handelt es sich um=In deze zin gaat het om In welchem Satz wird dasselbe erwähnt?=In welke zin wordt hetzelfde vermeld? Was bedeutet / Was heißt ...=Wat betekent ...? Was bezweckt der Verfasser damit?=Wat beoogt de schrijver daarmee? Was beabsichtigt der Verfasser damit?= Wat beoogt de schrijver daarmee? Was geht aus diesem Satz hervor? =Wat kun je uit deze zin opmaken? Was kann man aus diesem Satz schließen?= Wat kun je uit deze zin opmaken? Welcher Standpunkt wird im Text vertreten?=Welk standpunt wordt in de tekst ingenomen? Welches Wort kann man zwischen .... und ... im Sinne des Textes einsetzen? =Welk woord kun je in overeenkomst met de tekst tussen ........ en ........ invoegen? Wer vertritt in Bezug auf …... den gleichen Standpunkt?=Wie neemt met betrekking tot...... hetzelfde standpunt in? Wie äußert sich der Autor darüber?=Hoe laat de schrijver zich daarover uit? Wie ist dieser Satz zu verstehen?=Hoe moet men deze zin opvatten? Wie stellt sich das heraus?=Hoe blijkt dat? Wie zeigt sich das?=Hoe blijkt dat? Wie verhält sich dieser Satz zum vorangehenden Satz?=In welke verhouding staat deze zin tot de voorafgaande zin? Zu welchem Schluss kommt der Autor?=Tot welke conclusie komt de schrijver? Zu welcher Schlussfolgerung kommt der Autor?=Tot welke conclusie komt de schrijver? Was empfindet der Verfasser?=Wat voelt de auteur? Welches Gefühl drückt der Text aus?=Welk gevoel drukt de tekst uit? Der Ton des Textes ist....=De toon van de tekst is….. Was ist der Kern des Absatzes?=Wat is de kern van de alinea? Was meint der Verfasser damit?=Wat bedoelt de auteur daarmee? Was will der Verfasser deutlich machen?=Wat wil de schrijver duidelijk maken? Welche Aussage entspricht. ...? =Welke bewering komt met ... overeen? Welche Behauptung stimmt mit ... überein? = Welke bewering komt met ... overeen?
Ingezonden op 28-02-2017 - 317x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!