Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via WRTS. Klik op 'Overhoren'

Na Klar!, deel 1

2 Lernliste + redemittel

Jaar 5 (havo)

2.1
aufziehen = plagen
der Aushang = de affiche
auslösen = teweegbrengen
falsch = verkeerd
die Geschichte = de geschiedenis; het verhaal
das Gewitter = het onweer
initiieren = op poten zetten
körperlich = lichamelijk
mobben = pesten
rempeln = duwen
die Schlägerei = de vechtpartij
die Schlichtung = de bemiddeling
der Streithahn = de ruziemaker
die Tätigkeit = de activiteit
der Tropfen = de druppel

2.2
sich abnabeln = zich losmaken
abstreiten = ontkennen
die Bildung = de opleiding
entartet = ontaard
erkranken = ziek worden
die Erziehung = de opvoeding
favorisieren = de voorkeur geven aan
gängig = gangbaar
laut = volgens
die Lösung = de oplossing
die Magersucht = de anorexia nervosa
der Nährboden = de voedingsbodem
neulich = pas geleden
das Opfer = het slachtoffer
woanders = ergens anders
2.3
absichtlich = met opzet
ermöglichen = mogelijk maken
die Erniedrigung = de vernedering
herablassend = uit de hoogte
die Ignoranz = de onwetendheid
obdachlos = dakloos
schmerzen = pijn doen
der Schwachsinn = de onzin
sich sehnen = zich verlangen
das Verhältnis = de verhouding
verschmutzen = vervuilen
vorziehen = de voorkeur geven aan
2.4
der Absturz = de crash
auftauen = ontdooien
bislang = tot nu toe
das Ereignis = de gebeurtenis
die Forschung = het onderzoek
gelegentlich = zo nu en dan
die Körperverletzung = het toebrengen van lichamelijk letsel
muskulös = gespierd
radeln = fietsen
der Randalierer = de herrieschopper
schützen = beschermen
die Schwiegermutter = de schoonmoeder
die Sicherheit = de veiligheid
der Streit = de ruzie
die Zunge = de tong
2.5
angeblich = zogenaamd
ausgerechnet = juist
beraten = adviseren
die Beschwerde = de klacht
die Falle = de val
kassieren = afrekenen
kostenpflichtig = tegen betaling
die Neugier = de nieuwsgierigheid
der Nutzer = de gebruiker
sperren = afsluiten
trennen = onderbreken
die Tücke = de geniepigheid
übel = slecht
verführerisch = verleidelijk
der Verstoß = de overtreding
2.6
ausrasten = over de rooie gaan
die Befürchtung = de vrees
brutal = ruw
die Empathie = het inlevingsvermogen
erlaubt = toegestaan
fördern = bevorderen
der Gegner = de tegenstander
gemeinsam = gemeenschappelijk
die Grundlage = de basis
die Knarre = het pistool
löschen = wissen
das Massaker = het bloedbad
das Muster = het patroon
reißerisch = op effect berekend
vereinzelt = zo nu en dan
verpassen = missen
verschwenden = verkwisten
2.10
anrufen = bellen
beträchtlich = aanzienlijk
einblenden = in het beeld projecteren
erzeugen = veroorzaken
das Fazit = de conclusie
der Humbug = het bedrog; de onzin
in aller Munde = algemeen besproken
laut werden = bekend worden
reizen = prikkelen
schwindeln = bedriegen
stattfinden = plaatsvinden
trotzdem = desondanks
unterschwellig = onbewust
verführen = verleiden
die Werbung = de reclame
zuverlässig = betrouwbaar
2.11
anregen = stimuleren
künstlich = kunstmatig
der Mangel = het gebrek
nachvollziehen = begrijpen
nachweisen = aantonen
Nebenwirkungen = bijwerkingen
der Schub = de duw
schwächen = verzwakken
die Sehne = de pees
vertretbar = verdedigbaar
die Verwandung = het gebruik
die Wahl = de keuze
die Wirkung = het effect
Ben je bang voor hem? = Hast du Angst vor ihm?
Ik vind niet dat we te weinig eisen. = Ich glaube nicht, dass wir zu wenig fordern.
Hij durft na die gebeurtenis niet meer naar school. = Er traut sich nach diesem Ereignis nicht mehr in die Schule.
Zijn leraren bang voor school? = Haben Lehrer Angst vor der Schule?
Is het erg? = Ist es schlimm?
Dat geloof ik wel. = Das glaube ich schon.
Dat is typisch een antiautoritaire opvoeding. = Das ist typisch eine antiautoritäre Erziehung.
Ze werd door een leerling neergestoken. = Sie wurde von einem Schüler erstochen.
Onder jongeren stijgt de gewelddadigheid. = Unter Jugendlichen steigt die Brutalität.
Het is de verantwoordelijkheid van de school. = Es ist die Verantwortung der Schule.
Is er geen bescherming tegen spam? = Gibt es keinen Schutz gegen Spam-Mails.
Hij heeft vooral behoefte aan veiligheid. = Er hat vor allem Bedürfnis nach Sicherheit.
Daar gaat geen bedreiging van uit. = Davon geht keine Bedrohung aus.
Het onderwerp van vandaag is leven op school. = Thema heute ist der Schulalltag.
Hij zal maatregelen nemen. = Er wird Maßnahmen treffen.
We moeten meer druk uitoefenen. = Wir müssen mehr Druck ausüben.
We weten niet meer wat we moeten doen. = Wir wissen nicht mehr, was wir tun sollen.
Bij de ingang staan metaaldetectoren. = Am Eingang stehen Metalldetektoren.
Het bewakingspersoneel controleert iedereen. = Das Wachpersonal überprüft jeden.
In het hotel zijn ook bewakingscamera's. = Im Hotel gibt es auch Videoüberwachung.
Het geweld komt van buiten. = Die Gewalt kommt von außen.
Waar zoekt u de oorzaak? = Wo suchen Sie die Ursache?
Dat is een bijzondere prestatie. = Das ist eine besondere Leistung.
Wat is jouw cijfer voor wiskunde? = Welche Note hast du in Mathe?
Heb je de toets gehaald? = Hast du die Prüfung bestanden?
Zo zit het systeem in elkaar. = So ist das System angelegt.
Je mag niet falen. = Man darf nicht versagen.
De dader werd gearresteerd. = Der Täter wurde verhaftet
Zijn deze gevallen even ernstig? = Sind diese Fälle gleich ernst?
Volgend jaar doe ik het vmbo/havo-examen. = Nächstes Jahr mache ich Mittlere Reife.
Dat veroorzaakt geen pijn. = Das verursacht keinen Schmerz.
Dat is minder dan anders. = Das ist weniger als sonst.
Je moet hogere eisen stellen. = Man soll höhere Anforderungen stellen.
De school is toch verantwoordelijk? = Die Schule trägt die Verantwortung. Oder?
Dat zou onzin zijn. = Das wäre Unsinn.
Onderwijs moet meer plezier. = Unterricht soll mehr Freude machen.
Zulke leerlingen doen het veel beter. = Solche Schüler schneiden viel besser ab.
Dat kun je wel zeggen! = Das kann man wohl sagen!
De media werken geweld in de hand. = Die Medien wirken Gewalt verherrlichend.
Dan hoef je je niet te verbazen. = Dann braucht man sich nicht zu wundern.
Ik vraag me af of discussiëren wel genoeg is. = Ich frage mich, ob diskutieren reicht.
Daar houdt voor mij de tolerantie op. = Da hört für mich die Toleranz auf.
Wat wilt u daarmee zeggen? = Was wollen Sie damit sagen?
Je moet iets ondernemen? = Man muss etwas unternehmen.
We moeten de problemen oplossen. = Wir müssen die Probleme lösen.
Het komt allemaal op waarden aan. = Es kommt alles auf Werte an.
Wat kan er belangrijker zijn dan dat? = Was wäre wichtiger als das?
Dat schendt de rechten van de mens. = Das verletzt die Menschenrechte.
Ze zijn zelf slachtoffer geweest. = Sie sind selber Opfer gewesen.
Wat vindt u ervan? = Was halten Sie davon?

Ingezonden door Metal=Forever op 03-03-2017 - 646x bekeken.
Laatst bijgewerkt: 13-03-2017.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!

voting system
1
2
3
4
5

m,wefhklfawfqwfqjl;wegvqwegfqjl;wegfqjkl;wegqjl;wegqwegqjl;wgqwegqjl;wegqjl;wegqjl;egqjl;egqjl;egqwegqgweqsd weioqcunseoafh8evyhsdko.agn ioagj sdp/gjerl/vjsduk6y34gvhjnsioacb o3/qu iv

Deze overhoring is meer dan vier jaar geleden ingestuurd!!
Waarschijnlijk werk je met een recentere druk en wijkt jouw boek af van de oefening hierboven.

Reacties

Er zijn nog geen reacties.

Vakken

Na Klar!, deel 1

2 Lernliste + redemittel

Reacties