Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
ANvwo5
› 0 alles idioom woorden 11t/m 15
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
ANvwo5
, deel 0
0 alles idioom woorden 11t/m 15
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
la gestion = het beleid; het management le coût de la vie = de kosten van levensonderhoud importer = van belang zijn un créneau = een gat in de markt le pouvoir d'achat = de koopkracht un succès fou = een enorm succes les deux tiers = tweederde {m} nuire à = schade berokkenen aan; schaden le commerçant = de middenstander changer = wisselen compétitif = concurrerend une pièce = een munt; een muntstuk les frais = de kosten {m} marchander = afdingen subir des pertes = verliezen lijden une exploitation = een bedrijf; een onderneming évaluer = schatten favoriser = bevoordelen; steunen un objectif = een doelstelling un prêt = een lening la demande = de vraag {economisch} le bénéfice = de winst le bilan = de balans la croissance = de groei négocier = onderhandelen; onderhandelen over en stock = in voorraad la signature = de handtekening mettre à jour = bijwerken; bijhouden valoir = waard zijn économiser = sparen; besparen faire face à = het hoofd bieden aan un impôt = een belasting un sou = een cent une commande = een bestelling déficitaire = verliesgevend la caisse d'épargne = de spaarbank le chiffre d'affaires = de omzet une pénurie = een tekort la propriété = het bezit; het eigendom prospère = welvarend zuinig = économe een bankrekening = un compte en banque de handel = le commerce de verkoper = le vendeur een pinpas = une carte bancaire de pincode = le code confidentiel de rijkdom = la richesse de rij = la queue rood staan = être à découvert een speciale aanbieding = une offre spéciale tweedehands = d'occasion lenen van = emprunter à het bedrag = le montant de boekhouding = la comptabilité de uitverkoop = le solde la santé publique = de volksgezondheid la guérison = de genezing paralysé = verlamd contracter = oplopen attraper = oplopen cracher = spuwen insalubre = ongezond succomber = bezwijken admettre = toegeven contagieux; contagieuse = besmettelijk la condition physique = de lichamelijke gezondheid sain = gezond le poison = het gif; het vergif le bien-être = het welbehagen; het behaaglijke gevoel la maternité = het moederschap une crise cardiaque = een hartaanval une côte = een rib l'agonie = de doodsstrijd {f} le toxicomane = de drugsverslaafde une cure de désintoxication = een ontwenningskuur la respiration = de ademhaling le muscle = de spier un nutritionniste = een voedingsdeskundige l'apparence = de schijn; het uiterlijk {f} un rhume = een verkoudheid la matière grasse = het vet le pharmacien = de apotheker la mortalité = het sterftecijfer se suicider = zelfmoord plegen faire effet = werken; effect hebben avaler = slikken; inslikken la poitrine = de borst une piqûre = een injectie se dégrader = achteruitgaan bénéfique = heilzaam jouir de = genieten; genieten van la peau = de huid une fracture du crâne = een schedelbasisfractuur soulager = verzachten; verlichten en vain = tevergeefs een verpleegkundige = un infirmier; une infirmière de zorg = le soin de oorzaak = la cause het bed houden = garder le lit de koorts = la fièvre zeldzaam = rare de pleister = le sparadrap het gips = la plâtre de tandarts = le dentiste kiespijn hebben = avoir mal aux dents pijnlijk = douloureux; douloureuse beterschap = meilleure santé het spreekuur = la consultation de wachtkamer = la salle d'attente een beetje ziek = souffrant l'environnement = het milieu; het leefmilieu {m} attribuer à = toeschrijven aan empirer = verslechteren la sécheresse = de droogte un écologiste = een milieubeschermer le réchauffement = de opwarming la déforestation = de ontbossing le désastre = de ramp l'énergie solaire = de zonne-energie {f} l'effet de serre = het broeikaseffect {m} le barrage = de stuwdam un incendie = een brand la gravité = de ernst un canadair = een blusvliegtuig ravager = verwoesten polluant = vervuilend les déchets = het afval {m} déclencher = ontketenen la floraison = de bloei l'épuration = het zuiveren; de zuivering {f} un carburant = een brandstof fertile = vruchtbaar la brousse = de wildernis le promoteur = de projectontwikkelaar une avalanche = een lawine le littoral = de kustlijn la poussière = het stof cesser de = ophouden te; ophouden met la matière première = de grondstof une erreur = een vergissing l'humanité = de mensheid {f} le paysan = de boer la mauvaise odeur = de stank forestier; forestière = bos- un berger = een herder les intempéries = het slechte weer {f} la brume = de nevel la baleine = de walvis réduire = verminderen la postérité = het nageslacht bedreigen = menacer rekenen op = compter sur zuiver = pur de aarde = la terre de luchtkwaliteit = la qualité de l'air het lawaai = le bruit de rust = le repos een vergissing = une erreur de stedeling = le citadin de boerderij = la ferme de stilte = le silence de grond = le sol laat = tard het klimaat = le climat Pas op met vuur! = Attention au feu! marquer un but = een doelpunt gescoord consister à = bestaan in faire le tour = om heen lopen persister à = volharden in; blijven {+ww} deviner = raden remplir = vullen; invullen aménager = inrichten tailler = snoeien; snijden insister = aandringen attaquer = aanvallen franchir = overgaan; overschrijden combattre = bestrijden supplier = smeken remettre = overhandigen renoncer à = afzien van s'échapper = vluchten; ontsnappen; ontvluchten recourir à = zich wenden tot persuader = overtuigen manier = hanteren; omgaan met parvenir à = lukken; slagen in précéder = voorafgaan partager = delen attacher = vastmaken disparaître = verdwijnen se maquiller = zich opmaken briser = breken; inslaan rejoindre = zich voegen bij intervenir = ingrijpen; tussenbeide komen veiller à = waken; ervoor zorgen céder = afstaan s'établir = herstellen amener = meenemen; meebrengen piloter = besturen; sturen démarrer = starten gravir = beklimmen; klimmen op; klimmen extraire = trekken; uittrekken accéder à = toegang hebben tot user; user de = gebruiken maintenir = handhaven priver de = ontnemen vertellen = raconter breken = rompre slaan = battre ontmoeten = rencontrer aangeven = indiquer verstoppen = cacher spellen = épeler opruimen = ranger leegdrinken = vider springen = sauter vergeten = oublier onthouden = retenir worden = devenir gooien = jeter oprapen = ramasser les sciences exactes (f) = de exacte wetenschappen aboutir à = leiden tot distinguer = onderscheiden le bienfait = de weldaad une comparaison = een vergelijking une expérience = een proef; een proefonderneming le savoir-faire = de know-how fiable = betrouwbaar brancher = aansluiten l'exploration (f) = het onderzoek décisif = beslissend douteux; douteuse = twijfelachtig le progrès = de vooruitgang le droit = het recht fondre = smelten surmonter = overwinnen spatial = ruimte- l'altitude (f) = de hoogte contredire = tegenspreken confondre = door elkaar halen négligeable = te verwaarlozen la recherche = het onderzoek impressionner = indruk maken; indruk maken op l'évolution = de ontwikkeling la conviction = de overtuiging contradictoire = tegenstrijdig le cobaye = het proefkonijn; de proefpersoon artificiel = kunstmatig abuser de = misbruik maken van le charbon = de steenkool une puce = een chip une application = een toepassing démontrer = aantonen maîtriser = beheersen signaler = wijzen op un exploit = de heldendaad; de topprestatie surdoué = hoogbegaafd le hasard = het toeval l'utilisation (f) = het gebruik aborder = aansnijden de geleerde = le savant de kernproef = l'essai nucléaire (m) de graad = le degré een rekenmachine = une calculatrice de wiskunde = les mathématiques (f) de strijd = la lutte ontdekken = découvrir het oppervlak = la surface een vernieuwing = une innovation de snelheidscontrole = un contrôle-radar de streepjescode = un code-barres een voorsprong = une avance bewijzen = prouver draadloos = sans fil een vraag stellen = poser une question
Ingezonden op 05-03-2017 - 576x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!