Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'

Conversation française, deel 4

19 Conversation 4, leçon 19

Jaar 4 (volksuniversiteit)

un ordre = een commando; een bevel
la volonté; le désir; le souhait = de wens
la possibilité = de mogelijkheid
le sentiment = het gevoel
le doute = de twijfel
rentrer = thuiskomen
impératif = verplicht
se faire du souci = zich zorgen maken
souhaitable = wenselijk
retenir = onthouden
malmener = mishandelen
ce week-end = komend weekend
bien que; quoique = hoewel
afin que = opdat; zodat
être joignable = telefonisch bereikbaar zijn
la négation = de ontkenning
comprendre de travers = verkeerd begrijpen
qu’est-ce que vous voulez dire, exactement? = wat wilt u precies zeggen?
vous n’avez pas à vous plaindre = u heeft niets te klagen; jullie hebben niets te klagen
un épouvantail à moineaux = een vogelverschrikker
le monde de la finance = de geldwereld
bien présenté = goed voor de dag komen
à mon goût = volgens mijn smaak
je voudrais qu’il m’aille bien = ik wil graag dat het goed staat {een kledingstuk bijv.}
cela me ne fait ni chaud ni froid = het laat me koud; ik word er niet warm of koud van
exubérant = uitbundig

Ingezonden op 12-03-2017 - 1458x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!

voting system
1
2
3
4
5

Corrigé par Fatima Beddar

Vakken

Conversation française, deel 4

19 Conversation 4, leçon 19