Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Kenleer/Wetenschapsfilosofie
› 20 College 8 Wetenschapsfilosofie
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Kenleer/Wetenschapsfilosofie
, deel 1
20 College 8 Wetenschapsfilosofie
Jaar 1 (universiteit)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
Waaruit vloeit wetenschapsfilosofie uit voort en waarom? = Uit het werk van Kuhn. Hij was de eerste die zei dat we met een sociologische blik naar de wetenschap moeten kijken. Revoluties zijn volgens hem niet rationeel reconstrueerbaar. Hij vergelijkt zo’n revolutie, een paradigma wisseling met religie. We moeten wetenschap bekijken door het oog van de socioloog. Waar kan je wetenschapssociologie plaatsten tussen objectivisme en relativisme? = Objectivisme I----------------------I-I Relativisme. Het is de meest relativistische positie tot nu toe. Wetenschapssociologie is de meest relativistische positie tot nu toe. Wat voor consequenties heeft dat? = Je komt terecht in een soort paradox. In een lus, want als je zegt dat alles relatief is, dan geldt dat ook voor die uitspraak zelf. Daarmee halen ze zichzelf onderuit. Als wetenschap door buitenwetenschappelijke factoren wordt bepaald: sociologie. Dan geldt dat ook voor sociologie zelf. Misschien is niets geheel waar en zelfs dat niet. Wat is reflectiviteit? = Iets is reflectief als het op zichzelf terug slaat. Hoe denken wetenschapssociologen over wetenschapsfilosofen? = Als heel oppervlakkig. Het topje van de ijsberg. Filosofen zijn alleen geïnteresseerd in de uitslagen: Ready made science. Terwijl het voor wetenschapssociologen veel interessanter is om te kijken naar Science in the making. Hoe kijkt antropologie naar de wetenschap? = Waarom geloven mensen dat iets waar of onwaar is, wat pseudowetenschap en goede wetenschap is, hoe zijn overtuigingen tot stand gekomen? Hoe moeten we volgens Sociologen naar de wetenschap kijken? = Als een antropoloog. Noem een paar bekende sociologen. = B. Burmes, D. Bloor, H.M. Collins. Wanneer is Bruno Latour geboren? = In 1947. Hoe heeft Latour onderzoek gedaan in wetenschap als socioloog? = Hij heeft zich een paar jaar opgesloten (bij wijze van spreken) in het laboratorium om te kijken waar wetenschappers mee bezig waren. Hij ontdekte discussies over feiten. Feiten worden dus geconstrueerd en staan niet vast. Men produceert aan de lopende band teksten. Er ontstaat een hiërarchie. Wat zijn de verschillen tussen wetenschapsfilosofie en wetenschapssociologie? = ‘Klassieke’ wetenschapsfilosofie: Popper: Wetenschap is rationeel. Wetenschapssociologie: Wetenschap is niet rationeel. F: Argumenten, bewijsvoering en logica zijn beslissend. S: Sociale processen zijn doorslaggevend (macht, belangen, etc.). F: De wereld geeft antwoord op de vraag welke theorie het beste is. S: De wereld geeft géén antwoord op de vraag welke theorie het beste is. Feiten worden niet ontdekt maar sociaal geconstrueerd (feiten zijn artefacten). Geen wezenlijk verschil tussen wetenschap en pseudowetenschap. De vraag waarom mensen het geloven is veel interessanter. Filosofen kijken naar het topje van de ijsberg voor de redenen die wetenschappers geven voor wat ze geloven. Sociologen kijken naar wat daar onder zit: De oorzaken van die redenen. Uiteindelijk wordt alles bepaald door belangen en macht. Maar als ze gelijk hebben en wetenschap wordt bepaald door belangen en macht, wordt sociologie dan niet ook daardoor bepaald? Bruno Latour schreef Science of Actions. Wanneer schreef hij dit? = In 1987. Welke verschillen tussen filosofen en sociologen laat Latour zien in zijn boek? = F: Door feiten ontstaat consensus. S: Door consensus ontstaan feiten. Feiten liggen niet klaar om ontdekt te worden, maar ze zijn door onszelf gemaakt. Je hebt een paradigma (zou Kuhn zeggen) nodig en dan pas krijg je feiten. En wanneer je paradigma verandert, bestaan die feiten niet meer. Thomas Kuhn speelt hier een belangrijke rol in. We kunnen een onderscheid maken tussen de periode voor en na Kuhn. Welk onderscheid is dit? = Het weak, zwakke programma en het strong, sterke programma. Voor Kuhn hadden sociologen een kleine en beperkte taak bij de wetenschap, omdat men dacht dat wetenschap rationeel was. En toen kwam Kuhn en die zei dat wetenschap niet rationeel was. Men dacht eerst dat de gevallen dat wetenschap door externe factoren mis ging zeldzaam waren en als dat voorkwam, kregen sociologen wat werk. Filosofen hadden een grotere rol, want die waren meer van ratio. Maar na Kuhn kregen sociologen het hele wetenschappelijke veld als onderzoeksgebied. Want toen wist men dat wetenschap constant beïnvloedt wordt door buitenwetenschappelijke factoren. Van wanneer tot wanneer leefde Trofim Leysenko? = Van 1898 tot 1976. Wie was Trofim Leysenko? = Het was in Rusland in de tijd van Stalin. Hij wilde niets over de westerse biologie weten, dus ontwikkelde hij zijn eigen biologie. Idee van Erfelijkheid. Als we zomertarwe in eiskoud water gooien veranderen ze in wintertarwe. Ook erfelijk materiaal. Dit was niet waar en veel oogt ging er hierdoor aan. Dit is een voorbeeld van hoe wetenschap beïnvloed kan worden door bijv. politiek en ideologie. Voor Kuhn dacht men dat alleen dit soort gevallen van wetenschap buitenwetenschappelijke invloeden had, maar de beïnvloeding is er altijd. Sociologen hebben heel veel casussen onderzocht van gevallen die in eerste instantie niet op invloed van buitenaf lijken. Van wanneer tot wanneer leefde Louis Pasteur? = Van 1822 tot 1895. Wie was Louis Pasteur? = Een bekende wetenschapper. Hij had een vaccin tegen hondsdolheid. Spontane generatie. Eeuwenlang geloofde men dat: levenloze dingen kunnen spontaan tot leven komen. Muizen komen voort uit graan, kikkers uit modder etc. Wat is spontane generatie? = Dat levenloze dingen spontaan tot leven kunnen komen. Wie geloofde in spontane generatie? = Félix-Archimède. Wie geloofde niet in spontane generatie? = Pasteur: leven komt alleen maar voort uit leven. Was de discussie over spontane generatie wetenschappelijk? = Dat lijkt het in eerste instantie wel, maar dat is het niet. Pasteur was erg gelovig en spontane generatie was niet goed voor het geloof en het zou atheïsten in de kaart spelen. Het was een discussie op dieper niveau: sociaal-politiek. Welke twee wendingen heb je in de 20e eeuw? = Een die naar taal gaat kijken: Linguistic turn of zoiets en de sociologische wending. Wat vindt de socioloog van geloven in wetenschap? = Het is naïef en dom om te denken dat het rationeel is om in wetenschap te geloven en irrationeel om in homeopathie te geloven, want dat is gesocialiseerd. Misschien zijn we wel getraind om in hokjes te denken. Misschien is de onderscheiding waar en onwaar sociaal bepaald. Wat is volgens sociologen de meest fundamentele wetenschap? = Sociologie. Het is volgens hen zelfs fundamenteler dan natuurkunde. Wiskunde is van witte Europese mannen die bepalen wat waar en goede wiskunde is. Het is een elite ding. Vanaf wanneer heb je het sterke programma van de sociologie? = Vanaf de jaren ’80, na Kuhn. Wie zaten er in het sterke programma van de sociologie? = B. Barmes, D. Bloor en H.M. Collims. Waar bestaat het sterke programma van de socialisten uit? = Onderdeterminatie: Het feit dat theorieën zijn onderbepaald door theoretische data. Met een verzameling van gegevens en data kun je verschillende kanten op. Er passen meerdere theorieën bij. Waarom worden de andere wegen overgeslagen en gebagatelliseerd? Er zijn veel meer theorieën, waarom wordt daar geen aandacht aan besteed? Kantiaans constructivisme: De kenbare wereld is onze eigen constructie. De kenbare wereld kan van groep tot groep en tijd tot tijd verschillen en ons ontbreekt een objectieve maatstaf om te bepalen welke constructie (of ontologie bij paradigma) het beste is. Wij bepalen zelf onze kenbare werkelijkheid. Late Wittgenstein: (De vroege Wittgenstein zegt dat onze taal een afbeeldingfunctie is en een afspiegeling van de werkelijkheid.) De late Wittgenstein zegt dat en niet één … van de wereld zijn meerdere verschillende levensvormen mogelijk. Alles is een taalspel. Het woord ziel is in het taalspel in de natuurkunde niets, in het taalspel van de theologie betekent het wel veel. Elk taalspel construeert zijn eigen werkelijkheid en ontologie. Feiten zijn kunstmatige dingen. Franse ‘Discours’-denken: Taal is allesbepalend. (Taal zie je veel in de 20e eeuw) Hedendaagse Franse filosofen kunnen we aanduiden met discoursdenkers: taal. Taal probeert dingen uit de wereld te ‘vangen’. Dus niet de wereld bepaalt hoe taal eruit ziet, maar andersom. Taal bepaalt hoe de wereld eruit ziet. Een beroemde slogan van een van die discoursdenkers is: Il m’y a pas de hors Texte: Er is niets buiten taal. Taal is alles bepalend, primair. Zelfs meer primair dan het subject. Bij dementie zie je dat mensen hun taal kwijtraken. Dan verlies je dus ook een notie van een ik en de ander, dan verdwijnt alles. Dat is een vervelende consequentie, want dan zouden dieren dus ook niet kunnen denken. Je kunt je ook niet voostellen hoe je denkt zonder taal en concepten. De Cheyenne-Indianen hebben een eigen taal met een concept van Vovetas. Dat heeft heel veel betekenissen. Ze hebben de wereld anders ingedeeld dan wij. Ze hebben bepaalde zaken bij elkaar in een concept gedaan die voor ons niets met elkaar te maken hebben. Bijv. libelles en orkanen. Het heeft te maken met de manier waarop ze bewegen. In Turkije hebben ze een groep met de taal Dyirbal met het concept Balan. Dat staat voor vuur, vrouwen en gevaarlijke dingen en opmerkelijke dieren als vogelbekdieren. We delen zelf de wereld in in taal. We categoriseren het zelf. Welke rol speelt onderdeterminatie in het sterke programma van de wetenschapssociologen? = Het feit dat theorieën zijn onderbepaald door theoretische data. Met een verzameling van gegevens en data kun je verschillende kanten op. Er passen meerdere theorieën bij. Waarom worden de andere wegen overgeslagen en gebagatelliseerd? Er zijn veel meer theorieën, waarom wordt daar geen aandacht aan besteed? Welke rol speelt Kantiaans constructivisme in het sterke programma van de wetenschapssociologen? = De kenbare wereld is onze eigen constructie. De kenbare wereld kan van groep tot groep en tijd tot tijd verschillen en ons ontbreekt een objectieve maatstaf om te bepalen welke constructie (of ontologie bij paradigma) het beste is. Wij bepalen zelf onze kenbare werkelijkheid. Welke rol speelt de late Wittgenstein in het sterke programma van de wetenschapssociologen? = (De vroege Wittgenstein zegt dat onze taal een afbeeldingfunctie is en een afspiegeling van de werkelijkheid.) De late Wittgenstein zegt dat en niet één … van de wereld zijn meerdere verschillende levensvormen mogelijk. Alles is een taalspel. Het woord ziel is in het taalspel in de natuurkunde niets, in het taalspel van de theologie betekent het wel veel. Elk taalspel construeert zijn eigen werkelijkheid en ontologie. Feiten zijn kunstmatige dingen. Welke rol spelen de Franse Discoursdenkers in het sterke programma van de wetenschapssociologen? = Taal is allesbepalend. (Taal zie je veel in de 20e eeuw) Hedendaagse Franse filosofen kunnen we aanduiden met discoursdenkers: taal. Taal probeert dingen uit de wereld te ‘vangen’. Dus niet de wereld bepaalt hoe taal eruit ziet, maar andersom. Taal bepaalt hoe de wereld eruit ziet. Een beroemde slogan van een van die discoursdenkers is: Il m’y a pas de hors Texte: Er is niets buiten taal. Taal is alles bepalend, primair. Zelfs meer primair dan het subject. Bij dementie zie je dat mensen hun taal kwijtraken. Dan verlies je dus ook een notie van een ik en de ander, dan verdwijnt alles. Dat is een vervelende consequentie, want dan zouden dieren dus ook niet kunnen denken. Je kunt je ook niet voostellen hoe je denkt zonder taal en concepten. De Cheyenne-Indianen hebben een eigen taal met een concept van Vovetas. Dat heeft heel veel betekenissen. Ze hebben de wereld anders ingedeeld dan wij. Ze hebben bepaalde zaken bij elkaar in een concept gedaan die voor ons niets met elkaar te maken hebben. Bijv. libelles en orkanen. Het heeft te maken met de manier waarop ze bewegen. In Turkije hebben ze een groep met de taal Dyirbal met het concept Balan. Dat staat voor vuur, vrouwen en gevaarlijke dingen en opmerkelijke dieren als vogelbekdieren. We delen zelf de wereld in in taal. We categoriseren het zelf. Welke vier stellingen zou de sociologie van de wetenschap moeten omarmen? = 1. We moeten naar dieper liggende sociale oorzaken zoeken, want die zijn allesbepalend. 2. Wetenschapssociologie moet onpartijdig zijn. Succesvolle en onsuccesvolle, rationele en irrationele wetenschappen onderzoeken. 3. Het moet symmetrisch zijn. Hetzelfde oorzaken moeten worden uitgelegd. Ware en onware overtuigingen. 4. Het hele verhaal voor de wetenschap geldt ook voor de wetenschapssociologie zelf. Reflectief: op zichzelf terugslaand. Welke consequentie heeft de stelling: ‘Het hele verhaal voor de wetenschap geldt ook voor de wetenschapssociologie zelf’ van de wetenschapssociologie op de wetenschapssociologie? = Het is reflectief: het slaat op zichzelf terug. Je komt in een oneindige regressie. Je hebt dan een wetenschapssociologie van wetenschapssociologie nodig. En als alles sociale oorzaken heeft, waarom zouden we de wetenschapssociologie dan serieus moeten nemen. Zij hebben ook belangen. Waarom heeft de wetenschapssociologie de stelling: ‘Het hele verhaal voor de wetenschap geldt ook voor de wetenschapssociologie zelf’ gemaakt? = Als ze het zelf niet zouden doen, zou er een keer iemand zijn opgedoken die dat had gezegd. Ze wilden dat voor zijn, door het zelf te noemen. Maar daarmee maak je het niet onschadelijk. Wat valt er voor de wetenschapssociologen te zeggen? = Dat ze het idee van Kuhn hebben opgepakt dat wetenschap niet alleen maar rationeel is. Wat wordt er bedoelt met machtspelletjes in de wetenschap? = Het is heel subtiel, bijv. tijdschriften die veel invloed hebben of anderen van jouw ideeën moeten overtuigen wat niet meevalt. Welke erfenis heeft Kuhn achtergelaten? = De vraag of er in de wetenschap sociologische of rationele factoren meespelen. Docent denkt dat sociologische factoren wel meespelen, maar dat rationele factoren de doorslag geven. Je moet het per geval bekijken. Niet alles heeft buitenwetenschappelijke verklaringen. Welke filosofische invloeden kun je aanwijzen in de wetenschapssociologie? = De invloeden van Kuhn. Hij kwam ermee dat er in de wetenschap buitenwetenschappelijke factoren meespelen. Zijn paradigma’s nemen ze ook mee, maar dan op een andere manier. En in het sterke programma nemen ze ook Wittgenstein mee en taalconcepten en dat taal de wereld indeelt in plaats van andersom. Wat behelst het ‘Sterke Programma’ binnen de wetenschapssociologie? = Het hele wetenschappelijke werkveld. Noem de vier uitgangspunten van het Sterke Programma. = Onderdeterminatie: Met een aantal feiten kun je verschillende kanten op en verschillende theorieën bedenken. Kantiaans constructivisme: De kenbare wereld is onze eigen constructie. Late Wittgenstein: Alles is een taalspel en sommige woorden betekenen iets in het ene taalspel, terwijl ze in het andere taalspel niets zeggen. De Franse Discoursdenkers: Taal is allesbepalend. Taal bepaalt hoe de wereld eruit ziet en niet andersom. Wat beogen wetenschapssociologen met de uitgangspunten van ‘symmetrie’ en ‘reflexiviteit’? = Reflectief is dat het terugslaat op zichzelf. Al die stellingen gelden ook voor de wetenschapssociologie. En Symmetrie is dat het op een symmetrische manier uitgelegd moet worden. Dezelfde type oorzaken moeten uitgelegd worden in ware en onware overtuigingen. ?? Waarom gaan wetenschapssociologen doorgaans voorbij aan de redenen die wetenschappers noemen voor hun overtuigingen? Wat stellen zij er voor in de plaats? = Hoe zij tot die redenen komen en waarom ze geloven wat ze geloven. Ze willen onder het topje van de ijsberg kijken. Waarom speelt de waarheid of onwaarheid van een theorie geen rol in de wetenschapssociologische verklaring? = Zij vinden het veel interessanter waarom mensen denken dat iets waar of onwaar is. De wetenschapssociologie lijkt de rationaliteit van de wetenschap te ondergraven. Hoe denkt de auteur Roger Trigg over deze kwestie? Wat is je eigen mening in dezen? = Er valt wat voor te zeggen dat ze Kuhns idee dat er in de wetenschap sociologische oorzaken meespelen hebben opgepakt. Maar dat is niet altijd zo. Vaak geven rationele factoren de doorslag. ?? Aan de ene kant wel, want het is niet waar ze naar kijken. Maar daarom ook weer niet. De wetenschap kijkt zelf naar rationele factoren en het is de taak van de sociologie om te kijken wat er mogelijk nog meer mee kan spelen. Ik vind het goed dat ze dat doen. Het kan de ogen van wetenschappers openen zodat ze zien wat het onderzoek allemaal heeft beïnvloed. Hierdoor kan de wetenschap misschien verbeterd worden, door te proberen zo min mogelijk sociologische invloeden mee te laten spelen. Met welk fundamenteel probleem kampt elk (extreem) relativisme? = Het slaat op zichzelf terug. Het is reflectief ‘Niets is zeker en zelf dit niet.’ Zo kun je nooit echt uitspraken doen, omdat je jezelf al onderuit gehaald hebt. ??
Ingezonden op 19-03-2017 - 1430x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!