Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
IntertaalDuits
› 38 Hoeveelheden
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
IntertaalDuits
38 Hoeveelheden
Jaar 1 (universiteit)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
die Nummer = nummer die Zahl = getal zählen = tellen die Million = miljoen die Milliarde = miljard erste = eerste zweite = tweede dritte = derde vierte = vierde das Achtel = achtste das Viertel = kwart halb = half drei viertel = driekwart eineinhald; anderthalb = anderhalf das Drittel = derde deel die Hälfte = helft rechnen = rekenen minus = min mal = maal teilen = delen die Summe = som plus = plus abziehen / zog ab / abgezogen = aftrekken zuzählen = optellen das Komma = komma der Zentimeter = centimeter der meter = meter der Kilometer = kilometer ausemessen / misst aus / mass aus / ausgemessen = opmeten der Quadratmeter = verkante meter wiegen / wog / gewogen = wegen das Gramm = gram das Pfund = pond das Kilo = kilo schwer = zwaar leicht = licht der Liter = liter das Stück = stuk pro = per das Paar = paar das Mass = maat deer Massstab = maatstaaf, criterium, schaal der Millimeter = millimeter das Ar = are der Hektar = hectare das Gewicht = gewicht die Waage = weegschaal der Zentner = 50 kilo; 100 kilo die Tonne = ton das Dutzend = dozijn das Prozent = procent der Durchschnitt = gemiddelde durchschnittlich = gemiddeld der Wert = waarde fassen = kunnen, bevatten je = elk wie viel = hoeveel einiges = een en ander welche = enige davon = daarvan errechten = bereikten mehreres = een aantal dingen die Menge = (grote)hoeveelheid zu viel = te veel wenig = weinig wenige = enkele etwa, ungefähr = ongeveer insgesamt = in totaal mindestens = minstens, ten minste der Teil = deel reichen = voldoende zijn übrig = over der Rest = rest fehlen = ontbreken doppelt = dubben einzeln = los, apart inbegriffen = iinbegrepen, incluis der Inhalt = inhoud leer = leeg voll = vol der Anteil = aandeel gering = gering beliebig = willekeurig die Anzahl = aantal die Masse = massa, hoop der Haufen = hoop gesamte = hele überwiegend = overwegend lauter = louter, alleen meiste = meeste verringern = verminderen knapp = krap, nauwelijks, amper teilweise = gedeeltelijk extra = extra zusätzlich = extra die Mehrzahl = meerderheid die Quantität = kwantiteit
Ingezonden op 21-03-2017 - 308x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!