Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
IntertaalDuits
› 2 Het Menselijk Lichaam
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
IntertaalDuits
2 Het Menselijk Lichaam
Jaar 1 (universiteit)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
der Körper = lichaam die Haut = huid der Knochen = bot das Haar = haar das Gesicht = gezicht das Auge = oog das Ohr = oor die Nase = neus der Mund = mond der Zahn = tand, kies der hals = hals, keel die Brust = borst der Rücken = rug das Herz = hart das Blut = bloed atmen = ademen der Kreislauf = bloedsomloop der Bauch = buik der Hintern; der Po = achterste der Arm = arm das Bein = been der Fuss = voet zu Fuss = lopend der Muskel = spier die hand = hand der Finger = vingerr die Zehe = teen das Gehirn = hersenen der nerv = zenuw die Stirn = voorhoofd die Wange = wang die Lippe = lip die Zunge = tong das Kinn = kin die Schulter = schouder der Busen = borst, boezem der Magen = maag die Lunge = long die Leber = lever die Verdauung = spijsvertering das Knie = knie der Nagel = nagel dunkel = donker zuhören = luisteren leise = zacht die Ruhe = rust, stilte ruhig = rustig laut = luid der Lärm = geluid, lawaai schmecken = smaken süss = zoet sauer = zuur bitter = bitter scharf = heet, pikant anfassen; berühren = aanraken spüren = spoelen aufpassen = oppassen, opletten schauen; gucken = kijken ansehen = aankijken der Sinn = zintuig der Blick = blik zusehen; zuschauen = toekijken der Geruch = reuk still = stil das Geräusch = geluid der Krach = kabaal der Geschmack = smaak salzig = zout mild = mild, zacht die Berührung = aanraking, contact tasten = tasten anfühlen = aanvoelen das Gefühl = gevoel lauwarm = lauw merken = merken der Anblcik = aanblik, gezicht hinsetzten = neerzetten liegen = liggen festhalten = vasthouden drehen = draaien umdrehen = omdraaien der Schritt = stap, pas herkommen = hierkomen hereinkommen = binnenkomen betreten = betreden hinausgehen = naar buiten gaan herauskommen = naar buiten komen anlehnen = leunen, zetten bücken = zich bukken ausrutschen = uitglijden treten = trappen stossen = stoten, duwen reinkommen = binnenkomen die Bewegung = beweging die Energie = energie legen = leggen die Kraft = kracht kratzen = krabben rollen = rollen senken = laten zakken sinken = zinken, zakken, vallen reiben = wrijven blasen = blazen pfeifen = fluiten saugen = zuigen wekcen = wekken der Wecker = wekker aufwachen = wakker worden
Ingezonden op 21-03-2017 - 343x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!