Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Geschiedenis van de Moderne filosofie
› 1 College 1
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Geschiedenis van de Moderne filosofie
1 College 1
Jaar 1 (universiteit)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
Van wanneer tot wanneer duurt de periode van de moderne filosofie? = Van de 16e tot de 19e eeuw. Waarom is het de moderne periode? = We bedoelen een rijtje filosofen als: Hegel, Descartes, Kant, Leibniz en Spinoza. Het is in het begin nog erg middeleeuws door scholastiek en Aristoteles. De moderne periode wordt gekarakteriseerd als vrije denkers buiten de universiteit. Alleen Kant doceerde. Zelfstandig nadenken en autonoom zijn. Middeleeuwse filosofie is steeds commentaar op commentaar geven. Dat wordt doorbroken door Kant: Durf zelf te denken. Wat is subjectfilosofie? = Niet uitgaan van wereld onderzoeken, maar de mens als subject. Wetten en regels niet God of natuur, maar het menselijk subject speelt de belangrijkste rol. Dat zie je ook al heel duidelijk bij Descartes hedendaagse filosofie. Wat is de context van de moderne filosofie? = 1. De boekdrukkunst: Voorwaarde om filosofie buiten de universiteit mogelijk te maken. 2. Reformatie en contrareformatie. Reformatie 15e, 16e eeuw, protestantisme komt op: oorlogen tussen gelovigen. Bron van waarheid wordt betwist. Contrareformatie was reactie van katholieken en die was niet zacht. Hoe kan het dat religie oorlogen leidt? Er zijn meerdere waarheden vanuit religie, dus wie heeft de waarheid in pacht? 3. Renaissance, humanisme: Bezig met beschaving van de men, klassieke cultuur, wat de mens kan met de rede en dat het niet noodzakelijk is om naar de kerk te gaan voor waarheid. We kunnen het zelf. Scepticisme voor de kerk, Aristoteles en autoriteiten wantrouwen, maar ook vertrouwen in de mens. 4. Ontdekkingsreizen: Er worden gebieden, planten en dieren ontdekt die Aristoteles niet kende. De wereld was groter. 5. De wetenschappelijke revolutie: 200 jaar verandering die tot op de dag van vandaag doorwerkt. Het komt voort uit wat toen natuurfilosofie was. Tegelijkertijd is de wetenschappelijke revolutie een kloof natuurfilosofie en natuurwetenschappen. Het was niet meer aan filosofen om vragen over de natuur te stellen. Dat is daarna met veel disciplines gebeurt. Zo is psychologie heel lang een filosofische discipline geweest. Veel filosofen werkten er ook aan mee. Zo is kreeg het lichaam-geest probleem van Descartes wetenschappelijke aandacht. Noem een paar belangrijke wetenschappers uit de moderne tijd. = Copernicus (1473-1543), Galilei (1564-1642), Kepler (1571-1630), Newton (1642-1727) en Harvey (1578-1657). Wat gaf de aanleiding tot de wetenschappelijke revolutie? = Het schilderij plus ultra wat staat voor meer willen weten. Van wanneer tot wanneer leefde Nicolaus Copernicus? = Van 1473 tot 1543. Waar is Copernicus van bekend? = Van astronomische ontdekkingen en de omwenteling van het geocentrische wereldbeeld, dat de aarde het centrum is, naar het heliocentrische wereldbeeld, dat de aarde om de zon draait (1543). Hij heft het verschil tussen onder en bovenmaanse op. De aarde is maar een planeet i.p.v. het ondermaanse en het universum is oneindig, i.p.v. het bovenmaanse. Wat hier geldt, geldt ook voor het heelal. Alles is in wiskundige termen te beschrijven. Het onderscheid tussen natuur en kunstmatig was toen heel gewoon, maar het werd opgeheven, omdat universele wetten overal gelden. Wat is het probleem met geocentrisme? = De hypotheses om het aan te laten sluiten bij wetenschappelijke uitvindingen werden steeds gekker. Welke argumenten kwamen er tegen Copernicus? = 1. Astronomische argumenten: Onze sterrenkundige observaties wijzen er niet op dat de aarde om de zon draait. 2. Fysische argumenten: Vanuit het Aristotelische wereldbeeld paste dit niet. 3. Theologische: argumenten In de bijbel staat nou eenmaal dat de aarde stil staat. Van wanneer tot wanneer leefde Gallileo Galilei? = Van 1564 tot 1642. Waar is Galilei van bekend? = Onderzoeken met telescoop: onderscheid natuur en kunstmatig gaat niet op, want we kunnen alles bestuderen. Empirische ontdekkingen: - De maan was niet mooi en werd bij Aristoteles als hemels lichaam gezien en eeuwig en onveranderlijk. Dat klopt misschien dus niet. – Halve maan, volle maan, etc. kun je met het wereldbeeld van Aristoteles niet verklaren. – Hij ontdekte dat Jupiter manen had. Ze dachten dat manen alleen om stilstaande objecten kunnen draaien, maar Jupiter was een bewegende planeet. We moesten van Galilei een nieuw wereldbeeld, fysica hebben omdat de theorie van Copernicus zou kunnen kloppen, maar we het niet konden verklaren. Valt alles dan niet naar voor? Alles valt relatief, ook bij bijv. een boot. Welke punten zijn belangrijk bij de mechanisering van het wereldbeeld en de filosofie? = Kritiek op Aristoteles dat alles vorm en materie heeft. De wereld zien als een machine. Twee pijlers: Wiskunde (wiskundige, alomvattende taal leren kennen.) en het Experiment. Het duurt even voor deze pijlers bij elkaar komen. De filosofie die dan ontstaat is mechanische filosofie. Welke punten zijn belangrijk bij de mechanisering van metafysica en natuurfilosofie? = Geen kosmologische hiërarchie: universele natuurwetten. - Opheffing van het ars-natura onderscheid: het experiment. - Reductionisme: materie en beweging als principes. - Veroorzaking door direct contact. Hoe denkt Descartes over de mens? = De mens kan beschouwd worden als machine. Menselijk lichaam kan beschreven worden in termen van materie en beweging. Welke nieuwe vragen komen op in de tijd van de moderne filosofie? = De rationele ziel? Het bewustzijn? Kleur- en pijnervaringen? Emoties? De interactie tussen lichaam en ziel. Menselijke vrijheid en moraal. God. Hoe zit het met de rationele ziel en het bewustzijn, ervaringen en emoties? Zijn dat bewegende deeltjes? Want natuur is alles omvattend. Als het geen deeltjes in beweging zijn, hoe verhoudt het zich dan daartoe? Hoe zit het met vrijheid en God? Wat zijn verschillen tussen Aristotelische kenleer en de nieuwe kenleer? = Aristotelische kenleer: Belangrijkste vraag: waarom? Natuur vs. Kunstmatigheid. Zintuiglijke waarneming is betrouwbaar. Nieuwe kenleer: Belangrijke vraag: Hoe? Universaliteit van natuurwetten en het experiment. Twijfel aan onkritische zintuiglijke ervaring: - Hoe zeker dat zintuigen en instrumenten betrouwbaar zijn. – Wat kan ik, als ik materie en beweging niet kan waarnemen, maar kleuren en geuren die niet echt bestaan wel? Wat zijn ethische kwesties die bij de nieuwe kenleer komen kijken? = Hoe zit het met vrijheid, determinisme en dan universele verantwoordelijkheid. Is er wel iets als de wil bij oorzaak, gevolg? Kun je iemand verantwoordelijk houden? Welke punten zijn belangrijk bij de weg naar de wetenschappelijke methode? = Op weg naar de wetenschappelijke methode. Inductief redeneren uit empirische observaties (Bacon, empirisme): theorievorming. Deductief redeneren middels wiskunde (Descartes, rationalisme): voorspellingen. Experimenten: toetsing van theorieën en voorspellingen. Wat is de rode draad van de moderne filosofie? = Een driehoek met God bovenaan, Mens/geest/bewustzijn links onderin en natuur/lichaam/bewustzijn rechts onderin. De wetenschappelijke revolutie in de 17e eeuw begint met de zogenaamde Copernicaanse revolutie. Waarom waren Copernicus’ ontdekkingen eigenlijk revolutionair? = Omdat hij het hele wereldbeeld verandert. Iedereen dacht dat de aarde centraal staat en dat alles om de aarde draait. Hij zegt dat niets centraal staat, er is geen midden. Het universum is oneindig en de aarde is een gewone planeet die om een gewone ster draait. Hoe biedt Galilei een antwoord op de kosmologische, fysische en theologische argumenten die werden ingebracht tegen Copernicus’ heliocentrische? = Kosmologisch: Hij zegt dat alles relatief beweegt. Als je iets van een boot afgooit, valt het ook niet meters verderop. Fysische: We moeten een nieuw wereldbeeld hebben. Theologisch: Dit weet ik niet zeker. Ik denk dat het maar een boek is in de geschiedenis en dat het wat zegt over hoe mensen toen met elkaar omgingen, maar dat er geen waarheden in staan. Door de wetenschappelijke revolutie mechaniseerde het voorheen christelijk-Aristotelische natuur- en wereldbeeld. Beschrijf drie aspecten van deze mechanisering. = - Geen kosmologische hiërarchie: universele natuurwetten- Opheffing van het ars-natura onderscheid: het experiment- Reductionisme: materie en beweging als principes. - Veroorzaking door direct contact In de 17e eeuw emancipeerden de natuurwetenschappen van de filosofie. Hoezo? En waardoor kwam dat? = Ik weet het niet zeker. Ik denk doordat we experimenten gingen uitvoeren en dingen te bewijzen waren. Er kwamen feiten. En het schilderij van Ultra plus: meer willen weten. Er werden dingen ontdekt die men in de tijd van Aristoteles nog niet kende. Het was niet meer aan de filosofie om vragen over de natuur te stellen. In de moderne filosofie komt de kentheorie centraal te staan. De wetenschappelijke revolutie heeft daar een belangrijke rol in gespeeld. Licht toe welke rol, en besteed daar bij expliciet aandacht aan de rol van (a) de wiskunde, (b) het experiment en (c) instrumenten zoals de telescoop. = Wiskunde: alles is wiskundig te berekenen, volgens mij. Het experiment: men ging experimenten uitvoeren en kon daar dingen meer bewijzen. Instrumenten: Met de telescoop konden we het zogenaamde bovenmaanse van Aristoteles goed waarnemen en kon je zien dat er geen verschil was met het ondermaanse en dat er veel meer planeten en zonnen zijn en dat de aarde een gewone planeet is. In de moderne filosofie komt de kentheorie centraal te staan. De wetenschappelijke revolutie heeft daar een belangrijke rol in gespeeld. Op welke drie manieren veranderde de kentheorie ten opzichte van daarvoor? = Het werd een wetenschappelijke methode: Inductief redeneren uit empirische observaties (Bacon, empirisme): theorievorming. Deductief redeneren middels wiskunde (Descartes, rationalisme): voorspellingen. Experimenten: toetsing van theorieën en voorspellingen.
Ingezonden op 25-03-2017 - 734x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!