Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
LeerstoornissenUnivLeiden
› 4 Hc 4
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
LeerstoornissenUnivLeiden
, deel 4
4 Hc 4
Jaar 3 (universiteit)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
Specifieke leerproblemen (primair) = problemen in schoolse leren, zonder dat andere ontwikkelignsgebieden zijn vertraagd Niet-specifiek leerprobleem (secundair) = gevolg van omstandigheden buiten het leren van schoolse vaardigheden (omgeving, bijv instructie of taalaanbod thuis, OF probleem van het kind, bijv handicap) Pseudo-dyslecten = Kinderen met leesproblemen moeten intensieve begeleiding krijgen. En er is maar een beperkte groep die écht sprake heeft van dyslexie. Pseudo-dyslecten door bijv onvoldoende onderwijs, zij hebben gewoon extra begeleiding nodig Verschil goede en zwakke lezers = goede lezers……….decoderen een tekst automatisch (zodat ze aandacht op de betekenis kunnen richten) ./ bewust van leesdoel en passen leesstrategie daar op aan / kunnen belangrijke delen van de tekst herkennen en inconsistenties opmerken. ZWAKKER LEZERS KUNNEN DIT NIET Decoderen= omzetten van orthografische code naar klankcode. Hangt af hoe je dit kan oproepen. Goede lezers kunnen snel tekst decoderen en hebben ruimte over om zich te concentreren op leesdoel Basisvaardigheden lezen = letterkennis / letter-klankassociaties/ fonemisch bewustzijn / benoemsnelheid/ verbaal werkgeheugen / visuele aandachtsspanne Fonemisch bewustzijn = beseffen dat woorden zijn opgebouwd uit afzonderlijke klanken. In staat bijv een woordje manipuleren of horen met welke letter een woord begint. Door te lezen zal het fonemisch bewustzijn zich sneller ontwikkelen, maar ook een van de oorzaken van zwakke lezers.. dus wederkerig proces Verbaal werkgeheugen en leesproblemen = is meer een talig aspect van lezen. Wel een risicofactor, minder bepalend bij het vaststellen van een leesprobleem Bisuele aandachtsspanne = aantal letters tegelijk kunt verwerken. Die spanne, hoeveel letters je kan verwerken in een keer. Bij dyslecten zou dit korter zijn, maar kanttekening, zodra je letters ziet probeer je meteen letter-klank koppeling , misschien zie je er dus wel veel, maar je hebt niet de tijd en ruimte om ze allemaal te werken doordat dyslecten letter-klankkoppeling lastig vinden. Dus misschien is het niet een zuiver meetinstrument Leesproces = decoderen en verhaalbegrip Factoren die verhaalbegrip beïnvloeden = TAALFACTOREN (foneembewustzijn/woordenschat) / ERVARINGEN / ACHTERGRONDKENNIS/ DEOCDEREN./ VLOTHEID / STRATEGIEËN Hoe ontwikkelt het lezen zich = indirecte woordherkenning (decoderend lezen) / Directe woordherkenning (herkennend lezen) / gebruik maken van de context (anticiperend verkorte directe herkenning, bijv lezen met intonatie) Zorgniveaus. Niveau 1 = basisarrangement (goed lees en spellingsonderwijs in klassenverband. Voor de groepsleerkracht) Zorgniveaus. Niveau 2 = intensief arrangement (extra zorg in de groepssituatie door uitbreiding van instructie en oefentijd. Voor groepsleerkracht. Dus differentiatie) Zorgniveaus. Niveau 3= zeer intensief arrangement (specifieke interventies ondersteund en/of uitgevoerd door de zorgspecialist in de school , dus een beetje RT) Zorgniveaus. Niveau 4= Zeer intensief arrangement en zorg Radslag = rotterdamse aanpak dyslexie. Ze willen de 10% uitval terugbrengen naar 3 a 4 procent. Ze doen intensieve remedial teaching met die groep, en wat blijkt…Er is maar een klein groepje met echt hardnekkige problemen. (llen die van de training profiteren lijken hun winst vast te houden tot groep 6 wel blijven zij zwakke lezers die extra instructie nodig hebben / in groep 6 nauwelijks nog uitvallers en 1/3 van de leerlingen valt uit de rt groep na extra instructie) BOUW = achter de computer lezen met een tutor (zoveel mogelijk leeskilometers maken) Het percentage D-lezers nam hardnekkig af. Kinderen met een dubbelrisico worden ook minder Onderkennende diagnose = is er inderdaad sprake van een lees- en spellingproblemen (achterstandscriterium/resisentiecriterium/exclusiviteitscriterium) Verklarende diagnose = wat is de oorzaak van de lees-en spellingsproblemen Indicerende diagnose = welke werkzame elementen moet een behandelng bevatten? Wat zijn de consequenties voor eht onderwijs? Dyslexie = specifieke leerstoornis die zich kenmerkt door een hardnekkig probleem in het aanleren van accuraat en vlot lezen en/of spellen op worodniveau, dat niet het gevogl is van omgevingsfactoren en/of een lcihamelijke, neuroligsche of algemene verstandelijke beperking Persisten = als op verschillende moment worden wordt gekeken dat de achterstand steeds meer wordt vastgesteld Resistent = kind profiteert onvoldoende van extra instructie Psychodiagnosticus = werkt volgens PDDB (protocol dyslexie diagnostiek en behandeling) beoordelt het anageleverde leerlingdossier (zijn de juiste toetsen afgenomen op 3 meetmoement, inhoud, ondebouwing) dient diagnostisch onderzoek uit te voeren mbt gestandaardiseerde en genormeerde meetinstrumenten (COTAN) Stap 1 van Psychodiagnotisch onderzoek = is er sprake van ernstige lees-en spellingsproblemen. Er worden testen gedaan zoals de één minuut test , klepel, DST, 3DM, CBenWL EMT = één minuut test, meet snelheid en accuratesse . kinderen met ernstige leerproblemen hebn hier veel moeite mee juist door dat het niet geautomatiseerd is KLEPEL= pseudowoordleestest. Hierdoor moet je wel verklanken. Hier vallen duidelijk dyslecten op uit DST = dyslexie screening test. Hoe groot het risico is op dyslexie van een bepaalde leerling (bevat geassocieerde testen en classificerende testen) Geassocieerde test = worden in verband gebracht met dyslexie, maar niet echt altijd betrouwbaar. Wordt toch vaak wel gebruikt voor een algeheel beeld te krijgen (zoals evenwicht kunnen bewaren ) Classificerende testen = duidelijke relatie met dyslexie 3DM = dyslexie differentiaal diagnose. Meet cognitieve vaardigheden die van belang zijn voor lezen en spellen Stap 2 van psychodiagnostisch onderzoek = Zijn er aanwijzingen voor dyslexie? Differentiaal-diagnostiek (uitsluiten van andere condities/stoornissen die kunnen leiden tot lees-en spellingsproblemen) Stap 3 van psychodiagnostisch onderzoek = is er sprake van dyslexie-typerend cognitief profiel? (fonologische verwerking) bijv DAT / FAT-R en 3DM DST geassocieerde taak = Problemen fonetische segmentatie (bijv voetbal zonder bal… en piet jansen wordt jiet Pansen. Dus omdraaien! (spoonerismen) nadeel is dat het getimed wordt. Je hebt ook wel de benoemtaak. Dat is een verbale taak waarbij snel info uit het lange termijngehuegen moet worden opgehaald. Door bijv plaatjes en letters te benoemen . kinderen met dyslexie maken meer fouten en doen er langer over FAT= fonemische analyse test. Foneemweglating en foneemverwisseling Stap 4 van psychodiagnostisch onderzoek = is er sprake van alternatieve verklaringen? Wat valt er onder verklarende diagnostiek , wat wordt er onderzocht = genetica en neurobiologie (familiair risico , verstoringen in het brein ) / cognitie (disfunctioneren van lees-en spellingssysteem en algemene cognitieve tekorten ) Uitsluitingsdiagnose versus insluitingsdiagnose = uitsluiten wordt veel gebruikt, je kan niet eenduidig zeggen wat er aan de hand is je sluit andere dingen uit . Insluitingsprincipe, een kind heeft een bepaald kenmerk, dus het heeft dyslexie (fonemisch bewustzijn schijnt het belangrijkste te zijn) Indicerende diagnostiek = specifiek pedagogische-didactische behoeften , het zijn aanknopingspunten voor een passende behandeling. Zo wordt er gekeken naar onderwijsbelemmeringen / comorbliliteit / secundaire problemen als gevolg van dyslexie bijv problemen met begrijpend lezen. Er wordt voornamelijk gericht op bevorderende factoren Psycholinguistische principes= gaat er niet alleen om dat ze een woord kunnen lezen maar ook dat ze weten WAT de betekenis is. Daardoor kunnen ze het makkelijker automatiseren. Is gericht op lezen en spelling Leertheoretische benadering = HOE kan je de psycholinguistische principes het beste aanleren (systematische en directe instrumtie/ bekrachtiging gewenst gedrag/ gerichte feedback/ verschillende zintuigen aanspreken etc) Algemeen werkzame behandelcomponenten = goede relatie leerling, ouders en behandelaar/ goed structurering interventie, doelstelling, palnning, fasering / systematisch doelen worden opgesteld in samenspraak met leerlingen / interventie wordt uitgevoerd zoals beoogd / behandelaar heeft aantoonbare professionaliteit / behandelaar werkt in goede werkomstandigheden (als je iemand beter accepteert, zal je meer gemotiveerd zijn en zal het kind meer gaan lezen ) Positieve spiraal lezen versus niet lezers = wij lezen beter in lezen meer leesplezier meer vrij lezen Negatieve spiraal lezen versus niet lezen= geen vrij lezen slechte rin lezen geen leesplezier nog minder lezen Woordenschat gat = is een gat tussen lezers en nietlezers. Sommige kinderen gaan minder lezen en worden slechter, sommigen kinderen vinden het leuk en worden beter. Gat wordt groter met de leeftijd Spiegelneuronen in het brein = lezen voer een actie ativeert automatisch deze actie in het brein (simulatie) ze helpen bij het ervaren van emoties en gevoelens van anderen / het begrijpen van doelen en intenties van anderen Gevolgen van niet-lezen = schrijf-taal en leesvaardigheden nemen af / meer kans op vroegtijdig schoolverlaten / minder kans op de arbeidsmarkt. Minder goed functioneren op werk/ minder actief burgerschap/ lagere kwaliteit van leven etc Kracht van boeken preventief, programmas = VVE programma’s en BOEKSTART De kracht van boeken remedierend = uitdoven leesweerstand (angst) / vergroten leesmotivatie / lezen in de zomer. Leesttrategie-sinstructie Lezen in zomervakantie = Als je boeken hebt gekregen en met ouders gaat lezen en instructie vanuit school voor de zomervakantie maakt het zeker verschil (als ze zlef boeken mogen helpen uitzoeken helpt nog beter voor motivatie) Praten over boeken zal zorgen voor = monitoren begrip / koppelen aan eigen leven / (her) ontdekken van interesses Engagement = betrokkenheid / deelname en commitment bij activiteiten. Het is dus een soort motivatie. Er is nog niet veel onderzoek naar gedaan. Jemoet betrokken zijn en ook echt willen doen, zeker als ouder. Model enganging struggling adolescent readers to improve reading skills = als je in de klas bezig bent met leesbevordering dat het belangrijk is om motivatie en engangement mee te nemen, om ze samen te laten werken met leeftijdsgenoten, samenwerken, zelf teksten kiezen en elkaar kan helpen, uitgewerkt in een interventie met adolescenten , dit is best uniek. Ga gewoon nog eens op de middelbare school uitleggen hoe je moet lezen , technisch lezen, hoe je moet decoderen, dat moet ook gebeuren blijkt uit deze studie
Ingezonden op 26-03-2017 - 582x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!