Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Geschiedenis van de Moderne filosofie
› 7 College 7
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Geschiedenis van de Moderne filosofie
7 College 7
Jaar 1 (universiteit)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
Ideeën moeten teruggebracht kunnen worden naar indrukken volgens Hume. Wat als dat niet kan? = Dan is het metafysische onzin. Hoe denkt Hume over ethiek en geloof? = Natuurlijke verklaring van morele sentimenten. Hij heeft emotie ethiek. Wat goed voelt. De rede is de slaaf van de passie. Hij doet hetzelfde met religie. Hij heeft kritiek op religie: we moeten er niet zomaar vanuit gaan dat God bestaat, maar we moeten verklaring geven voor ons religieus gevoel. Wat hij eigenlijk wil laten zien, si dat het een vorm van bijgeloof is en een manier om ons te gedragen. Religie is van belang voor morele functie en dat mensen zich gedragen. We moeten wel natuurlijke verklaring ervan achterhalen. Geef een voorbeeld van hoe de ideeëntest fungeert bij Hume. Wat is het belang van de ideeëntest voor Hume ? = Alle ideeën moeten teruggebracht kunnen worden naar een indruk. Ik denk dat een goed voorbeeld zou kunnen zijn dat als je zegt dat het regent, dat je dat terugbrengt op de zintuigen, zoals dat je het op het dak hoort, of op je huid voelt. Het belang hierbij is dat we niet alleen directe indrukken waar vinden, maar ook andere ideeën, als ze maar terug te brengen zijn tot indrukken. En alles wat niet teruggebracht kan worden tot een indruk is metafysische onzin, dus ik denk ook om de onzin eruit te filteren. Wat wordt bedoeld met de vork van Hume, en wat is het belang hiervan voor Hume? = Matters of fact en relations of ideas. Matters of fact is wat logisch dwingen waar is en relations of ideas is met zintuigen en dat brengt nieuwe informatie. Ik denk dat de bedoeling is om informatie te scheiden. Kunnen wij volgens Hume een uitspraak doen als « Biljartbal A veroorzaakt de beweging van biljartbal B » ? Waarom wel of niet ? En wat is de status van zo’n uitspraak ? = Nee, bij causaliteit spelen er een aantal dingen mee. Dat is voor of na iets ander gebeurt, kunnen we waarnemen, maar de noodzakelijke connectie is subjectief en voor ons niet waar te nemen. En daarom kunnen we nooit zeggen of er echt causaliteit is Wat is Hume’s kritiek op Descartes’ cogito ? = Er zijn geen substanties en dat denkende ding dat je volgens Descartes bent, kun je niet waarnemen, dus kun je ook niet zeggen of dat het er is. Volgens Hume is Berkeley nog niet empiristisch genoeg. Waarom niet ? = Omdat Berkeley zegt dat er een God is, maar die kunnen we niet waarnemen, dus dat kunnen we niet zeggen. In welke zin kun je Hume een scepticus noemen? En in welke zin een naturalist? = Een scepticus, omdat hij uiteindelijk bij de vraag komt of er überhaupt iets bestaat. Een naturalist vanwege zijn ethiek en kritiek op religie?? Van wanneer tot wanneer leefde Immanuel Kant? = Van 1724 tot 1804. Vertel wat over Kant. = Hij was academisch filosoof en doceerde zijn leven lang de filosofie van Leibniz, i.p.v. van hemzelf. Hij komt uit wat nu Polen is. Hij heeft nooit zijn plaatst verlaten. Maar hij schreef wel universele filosofie. Hij was in de 50e toen zijn eerste werk uitkwam. Wat wil Kant verzoenen? = Het succes van natuurwetenschap en natuurnoodzakelijkheid met De ethische en religieuze dimensie van ons leven en de menselijke vrijheid. Wat is het verschil bij Kant tussen zuivere en praktische reden? = Zuivere reden is het menselijk kennen en praktische reden is het menselijk handelen. Waar gaat zijn boek Kritiek der reinen Vernunft (1781-1787) over ? = Het doel was om vrijheid en natuur met elkaar te verzoenen. De centrale probleemstelling lijkt hier weinig mee te maken te hebben: Hoe zijn synthetische oordelen a priori mogelijk? Uitspraken over de wereld voor de waarneming. Hoe kunnen wij informatieve kennis van de buitenwereld krijgen. Hoe kan het dat als kennis uit het subject komt, hoe kunnen we dan toch weer tot kennis komen. Synthetische oordelen: a priori. Vier soorten oordelen: A priori: voorafgaand aan waarneming. A postriori: met waarneming. A priori analytisch: oordelen waar predicaat in het subject besloten zit. A priori synthetisch: Actie en reactie blijven gelijk bij verandering. Elke gebeurtenis heeft een oorzaak. Deze oordelen zijn niet logisch en niet empirisch. Ze voegen kennis toe en zitten in wetenschap. Bijv. de kortste lijn tussen twee punten is een rechte lijn. Het voegt kennis toe en het is a priori. Wat is het probleem met metafysica? = Ze hebben geen betrekking op objecten die waarneembaar zijn. Wat voor kritiek heeft Kant op het dogmatisme? = Eerst ben je dogmatisch, dan sceptisch en dan kritisch. De rest onderzocht de rede niet maar dat moest wel. Wat is Transcendentale filosofie? = Onderzoek naar mogelijkheidsvoorwaarden van de ontkenning. Welk conflict van Hume probeert Kant op te lossen en hoe? = Voorspelling van succes en de ondermijning van causaliteitsprincipe. Hij wijst erop dat subjectieve principes iets meedragen. Hume’s associatiewetten veronderstellen zelf al een principe dat associatie tussen een veelvoud aan indrukken (en daarmee ervaringskennis) mogelijk maakt. Als een object een samengaan is van verschillende indrukken, kan dat alleen maar vanwege stabiliteit. Hume zegt die zit in ervaring, maar Kant vraagt waar komt stabiliteit vandaag? We hebben niet alleen empirie nodig, maar ook rede. Hoe is ervaringskennis volgens Kant mogelijk? = Ervaringskennis bestaat niet alleen uit wat wij in de ervaring ontvangen, maar ook uit wat we er zelf mee doen. Alleen indrukken, zoals bij Hume is geen kennis. Wat voor kritiek heeft Kant op Descartes en Leibniz? = We kunnen niet alleen iets over de waarheid zeggen op grond van reden. We moeten er vanuit gaan dat de objecten zich naar onze kennis moeten richten. Objecten worden pas objecten/kenobjecten als ik ze ken. Oorzakelijke relaties liggen niet in de objecten zelf, maar die voeg ik eraan toe. De kenner krijgt een actieve rol. Wat is er anders aan Kant tegenover Berkeley en Hume? = Bij hun is de waarnemer passief, waarnemingen komen op kenner af en hij verbindt ze hooguit en doet er verder niets mee. (Objecten kunnen in zichzelf zijn.) Kant zegt dat je objecten alleen kent voor ze zijn, omdat ik er iets mee doe. Niet dat ze niet bestaan zonder dat ik ze ken. Welke drie kenvermogens zijn er volgens Kant? = (1)De zinlijkheid (Sinnlichkeit): het vermogen om door iets veelvoudigs dat van buiten ons op ons inwerkt, indrukken te ontvangen en tot voorstellingen (empirische Anschauungen of Erscheinungen) te verbinden. (2)Het verstand (Verstand): het vermogen om het materiaal dat de zinlijkheid ons verschaft tot begrippen te verheffen en tot welbepaalde gekende objecten te verbinden. (3)De rede (Vernunft): het vermogen tot gevolgtrekken en degene die aan het verstand de regels geeft volgens welke het verstand te werk moet gaan. Wat is transcendentaal volgens Kant? = Mogelijkheidsvoorwaarden van de ervaring. Dat is iets anders dan transcendent. Transcendentaal” noemt Kant “alle kennis die zich niet zozeer met voorwerpen bezighoudt, alswel met de manier waarop wij voorwerpen kennen en met de vraag in hoeverre die kennis a priori moet zijn.” (KrV B26) “(…) niet alle a priori kennis moet transcendentaal (…) genoemd worden, maar alleen die kennis waardoor we weten dat en hoe bepaalde voorstellingen (aanschouwingen of begrippen) louter a priori toegepast worden of mogelijk zijn.” (KrV B80-81) Transcendentaal ≠ transcendent. Wat is de transcendentale esthetiek bij Kant? = Mogelijkheidsvoorwaarden van het gebruik van de zinlijkheid. De a priori vormen van de zinlijkheid: tijd en ruimte. Al onze zinlijke voorstellingen (Anschauungen) hebben een tijdruimtelijke structuur. Ruimte en tijd komen echter niet uit de ervaring, maar gaan eraan vooraf. Ruimte en tijd zijn aanschouwingsvormen van het kennende subject. Wat is de transcendentale logica bij Kant? = Mogelijkheidsvoorwaarden van en de grenzen van het gebruik van ons verstand en onze rede. Wat is de transcendentale analytica bij Kant? = Mogelijkheidsvoorwaarden van onze kennis van objecten. De a priori vormen van het verstand: de categorieën. Oer-begrippen die helpen om de voorstellingen uit de zinlijkheid met elkaar te verbinden tot welbepaalde objecten van kennis. 12 categorieën, waaronder noodzakelijkheid, oorzaak en gevolg, substantie en bestaan. Categorieën zijn structurerende principes van het kennende subject. Wat is de transcendentale dialectiek bij Kant? = Stelt grenzen aan de rede. Wat is volgens Kant het belang van synthese? = Zintuiglijkheid en verstand moeten samen gaan. Er moet een synthese van gevormd worden. Dat is wat het is om objectieve kennis te vormen. Indrukken plaatsen we in tijd en ruimte waardoor we vervolgens voorstellingen hebben. Wat is het transcendentaal idealisme van Kant? = Onderscheid tussen de noumenale en fenomenale wereld. Fenomenale wereld kunnen we kennen en de noumenale dingen kunnen we alleen denken.
Ingezonden op 26-03-2017 - 973x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!