Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
LeerstoornissenUnivLeiden
› 5 HC 5
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
LeerstoornissenUnivLeiden
, deel 5
5 HC 5
Jaar 3 (universiteit)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
Lees- en spellingsproblemen = komen vaak samen voor Lezen en spellen is op welk niveau = foneemniveau Lezen v.s spellen , wat wordt er bij beiden anders gedaan = lezen is decoderen en spellen is encoderen Wat is er belangrijk in het nederlands = fonologie Foneembewustzijn = letters en klanken herkennen Wat is er grappig als je kijkt naar de ontwikkeling van schrijfvaardigheid in verschillende landen? = er is bijv vergeleken israel met Nederland. De plaatjes lijken enorm veel opelkaar. Hoe jongen kindren hun naam bijv schrijven of hoe jonge kinderen een klein figuur tegenen of complexe karakters Event description = (ontwikkeling verhaal schrijven) fase 1 een verhaal met een lijst van minimale zinnen dat allemaal een andere gebeurtenis beschrijven Undeveloped story= (ontwikkeling verhaal schrijven) fase 2 . een verhaal dat meer dan 1 gebeurtenis beschrijft, maar met een beetje details mbt de setting Basic story= (ontwikkeling verhaal schrijven) fase 3 een verhaal dat een serie van gebeurtenissen beschrijft met 2 of 3 zinnen met details dat dimensie aan het verhaal geeft. Maar het verhaal is toch niet helemaal goed door syntax problemen , heeft problemen met volgorde, missende gebeurtenissen en een onontwikkeld einde Extended story= (ontwikkeling verhaal schrijven) fase 4. Een verhaal dat een volgorde van gebeurtenissen omschrijft , met verhaal elementen, maar de ze zijn wat verwarrend of incompleet Developed story= (ontwikkeling verhaal schrijven) fase 5 . een verhaal dat omschrijft de volgorde van episodes waarin bijna alle verhaal-elementen duidelijk zijn ontwikkeld met een simpele resolutie van problemen of gebeurtenissen aan het einde Elaborated story= (ontwikkeling verhaal schrijven) fase 6 . een verhaal dat een volgorde van gebeurtenissen geeft waarbij alle verhaalelementen goed zijn ontwikkeld met een sterke samenhang van verhaalelementen en heeft doelen en problemen in het verhaal goed uitgewerkt Spellen en EF = schrijven vereist het zelf initieren van ideeen, gevoelens en gedrag om bepaalde schrijfdoelen te bereiken. Spellen en EF mbt werkgeheugen = 1. Formuleren – visuealspatial sketchpad 2. Uitvoerende processen – central executive 3. Motitoren – phonological loop Spellen en EF mbt aandacht = alerteid, orientatie, uitvoerende controle Welke executieve functie is er nog meer nodig bij spellen = impuls controle Er zijn 3 verschillende aandachtsgebieden = alertheid(volgehouden aandacht) / orientatie/ uitvoerende controle Zwakke spellers = maken meer fouten (vaak fonologisch zols tauw ipv touw) en hebben veel oefening nodig Auditieve strategie = Spellingstrategieën (wat hoor je?) Regelstrategie = Spellingstrategieën (bijv stam+t) Analogiestrategie = Spellingstrategieën (bijv bureau-cadeau) Inprentingstrategie = Spellingstrategie. Je bekijkt een woord en onthoudt hoe je het moet schrijven Mnemotechnische strategie = Spellingstrategie (bijv. o i e a u korte klanken want dOmme kIppen rEnnen het smAlle brUggetje op. Je ziet dus dat er telkens een dubbele letter ook achter komt ) Hulpmiddelenstrategie = Spellingstrategie bijv. een woordenboek Visueel-motorische strategie = directe strategie , het is het direct spellen, de woorden blijven maar uit de pen vloeien het gaat zo makkelijk Klankzuivere periode = opschrijven wat je hoort Niet-klankzuivere periode = schrijven volgens bepaalde afspraken (bijv EEUW, de u hoor je niet maar schrijf je wel. Ook bij AAI , je hoort en j maar schrijft een i ) Zo leer je kinderen lezen en spellen = REGELS en DENKWIJZEN om de belangrijkste woordtypen te kunnen spellen / PREVENTIEF / STRUCTUUR/ VEEL OEFENING, activeren van regels en denkwijzen, is ook wel meta-cognitie Zo leer je kinderen lezen en spellen in de klankzuivere periode (Fonologisch principe ) = klank-synthese benadering / lezen, schrijven en spellen elke dag / klankgebaren Zo leer je kinderen lezen en spellen in de niet-klankzuivere periode (morfologie, etymologie) = categorieen, regels en denkwijzen / test lezen, schrijven en spellen elke dag Etymologie = De etymologie van een woord is de historische verklaring voor de manier waarop de vorm van het woord tot stand is gekomen, daarom wordt het ook wel de woordherkomst Morfologie = Morfologie is in het algemeen de leer van de woordstructuur en de woordvorming. De morfologie houdt zich bezig met morfemen, de kleinste betekenisdragende eenheden in een woord. (de kleinste stukjes in het woord. Bijvoorbeeld ‘on’gezellig. ON is een gebonden morfeem en gezellig is een vrije morfeem want die staat opzichzelf Fonologisch principe= Het hoofdprincipe van de Nederlandse spelling. Elk foneem wordt door een apart grafeem weergegeven, je schrijft het woord zoals het klinkt. Syllabisch principe = Syllabes of klankdelen van een woord zijn bepalend voor de spelling ervan. Eindigt een woorddeel op een lange klank, dan schrijf je die met één klinker, zoals in poot - poten (verenkelingsregel). Eindigt een woorddeel op een korte klank, dan volgen er twee medeklinkers, zoals in pot - potten (verdubbelingsregel) Categroiekaart spelling = hierop staan allemaal regels mbt spelling. Bijv hakwoorden, je schrijft het zoals je het hoort. Of de ei-plaat. De afspraak is, staat het op de ie-plaat dan schrijf je het met de korte ei , staat het niet op de ei-plaat, dan schrijf je het met de lange ij. Nog een voorbeeld, BELONING. Leerlignen wordt geleerd om dit woord op te delen in een voorvoegsel -be- een klankvoetendeel -lo- waar de tekendief de bass is en een stukje van de -oo- heeft weggehaald en de chinese letter – ng – Directe klankinstructie = (zo leer je kinderen lezen en spellen) leerkracht is model/ frontale opstelling / Differentiatie tijdens groepsles Oriënteringsbasis = concreet doel / oefenen van onderdelen/ integratie met bestaande kennis (zo leer je kinderen lezen en spellen) Multi-sensoriele basis = (zo leer je kinderen lezen en spellen) visuele , auditieve en motorische kanaal Toetsing en herhaling = (zo leer je kinderen lezen en spellen) elke dag dezelfde volgorde, elke dag een dictee Wat maakt ZLKLS effectief? = scholen hebben evenveel tijd aan lezen en spellen besteed (gem 4 uur in de week) / effectiviteit ligt waarschijnlijk in methodiek die uitgangspunten heeft die wetenschappelijk zijn onderbouwd (onderscheid lees-en spellingsbehoeften, oefening dicht bij daadwerkelijke vaardigheden, denkkader geeft houvast, directe instructie, zone van nabije ontwikkeling ) / leg uit oefen en herhaal tot alle vereiste kennis automatisch kan worden opgeroepen Ook bij taal zijn dezelfde zorgniveaus = niveau 1 niveau 2 (differentieren) niveau 3 (RT) niveau 4 (extern) Psychodiagnostisch onderzoek stap 1 = is er sprake van ernstige lees-en spellingsproblemen? (criterium voor ernst is laagste 10% op lezen of onder 16 EN laagste 10% op spellen) spelling kan gecontroleerd worden met PI-dictee/DST /3 DM PI-dictee = signalerende en diagnosticerende spellingstoets. Spellingsvaardigheden van groep 3 tm 8. En checkt op spellingscategorieen incl ww-spelling Klankzuivere woorden = kam / doos/ wiel/ koe/ kist Bijna-klankzuivere woorden = doorn/ school/ deur /sneeuw Inprenten = (weet woorden) pech/ baby/ team Analogie = net als…. (ontbijt/ garage/ politie net als petitie) Regelwoorden = kettinkje / hond (honden) / bakker) DST = twee minuten spelling. Classificerende taak / dictee (woorden) onder tijdsdruk. Er zijn 2 versies. Score is het aantal juiste in 2 minuten Psychodiagnostisch onderzoek stap 2= zijn er aanwijzingen voor dyslexie Pscychodiagnostisch onderzoek stap 3= is er sprake van een dyslexie-typerend cognitief profiel? Psychodiagnostisch onderzoek stap 4= is er sprake van alternatieve verklaringen? 2 werkzame ingredienten interventie = 1. Specifieke werkzame behandelcomponenten voor doelgroep (psycholinguistisch principe WAT en leertheoretische beandering HOE ) 2. Algemeen werkzame behandelcomponenten Psycholinguistische principes van spelling = WAT. Multi-componenten , spellingsinstructie (aanleren van analoge, fonollgische, morfologische en orthografische spellingsstrategieen) / practice with print (handschrifttraining) / computerondersteunende spellingsintructie Leertheoretische benadering van spelling = HOE. Expliciete strategieen voor het toepassen van spellingscategorieen met voldoende studie-en leertijd / meta cognitieve aanpak/ spellingsregels systematisch aanleren met accent op feedback en zelfcorrectie / ondersteunende software waarmee gelijktijdig het schrijven en lezen bij het correct leren spellen van woorden wordt ondersteund Niet-fonologische taalverwerkingproblemen JA en fonologische taalverwerkingsproblemen JA = leerlingen met specifieke taalstoornissen Niet-fonologische taalverwerkingproblemen NEE en fonologische taalverwerkingsproblemen JA = leerling met dyslexie Niet-fonologische taalverwerkingproblemen JA en fonologische taalverwerkingsproblemen NEE = zwakke begrijpers Niet-fonologische taalverwerkingproblemen NEE en fonologische taalverwerkingsproblemen NEE = normale lezers Begrijpend lezen = het bouwen van betekenis van de tekst. Begrijpen is ACTIEF. Componenten zijn technisch lezen (fonemen woordherkenning en vlotheid) woordenschat en gevolgtrekkingen maken Situatiemodel = samenhang tussen zinnen, mentale representatie van de situatie zoals is beschreven in de tekst (op tekst niveau) Hulpmiddelen bij een tekst = verwijswoorden/connectieven (omdat/doordat) / interferenties Componenten van het constructieproces = taalkennis (betekenis en sturing) / kennis van de wereld/ werkgeheugen en intelligentie / metacognitieve kennis en leesstrateigeen/ motivatie, zelfbeeld en leesattitude Executieve functies en begrijpend lezen = werkgeheugen (info vathouden en integreren van v meerdere stukken tekst ) / inhibitie (irrelevantie informatie onderdrukken) / Plannen (verkennen , voorspellen en doelen stellen) / prioriteren (bepalen hoeveel tijd en energie in het behalen van afzonderlijke doelen wordt gestoken) / Organiseren (flexibel inzetten van strategieën voor woordherkenning en begrip ) / voortgang monitoren / switchen naar andere strategieen / self-assessment (snap ik wat ik heb gelezen?) (een zwak werkgeheugen en inhibitie controle leiden tot inadequate inferenties en zwakker leesbegrip ) Niet- lees- gerelateerde kenmerken = 1. Persoonlijke kenmerken (temperament en emotie, motivatie, kennis) 2. Situatie kenmerken (tijd/ruimte) 3. Taak kenmerken 4. Tekst kenmerken (bijv niveau van vocabulaire, doelgroep en tekstgenre) Taakkenmerken = Niet-lees-gerelateerde kenmerken, Analyseer / Noteer (brainstorm) / Organiseer (organiseer notities en Schrijf Risicogroepen = 10 % ernstige en hardnekkige problemen. 30% onvoldoende leesbegrip naar functionele maatstaven . Risicogroepen zijn o.a (laagopgeleide ouders/ migrantengezinnen/autismespectrumstoornis/non-verbale leerstoornis/ aandachtsprobleem) Problemen met begrijpend lezen = Belemmeren het leren in andere schoolvakken / de problemen zijn NIET het gevoel van problemen met technisch lezen. De problemen zijn NIET het gevolg van algehele zwakke begaafdheid Raven coloured progressive matrices = is een IQ test ontwikkeld door John Rvaen en vaak aangepast. Het is een niet-verbale test die bestaat uit 60 items in 5 sets. Ieder item bestaat uit een figuur met een ontbrekend stuk. Slechts één antwoord is correct. Er is geen tijdslimiet Verklarende diagnostiek mbt begrijpend lezen = taalkennis/ wereldkennis en sociaal-psychologische kennis / werkgeheugen en denkvermogen/ metacognitieve kennis/ motivatie, zelfbeeld Onderkenning begrijpend lezen wordt gemeten met = leerlingvolgsysteem Reciprocal teaching = rolwisselend onderwijzen of elkaar onderwijzen, een vorm van onderwijs waarin samenwerkend leren en strategisch leren samengaan Fonologie = klankleer Mofologie = vormleer Syntax = zinsopbouw Semantiek = woordenschat Pragmatiek = conventies rond taal … hoe ga je het zeggen Metalinguistiek = Reflectie op taalgebruik Spreekvaardigheid mbt taalverwerving = rekening houden met gesprekspartner/ info geven die waar is / info geven die er toe doet / duidelijk formuleren Luistervaardigheid mbt taalverwerving = aandacht richten en vasthouden/ structuur scheppen in boodschap spreker/ Conclusies trekken/ hoofdgedachte achterhalen Prelinguale fase, mbt taalverwerving = eerste levensjaar. Communiceren door lichaamstaal en gelaatsexpressie. Veel huilen, bewegen en gezichtsuitdrukkingen Vroeg-linguale periode , mbt taalverwerving = start woordgebruik, kleine zinnetjes, sterke groei woordenschat (1-2,5) Differentiatiefase, mbt taalverwerving = snelle groei kwantitatief en kwalitatief taalgebruik (2,5 – 5 ) hier begin je ook te zien dat ze de eerste morfologieregels onder de knie beginnen te kreijgen Voltooiingsfase , mbt taalverwerving = Start schriftelijke taal, woordenschat groei verder, basale regels voor syntaxis en morfologie worden beheerst (5-10) gaan ze taal ook gebruiken om te schrijven. Woordenschat blijft groeien Latere fase, mbt taalverwerving = woordenschat blijft toenemen, gebruik complexere taal, pragmatisch leren Kloof mbt taalverwerving en het gevolg= kloof van 30 miljoen woorden in het taalaanbod aan kinderen van laag en hoogopgeleide ouders in de VS. Dit heeft grote gevolgen voor taalontwikkeling. Vroege achterstand woordenschat en beginnende leesvaardigheden/ op lange termijn gevolgen voor leesbegrip en technische leesvaardigheden en daardoor op schoolprestaties . Vroeg starten met taalinput is dus belangrijk!! Deze kloof kan verklein worden wanneer ouders elke dag samen met hun kind praten, lezen en zingen… (In eerste 3 levensjaren een kloof van 30 miljoen woorden (niet hoeveel verschillende, maar gewoon hoeveel woorden) Studie over taalinput, verwachtingen en resultaten = voorlopige resultaten is dat er een kans op piekmoment tijdens verschillende activiteiten was (hier gaat ie lekker slapen ‘kaakaa’ lekker slapen zo ja ‘ mama’ ga jij slapen, nee toch? ‘kij baa’ wat is dit? ‘aaah’ We verwachten dat juist dit soort momenten, waarin niet allen het taalaanbod hoog is, maar er ook veel interacties is met het kind, bijdragen aan het taalontwikkeling van het kind. We noemen dit piekmomenten. Resultaten zijn… Ouders spreken gemiddeld 1300 woorden per uur. Kinderen hebben gemiddeld 160 vocalisaties per uur. Ouder sen kind reageren gemiddeld 30-40 x op elkaar per uur . Groep C (zowel geen schriftelijke suggesties voor vergroten van taalinput en ook geen persoonlijke coaching ) meer piekmomenten. Best apart dus Groep A in taalstudie = schriftelijke suggesties voor vergroting taalinput en persoonlijke coaching Groep B in taalstudie = schriftelijke suggesties voor vergroten van taalinput geen persoonlijke coaching Groep C in taalstudie = zowel geen schriftelijke suggesties voor vergroten van taalinput en ook geen persoonlijke coaching Effecten op voorlezen en woordenschat bij Print exposure list (voorleesfrequentie) = alle ouders herkenden meer boekjes op 12 maanden. Groep a en b herkenden gemiddeld 1,3 groepjes meer dan groep C op 12 maanden N-CDI (woordenschap receptie/expressief) effecten op voorlezen en woordenschat = groep A en B kenden gemiddeld 1,5 woordjes meer dan groep C na interventie. Groep C was meer een controlegroep, maar ze hadden wel meer piekmomenten dan andere groep. Dit komt waarschijnlijk omdat de groepen toch niet helemaal vergelijkbaar waren. De ouders die A of B hadden gehad, dus maakt niet uit of er meer coaching is geweest, herkenden meer boekjes. Ook woordenschat kan je al meten … ze kenden 1,5 woordjes meer dan groep C. we zien dus dat je op zeer jonge leeftijd al iets met kinderen kan. Voorlezen, maar ook andere activiteiten als je maar gerichte aandacht hebt en dingen benoemd en uitlegt en daardoor taalontwikkeling kan vergroten Conclusie en discussies mbt taalinput = algemene LENA-informatie (lena woordenteller) over taalinput onvoldoende om taalinput te verhogen / feedback gericht op intensieve momenten van taalaanbod is effectief (voorlezen bied houvast om interactief taalgebruik te stimuleren) / al bij zeer jonge kinderen kan een interventie gericht op een rijk taalaanbod effectief zijn voor de taalontwikkeling Er zijn verschillende problemen in de taalontwikkeling, hoe heten ze? = vertraagde taalontwikkeling / afwijkende taalontwikkeling (niet-specifiek is secundair en specifiek is primair ) (spraak)taalontwikkelingsstoornis (TOS) en primaire taalontwikkelingsstoornis, wat is het ? = is een stoornis in de ontwikkeling van de spraak en/of taal. Primair betekent dat de taalstoornis op zichzelf staat en niet te verklaren is vanuit sensorische, cognitieve, neurologische of emotionele problemen. Er mag geen sprake zijn van een beneden gemiddelde intelligentie, een gehoorstoornis, een afwijking aan (een deel van) de spraakorganen, duidelijk aanwijsbare neurologische afwijkingen, een contactstoornis en een extreme deprivatie of andere heel ongunstige taalaanbodsituaties. Subtypen van TOS (Taalontwikkelingsstoornis) = AUDITIEVE VERWERKINGSPROBLEMEN (problemen met onderscheiden, herkennen analyseren en synthetiseren van spraakklanken) / SPRAAKPRODUCTIEPROBLEMEN (problemen met programmering en/of uitvoering van de spraak, betekenis, en de fonologische code (spraak, articultatieprobleem) / LEXICAAL-SEMANTISCHE PROBLEMEN (problemen in semantiek en pragmatiek) / GRAMMATICAPROBLEMEN (problemen fonologie, morfologie en syntaxis) Bijkomende problemen van TOS (taalontwikkelingsstoornis ) = LEESVAARDIGHEID (technisch/begrijpend) vaak doordat ze moeilijke fonologie hebben / COGNITIEVE VAARDIGHEDEN / GEDRAGSPROBLEMEN (ex/inter) / Niet het stapelen van stoornissen, maar sterke en zwakke vaardigheden in kaart brengen en daar behandeling op afstemmen!! Diagnostiek van taalstoornissen = MULTIDISCIPLINAIRE AANPAK niveau van de taalvaardigheid bepalen (taalachterstand en of taalafwijking/ specifieke of niet-specifieke taalproblemen) / BRONNEN (ouders, leerkrachten, kind observaties en metingen) wordt vaak door een logopediste gedaan Stichting test voor Taalproductie = meet taalproductieniveau van jonge kinderen/ taalbegripsontwikkeling Taaltoets alle Kinderen (TAK) = mondelinge (gramm) taalvaardigheid (klankonderscheidingen horen ze het verschil tussen Kaas en Maas bijvoorbeeld…offf het meisje pakt de bal af.. welk plaatje hoort daarbij? Directe taaltherapie = therapie aan het kind (fonologie en articulatie / Syntactisch/ semantisch/ pragmatisch) zo is bijv de syntactische behandeling bijvoorbeeld dat kinderen leren om een goede zinsopbouw te maken Expanderen = ouders niet verbeteren, maar in een andere zin uitleggen Indirecte taaltherapie = adviezen aan ouders en leerkrachten (stimuleren van contact en stimuleren woordenschat) Niet-fonologische taalverwerking problemen JA en fonologische taalverwerkingsproblemen JA = leerlingen met specifieke taalstoornissen……. TOS taalontwikkelingsstoorni. Hierdoor is het heel complex. Zowel niet-fonologische taalverwerkingsproblemen en fonologische taalverwerkingsproblemen
Ingezonden op 28-03-2017 - 724x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!