Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
ichhätteeinefrage
› 7 verkehr
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
ichhätteeinefrage
, deel 1
7 verkehr
Jaar 1 (hbo)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
abbiegen = afslaan gehen = g aan sich handeln = gaan over siche beeilen = zich haasten reparieren = repareren gehören = horen diese Karten gehören zum Spiel = deze karten horen bij het spel sich erkundigen = informeren einsteigen = instappen bekommen = krijgen laufen = lopen aupassen = opletten überqueren = oversteken blinken = richtingaanwijzers gebruiken anhalten = stoppen / blijven duren die Polizei hielt alle Autos an = de politie stopt alle auto's der Regen hält den ganzen Tag noch an = de regen duurt nog heel de dag aussteigen = uitstappen finden = vinden die Innenstadt (Innenstädte) = de binnenstad (mv) in Richtung Innenstadt müssen Sie mit Stau rechnen = er is file richting binnenstad die Brücke (Brücken) = de brug Sie müssen über die Brücke fahren = U moet over de brug rijden der Außenbezirk (Außenbezirke) = de buitenwijk (mv) das liegt im Außenbezirk = dat ligt in de buitenwijk der Hauptbahnhof (Haubtbahnhöfe) = centraal station (mv) ich suche den Hauptbahnhof = ik ben op zoek naar het centraal station die Stadtmitte = het centrum das Rathaus liegt in der Stadtmitte = het stadhuis ligt in het centrum die Kommunikation (Kommunikationen) = de communicatie (mv) das Internet ist ein wichtiges Kommunikationsmittel = het internet is een belangrijk communicatiemiddel der Defekt (Defekte) = de defect (mv) ein technischer Defekt = een technisch defect der Stau (Staus/Staue) = de file (mv) ich stehe im Stau = ik sta in de file die Haltestelle (Haltestellten) = de Halte (mv) die nächste Haltestelle ist Potsdamer Platz = de volgende halte is Potsdamer Platz die Kreuzung (Kreuzungen) = het kruispunt (mv) das ist eine vielbefahrene Kreuzung = dat is een druk kruispunt die Linie (Linien) = de lijn (mv) welche U-Bahn-Linie müssen wir nehmen = welke metrolijn moeten we nemen der Lautsprecher = de luidspreker das wurde über Lautsprecher durchgesagt = dat werd per luidspreker doorgegeven die U-Bahn (U-Bahnen) = de metro (mv) wo ist die nächste U-Bahn-Haltestelle = waar is de volgende metrohalte der/die Behinderte (Behinderten) = de mindervalide (mv) das Gebäude ist behindertenfreundlich = het gebouw is toegankelijk voor mindervaliden die Ursache (Ursachen) = de oorzaak keine Ursache = niets te danken der Platz (Plätze) = de plaats / het plein (mv) der Alexanderplatz in Berlin ist ein weltberühmter Platz = de Alexanderplatz in berlijn is een wereldberoemde plaats der Rote Platz liegt im Zentrum Moskaus = het rode plein ligt in het centrum van Moskou die Polizei = de politie wir müssen die Polizei rufen = we moeten de politie inschakelen der Preis (Preise) = de prijs (mv) wir können das Produkt zu einem sehr niedrigen Preis anbieten = we kunnen het product tegen een hele lage prijs aanbieden der Fahrgast ( Fahrgäste ) = de reiziger / passagier (mv) in den Hauptverkehrszeiten müssen die Fahrgäste mit langen Wartezeiten rechnen = in de spits moeten de reizigers rekening houden met lange wachttijden die Reparatur (Reparaturen) = de reparatie (mv) was kostet die Reparatur = wat kost de reparatie der Fahrschein (Fahrscheine) = vervoersbewijs (mv) ich brauche noch einen Fahrschein = ik heb nog steeds een ticket nodig der Kreisel / Kreisverkehr (Kreisel / Kreisverkehre) = de rotonde (mv) jetzt kommt ein Kreisverkehr = nu komt er een rotonde die Geschwindigkeit (Geschwindigkeiten) = de snelheid (mv) er fuhrt mit überhöhter Geschwindigkeit = hij reed aan hoge snelheid die Gabelung (Gabelungen) = de splitsing (mv) Sie kommen an eine Gabulung = U komt op een splitsing uit das Gleis (Gleise) = het spoor (mv) unser Zug fährt auf Gleis 5 ab = onze trein vertrekt op spoor 5 die S-Bahn (S-Bahnen) = de stadstrein (mv) fahren wir mit der S-Bahn = gaan we met de stadstrein die Ampel (Ampeln) = het stoplicht (mv) die Ampel zeigt rot = het stoplicht staat om rood die Straße (Straßen) = de straat (mv) hier müssen Sie die Straße überqueren = hier moeten we de straat oversteken der Nahverkehr = het streekvervoer es gibt immer wieder Probleme im öffentlichen Nahverkehr = er zijn altijd opnieuw problemen met het openbare streekvervoer die Fahrkarte (Fahrkarten) = de ticket (mv) weißt du wo ich Fahrkarten kaufen kann ? = weet jij waar ik tickets kan kopen die Straßenbahn (Straßenbahnen) = de tram (mv) achtung , Straßenbahn = let op de tram der Zug (Züge) = de trein (mv) der Zug hat Verspätung = de trein heeft vertraging der Koffer = de valies meine Koffer sind sehr schwer = mijn valiezen zijn heel zwaar der Verkehr = het verkeer heute ist viel Verkehr = vandaag is er veel verkeer das Verkehrsmittel = het vervoer bitte benutzen Sie die öffentlichen Verkehrsmittel = maak gebruik van het openbaar vervoer aub der Vorteil (Vorteile) = het voordeel das ist ein Vorteil für den Arbeitnehmer = dat is een voordeel voor de werknemer rechts = rechts die Bäckerei ist auf er rechten Seite = de bakkerij is aan de rechterkant geradeaus = rechtdoor erst nach rechts un dann geradeaus = eerst naar rechts en dan rechtdoor etwa = zowat es sind noch etwa 200 Meter = het zijn nog zowat 200 meter erst = eerst nimm die erste Straße links = neem de eerste straat aan de linkerkant links = links hier musst du links abbiegen = hier moet je links afslaan vor = voor sie treffen sich vor dem Hauptgebäude = ze ontmoeten elkaar voor het hoofdgebouw schnell = vlug bitte fahr nicht zo schnell = rijd niet zo vlug aub über = over/via wir fahren über Amsterdam = we rijden via Amsterdam irgendwo = ergens irgendwo muss er doch sein = ergens moet hij toch zijn teuer = duur das ist wirklich nicht teuer = dat is echt niet duur billig = goedkoop die Fahrkarte ist billig = het ticket is goedkoop jährlich = jaarlijks die Kosten steigen jährlich = de kosten stijgen jaarlijks zu Fuß = te voet ich gehe zu Fuß in die Schule = ik ga te voet naar school schwer = zwaar deine Tasche ist viel zu schwer = jouw tas is veel te zwaar egal = gelijk das ist egal = dat is gelijk / om het even
Ingezonden op 04-04-2017 - 719x bekeken.
Laatst bijgewerkt:
05-04-2017
.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!