Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'

Salzgitter heute

4 Alle woorden & zinnen (ook +) blz: 45, 46, 48, 49, 50, 52, 53

Jaar 2 (mavo/havo/vwo)

Duits hoofdstuk 4 woorden en zinnen:

‹Woorden›:
ºBlz 45º:
Ihr = uw
der Moderator = de presentator
liebe = beste
der Zuschauer = de kijker
herzlich = hartelijk
das Willkommen = welkom
die Show = de show
der Austausch = de uitwisseling
der Anruf = het telefoontje
genügen = volstaan; voldoende zijn
gleich = meteen; direct
nach = na
die Werbung = de reclame
der Monat, die Monate = de maand; de maanden
gefällt (gefallen) = bevalt (bevallen) ; bevalt bevallen; bevalt
ausgehen = uitgaan
oft = vaak
gerade = net; juist
die Klasse = de klas
schlecht = slecht
später = later
zuerst = eerst
+woorden+:
der Bursche = de jongen
die Jungs = de binken; de gozers
die Erfahrung = de ervaring
die Geldbörse = de portemonnee
klauen = pikken
ºBlz 46º:
die Höhe = de hoogte
das Dach = het dak
sonst = anders
spektakulär = spectaculair
der Flug = de vlucht
jeweils = telkens
sich anschnallen = de gordels omdoen
gesteuert (steuern) = gestuurd (sturen); gestuurd sturen; gestuurd
richtig = echt
der Hubschrauber = de helikopter
die Leinwand = het witte doek; het scherm
das Rennen = de race
zum Schluss = tenslotte
die Öffnungszeit = de openingstijd
der Zugang = de toegang
abheben = opstijgen
zeitgleich = gelijktijdig
die Achse, die Achsen = de as, de assen
der Abstecher = het uitstapje
pro Person = per persoon
ºBlz 48º:
wie = hoe
neu = nieuw
im Fernsehen = op televisie
warum = hoezo
der Mist = de troep; de rotzooi
wirklich = echt
noch = nog
nie = nooit
der Film, die Filme = de film, de films
doof = stom
langweilig = vervelend; saai
sag mal = zeg eens
darüber; dazu = daarover
lieber = liever
der Quatsch = de onzin
das mag ich. = dat vind ik leuk.
das stimmt. = dat klopt.
die Meinung = de mening
überhaupt nicht = helemaal niet
ganz = helemaal
das Thema = het thema, het onderwerp
halten von = vinden van
dazu = daarover
die Seifenoper = de soap
sind mir egal = laten me koud
ºBlz 49º:
europaweit = in (heel) Europa; in heel Europa
die Geschichte = de geschiedenis; de verhalen
nahe = dichtbij
die Grenze = de grens
das Tor = de poort; het doelpunt
die Kultur = de cultuur
die Popmusik = de popmuziek
das Jahrhundert = de eeuw
unterstützen = ondersteunen
ganz = heel
sich vorstellen = zich presenteren
künstlerisch = artistiek
nach Vereinbarung = op afspraak
die Führung = de rondleiding
sich wenden an = zich wenden tot
das Weihnachten = Kerstmis
der Jahreswechsel = de jaarwisseling
das Silvester = het oudjaar; de oudejaarsdag
der Eintrittspreis = de entreeprijs
der Erwachsene = de volwassene
der Behinderte = de gehandicapte
der Arbeitslose = de werkloze
der Hinweis = de opmerking
ausgestattet = ingericht
der Besuch = het bezoek
die Feiertagsregelung = de regeling voor de feestdagen
die Vielfalt = de variatie
ermäßigter Eintritt = toegang met korting
der Wehrpflichtige = de dienstplichtige
der Zivildienstleistende = iemand die vervangende dienstplicht verricht
ºBlz 50º:
die Überraschung = de verrassing
Guten Abend! = Goedenavond!
vermissen = missen
die Clique = de vriendengroep
der Spaß = het plezier
in der Schule = op school
witzig = grappig
der Witz = de grap
die Bootsfahrt = de boottocht
die Eintrittskarte = het entreebewijs; toegangskaartje
du darfst = jij mag
Guck mal! = kijk eens!
der Bekannte = de kennis; de bekende
die Bühne = het toneel
die Klamotten = de kleren
fühlen = voelen
sorgen für = zorgen voor
die Hose = de broek
heute Nachmittag = vanmiddag
Blz 52:
der Zahnarzt = de tandarts
das Loch = het gat
eine hinter die Ohren hauen = een oorvijg geven
lieben = houden van
Krach machen = lawaai maken
wenn = als
die Kleidung = de kleding
heute Abend = vanavond
der Rock = de rok
die Bluse = de bloes, blouse
die Turnschuhe = de sportschoenen
der Stiefel, die Stiefel = de laars, de laarzen
der Pullover; der Pulli = de trui
der Schmuck = sieraden
die Armbanduhr = het horloge
der Ohrring = de oorring
das Piercing = de piercing
der Test = de toets
das Wörterbuch = het woordenboek
das Fenster = het raam
die Kappe = de pet
das T-Shirt = het t-shirt
das Hemd = het overhemd
der Anzug = het pak
ausziehen = uittrekken
die Jacke = de jas; het jack
der Mantel = de jas; de mantel
ablegen = de jas uitdoen
die Stöckelschuhe = de schoenen met hoge hakken
Zinnen:
Blz 48:
Wie findest du das Computerspiel? = Hoe vind die het computerspel?
Das finde ich super. = Dat vind ik super.
Gefällt dir der neue Film? = Bevalt de nieuwe film je?
Er ist doof. = Hij is stom.
Das gefällt mir. = Dat bevalt me
Das gefällt mir nicht = Dat bevalt me niet
Magst du Shows? = Houd je van shows?
Ich mag sie sehr gerne. = Ik vind ze heel leuk.
Das mag ich. = Daar houd ik van
Das mag ich nicht. = Daar houd ik niet van
Das stimmt. = Dat klopt.
Das stimmt nicht. = dat klopt niet
Das finde ich auch. = Dat vind ik ook.
Ich habe eine andere Meinung. = Ik heb een andere mening.
Damit bin ich einverstanden. = Daarmee ben ik het eens.
Damit bin ich nicht einverstanden. = Daarmee ben ik het niet eens.
+zinnen:
Da bin ich überhaupt nicht deiner Meinung. = Ik ben het helemaal niet met je eens.
Ich bin ganz deiner Meinung. = Ik ben het helemaal met je eens.
Was sagst du zum Thema Internet? = Wat zeg jij over het onderwerp internet?
Dazu habe ich keine Meinung. = Daarover heb ik geen mening.
Was hältst du von Seifenopern? = wat vind je van soaps?
Davon halte ich sehr viel. = Die vind ik heel leuk.
Die sind mir egal. = Die kunnen mij niet schelen.
Wie gefällt dir diese DVD? = Hoe bevalt deze dvd je?
Blz 53:
Was hast du an? = Wat heb je aan?
Welche Kleidung tragen Sie morgen? = Welke kleren draagt u morgen?
Was willst du anziehen? = Wat wil je aandoen?
Welche Hose ziehst du an? = Welke broek trek je aan?
Gefallen dir Stiefel? = Bevallen de laarzen je?
Ist dieser Pullover gut? = Is deze trui goed?
Wir haben immer Sportschuhe an = We hebben altijd sportschoenen aan.
Sie zieht gerne Jeans an. = Ze doet graag een spijkerbroek aan.
Stöckelschuhe gefallen mir gut = Schoenen met hoge hakken bevallen mij goed
Nils hat ein Nasenpiercing = Nils heeft een neuspiercing.
Ich sehe in diesem T-Shirt prima aus = Ik zie er in dit T-shirt prima uit.
Du siehst gut aus = Je ziet er goed uit.
Wie steht mir dieser Kleidung? = Hoe staat deze kleding me?
Der Rock und der Pullover stehen dir prima. = De rok en de trui staan je prima.
Das Hemd steht dir gut. = Het overhemd staat je goed.
Der Anzug steht Ihnen gut. = Het pak staat u goed.
Wie passen mir diese Klamotten? = Hoe passen deze kleren mij?
Die Hose passt dir gut. = De broek staat je goed.
Zieh bitte deine Jacke aus! = Trek alsjeblieft je jas uit!
Möchten Sie Ihren Mantel ablegen? ; Möchten Sie Ihren Mantel ausziehen? = Wilt u uw jas uitdoen?

Ingezonden op 17-04-2017 - 1091x bekeken.
Waardering 10 (aantal stemmen: 3)

voting system
1
2
3
4
5

!!Sommige betekenissen zijn anders dan die uit het boek!!

Deze overhoring is meer dan zeven jaar geleden ingestuurd. Dit was de begintijd van woordjesleren.nl!!
Waarschijnlijk werk je met een recentere uitgave en wijkt jouw boek af van de inzending hierboven.

Vakken

Salzgitter heute

4 Alle woorden & zinnen (ook +) blz: 45, 46, 48, 49, 50, 52, 53