Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Engels, Frans en Duits
› 1 Examenwoorden Duits
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Engels, Frans en Duits
, deel A
1 Examenwoorden Duits
Jaar 5 (havo)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
Aberglaube = bijgeloof abfällig = afkeurend abfertigen = afhandelen abfinden = berusten in abgeneigt = afkerig van abgenutzt = versleten abgespannt = uitgeput Abhandlung = verhandeling abhold = afkerig van Abitur = eindexamen Abkommen = overeenkomst ablagern = afzetten ablehnen = afwijzen ablenken = afleiden abmachen = overeenkomen abmühen = aftobben Abriss = kort overzicht abrüsten = ontwapenen Abschnitt = gedeelte absichern = beschermen Absicht = bedoeling absolvieren = voltooien abspenstig = afhandig abstreiten = ontkennen abtreten = afstaan abwegig = verkeerd ahnden = straffen ähneln = lijken op ahnen = vermoeden ähnlich = gelijksoortig Akt = handeling Aktie = aandeel Aktionär = aandeelhouder ablern = onnozel Albtraum = nachtmerrie alle sein = op zijn allemal = altijd allenfalls = hoogstens allenthalben = alom allerdings = weliswaar allmählich = langzamerhand altern = ouder worden Altertum = Oudheid anbelangen = betreffen anderswo = elders aneignen = eigen maken anekeln = doen walgen anerkennen = erkennen anfällig für = vatbaar voor anfertigen = vervaardigen Anforderung = eis Angabe = informatie angeben = opscheppen angeblich = zogenaamd angehend = toekomstig angemessen = passend Angestellte = employé Angriff = aanval anhäufen = ophopen Anklang = weerklank ankurbeln = anzwengelen Anlage = installatie Anlass = aanleiding anlegen = beleggen Anleihe = lening Anleitung = handleiding Anliegen = wens Anmut = gratie anmuten = aandoen anmutig = bekoorlijk annähernd = bij benadering Annahme = veronderstelling annehmen = ontfermen over anordnen = bepalen Anprall = botsing anprangern = aan de kaak stellen anregen = stimuleren Anreiz = stimulans anrüchig = dubieus ansässig = woonachtig Anschauung = opvatting anschicken = aanstalten maken ansiedeln = vestigen ansonsten = anders Anspruch = eis anspruchslos = bescheiden Anstalt = inrichting anständig = fatsoenlijk anstaunen = aangapen Anstieg = stijging anstrengen = inspannen Antlitz = gelaat Antrag = voorstel antreten = aanvaarden Antritt = aanvang Anwalt = advocaat Anwärter = gegadigde anwenden = toepassen Anzeige = advertentie anzeigen = aangeven appellieren an = een beroep doen op artig = braaf Attentat = aanslag aufbäumen = verzetten aufbauschen = opblazen aufbegehren = verzetten aufbürden = belasten met aufdecken = blootleggen auffordern = verzoeken aufführen = gedragen aufgebracht = kwaad aufgeschlossen = open aufhalten = tegenhouden aufklären = ophelderen auflehnen = verzetten auflesen = oprapen auflösen = oplossen Aufprall = botsing aufrecht = rechtop aufrechterhalten = handhaven aufregen = opwinden aufsässig = opstandig aufschieben = uitstellen Aufschluss = uitsluitsel aufschlussreich = verhelderend Aufschwung = opleving Aufsicht = toezicht auspalten = opsplitsen Auftakt = begin Aufwand = kosten aufweisen = vertonen aufwenden = aanwenden aufwendig = duur aufwerten = opwaarderen aufwiegen = opwegen tegen aufzeichnen = noteren Auktion = veiling ausbessern = repareren ausbilden = opleiden Ausbildung = opleiding ausdehnen = uitstrekken auseinandersetzen = bezighouden Auseinandersetzung = ruzie ausfindig machen = ontdekken ausfüllen = invullen ausgeglichen = evenwichtig ausgeprägt = uitgesproken ausgiebig = overvloedig ausgleichen = compenseren ausharren = volharden auskennen = bekend zijn ausklammern = buiten beschouwing laten ausleihen = uitlenen Auslese = selectie auslösen = veroorzaken Ausmaß = omvang ausnutzen = benutten Ausrede = smoes ausreichen = voldoende zijn Aussage = verklaring ausscheiden = uitvallen Ausschlag = doorslag Ausschreitungen = ongeregeldheden Ausschuss = commissie ausschweifend = losbandig aussetzen = blootstellen aan ausstatten mit = voorzien van Ausstattung = inrichting ausstellen = tentoonstellen Ausstieg = vertrek austauschen = uitwisselen Auswahl = keuze ausweisen = legitimeren auswerten = verwerken auswirken = invloed hebben Auswuchs = gezwel auszahlen = renderen auszeichnen = onderscheiden beabsichtigen = van plan zijn beanspruchen = eisen beanstanden = bekritiseren beantragen = aanvragen Bedarf = behoefte Bedenken = bezwaar bedingen = veroorzaken bedingt = tot op zeker hoogte Bedingung = voorwaarde bedrängen = belagen bedürfen = behoeven Bedürfnis = behoefte beeinträchtigen = schaden beerben = ervan van Beerdigung = begrafenis befähigen = in staat stellen befangen = vooringenomen befassen = bezighouden befördern = vervoeren Befragung = enquête befürworten = bepleiten Begebnis = gebeurtenis begeistert = enthousiast begnadigen = gratie verlenen begnügen = tevredenstellen Begriff (im B. sein) = op het punt staan begründen = motiveren beharren bei = vasthouden aan beharrlich = vasthoudend behaupten = handhaven beheben = verhelpen beherzt = moedig Behörde = autoriteiten beiläufig = terloops beistimmen = instemmen met beitreten = toetreden tot Beleg = bewijs belegen = bewijzen Belegschaft = personeel beiliebig = willekeurig benehmen = gedragen benommen = versuft beobachten = gadeslaan Beobachtung = observatie bequem = gemakkelijk
Ingezonden op 17-04-2017 - 448x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!