Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Finish Up Super Tomaatje
› 1000 91 t/m 97
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Finish Up Super Tomaatje
1000 91 t/m 97
Jaar 5 (Gymnasium)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
ICP woorden 91. About the mind (3) Engels/Nederlands prejudice, bias = vooroordeel prejudiced, biased = bevooroordeeld to interfere (in) = zich bemoeien (met) interference = bemoeienis, inmenging to betray = verraden betrayal, treason = verraad traitor = verrader to insist on, insisting on = erop staan, aandringen op aim, goal, objective = doel to consider = overwegen to disregard = negeren, in de wind slaan to regret = betreuren regret = spijt spirit = geest spiritual = geestelijk myth = mythe to trust = vertrouwen to distrust = wantrouwen to dominate, to predominate = overheersen dominance, predominance = overheersing dominant, predominant = overheersend, dominant cunning, sly = sluw, listig sensible = verstandig to exist = bestaan existence = het bestaan faith = geloof, vertrouwen faithful = trouw nerve = lef, durf mutual = wederzijds ICP woorden 92. About the mind (4) Engels/Nederlands to determine = bepalen determined = vastbesloten controversy = controverse, grote onenigheid controversial = controversieel to stand = uitstaan hypocrite = huichelaar hypocrisy = huichelarij to suspect = vermoeden to presume = aannemen presumption = veronderstelling presumably = vermoedelijk incoherent = onsamenhangend to consent (to) = toestemmen (in) consent = toestemming to dwell on = stilstaan bij, uitweiden over versatile = veelzijdig thesis = stelling to memorise = van buiten leren to occupy = bezighouden far-fetched, far fetched = vergezocht unanimous = unaniem to evaluate = evalueren recollection = herinnering to grasp, to understand = begrijpen pitfall = valkuil to commemorate = herdenken to associate = in verband brengen, associƫren ICP woorden 93. Emotions (1) Engels/Nederlands to satisfy = tevredenstellen satisfaction = tevredenheid, voldoening (un)satisfactory = (on)bevredigend (dis)satisfied, (dis)contented = (on)tevreden to amaze, to astonish = verbazen amazement, astonishment = verbazing amazing, astonishing = verbazingwekkend relieved = opgelucht relief = opluchting to reconcile = verzoenen reconciliation = verzoening silly = dwaas suspense = spanning impression = indruk impressive = indrukwekkend to fear = bang zijn, vrezen fear = angst favour = gunst to scream = gillen to stun, to baffle = verbijsteren to move = ontroeren pride = trots proud (of) = trots (op) temper = humeur upset = van streek to upset = van streek maken to control oneself = zich beheersen self-control, self control = beheersing extraordinary = buitengewoon ICP woorden 94. Emotions (2) Engels/Nederlands to worry = zich zorgen maken worried, concerned = bezorgd worry, concern = bezorgdheid, zorg grateful = dankbaar gratitude = dankbaarheid indignant = verontwaardigd indignation = verontwaardiging fuss = drukte tense = gespannen tension = spanning strain = spanning, stress to envy = benijden jealousy, envy = afgunst, jaloezie jealous (of), envious (of) = jaloers (op) to confide = toevertrouwen confidence = vertrouwen confidential = vertrouwelijk confident = vol vertrouwen (in)sincere = (on)oprecht sincerity = oprechtheid affection = genegenheid, liefde to adore = erg veel houden van to appreciate = waarderen appreciation = waardering to embarrass = in verlegenheid brengen embarrassment = verlegenheid embarrassing = pijnlijk tie, bond = band ICP woorden 95. Emotions (3) Engels/Nederlands revenge = wraak to revenge = wreken to beg = smeken to tremble = beven anger = boosheid rage = woede furious = woedend grudge = wrok to bother = lastigvallen, dwarszitten contempt = minachting marvellous, gorgeous, magnificent = schitterend passion = hartstocht, liefde passionate = hartstochtelijk despair = wanhoop to despair = wanhopen desperate = wanhopig to exaggerate = overdrijven to long for, to be eager for = verlangen naar to reassure = geruststellen delight, joy = vreugde hatred, hate = haat to tolerate = dulden, verdragen (in)tolerable = (on)draaglijk, (on)dragelijk towards = tegenover (in)tolerant = onverdraagzaam intolerance = onverdraagzaamheid to take into consideration, to take into account = rekening houden met ICP woorden 96. Emotions (4) Engels/Nederlands to admire = bewonderen admiration = bewondering admirable = bewonderenswaardig obsessed (with) = bezeten (van) to loathe = walgen van to annoy, to irritate = ergeren, irriteren annoyance, irritation = ergernis, irritatie to sympathise = meevoelen sympathy = medeleven empathy = inlevingsvermogen miracle = wonder to applaud = applaudiseren, toejuichen remorse = wroeging shy, timid = verlegen shyness, timidity = verlegenheid mood = stemming to disappoint = teleurstellen disappointment = teleurstelling to appeal to = aantrekken appeal = aantrekkingskracht sorrow, grief = verdriet to mourn = rouwen om sensitive (to) = gevoelig (voor) sensitivity (to) = gevoeligheid (voor) cheerful = opgewekt weird = erg vreemd pity, compassion = medelijden to scare, to frighten = bang maken scared, afraid (of) = bang (voor) to be fed up with = het zat zijn to humiliate = vernederen humiliation = vernedering ICP woorden 97. Emotions (5) Engels/Nederlands to enjoy = genieten van to enjoy oneself = genieten urge = drang, aandrang ordeal = kwelling, beproeving to boast, to brag = opscheppen, pochen reluctantly = met tegenzin reluctance = tegenzin disgust = walging, afschuw disgusting = walgelijk hectic = hectisch, erg druk to embrace, to hug = omhelzen a nuisance = overlast what a nuisance = wat vervelend depressing = deprimerend token = teken, bewijs ruthless, remorseless = meedogenloos fit = aanval, vlaag excited = opgewonden excitement = opwinding exciting = opwindend foreboding = voorgevoel creepy = griezelig, eng inhibited = geremd inhibition = remming staggered, bewildered = stomverbaasd, verbijsterd bewilderment = verbijstering
Ingezonden op 18-04-2017 - 718x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!