Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Taalfilosofie
› 1 College 1
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Taalfilosofie
1 College 1
Jaar 1 (universiteit)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
Wat is taalfilosofie? = In de 20e eeuw wordt taal steeds belangrijker voor filosofie. Men gaat steeds meer denken dat filosofische problemen taalproblemen zijn. De talige wending Linguïstic turn. Het gaat filosofen niet om natuurlijke betekenis van de zin, maar om taalkundige betekenis van de zin. Dus niet rook betekent vuur, maar ‘vuur’ betekent vuur. Er is geen natuurlijke relatie tussen woorden en hun taalkundige betekenissen. We hadden net zo goed het woord ‘gummibeertje’ kunnen gebruiken om vuur aan te duiden. Wat is het verschil tussen taalfilosofie en taalwetenschap? = Taalwetenschap is uit taalfilosofie ontstaan, maar ze kunnen naast elkaar bestaan. Wetenschapper maakt ook theoretische afwegingen en een filosoof gebruikt ook empirische methoden. Het verschil zit in de interesse in de vragen. Wetenschapper s bezig met adequate beschrijvingen van zinnen (of het klopt met de feiten). Filosofie gaat een stap verder, daaronder. Wat zegt dat überhaupt over betekenis? Kun je altijd zeggen of het waar of onwaar is? Wat is de talige wending? = Taal is niet langer slechts het middel waarmee we het resultaat van onze filosofische reflectie uitdrukken, maar zelf onderwerp van die reflectie. Hoe kan het dat we door twee tegenfeitelijke zinnen met elkaar te combineren iets over de werkelijkheid kunnen zeggen? Hoe kan het überhaupt dat geluiden en tekens betekenis dragen? Als je deze paddenstoelen gegeten had, was je ziek geworden. Deze zin bevat een dubbele negatie. Je paddenstoelen niet gegeten en je bent niet ziek geworden, maar als je ze gegeten had, was je ziek geworden. Dat kun je dus nooit weten. Van wanneer tot wanneer leefde Helen Keller? = Van 1880 tot 1968. Wie is Helen Keller? = Toen ze 19 maanden was werd ze doof en blind. Ze groeide op zonder taal. Ze had wel een paar manieren om te communiceren (laten weten dat ze honger had bijv.), maar geen taal. Ze had driftbuien tot een lerares haar taal ging leren (vingeralfabet). Ze ging naar de universiteit en leerde meerdere talen als braille en ze schreef boeken, waaronder haar autobiografie. Helen schrijft: “alle dingen hadden een naam, en iedere naam wekte een nieuwe gedachte”. Welke twee pretheoretische intuïties over taal verwoord ze daarmee? = 1. Met taal kunnen we over de dingen om ons heen praten. 2. Met taal kunnen we ons denken uitdrukken. Op basis van de volgende intuïties kunnen we twee (simplistische) betekenistheorieën formuleren: 1. Met taal kunnen we over de dingen om ons heen praten. 2. Met taal kunnen we ons denken uitdrukken. Welke? = Mentalisme en referentialisme. Wat is het mentalisme? = De theorie dat betekenis primair een relatie is tussen taal en denken. Je hebt een concept in je hoofd dat gevormd is door wat je hebt gezien. De betekenis van een talige uitdrukking is een mentale entiteit in het hoofd van de taalgebruiker. Communicatie is een kwestie van coderen en decoderen. De spreker codeert en de hoorder decodeert. Concepten zijn talige uitdrukkingen. Volgens het empirisme zijn deze theorieën door onze empirie in ons hoofd en volgens het rationalisme door de ratio en zijn de concepten aangeboren. Welke filosoof wordt aan het mentalisme gekoppeld, maar zeggen kenners van die filosoof dat het niet zo is? = Locke. (Was een empirist.) Wat is het probleem met mentalisme? = De theorie kan onvoldoende verklaren dat betekenis intersubjectief is. Want gedachten zijn privé en ontoegankelijk voor anderen maar als gedachten primair de betekenis van onze uitdrukkingen zouden vormen, dan is het niet te begrijpen hoe communicatie mogelijk is. Je weet niet zeker of mijn concept van kat overeenkomt met die van een ander. Veel mensen denken dat als de theorie van Locke klopt (intersubjectiviteit?) er veel meer miscommunicatie zou moeten zijn dan dat er is. Het gaat verrassend vaak goed. Wat is het referentialisme? = De theorie dat betekenis primair een relatie is tussen taal en werkelijkheid. De betekenis van een talige uitdrukking is datgene in de werkelijkheid waarnaar het verwijst (refereren = verwijzen). Wat zijn de problemen met het referentialisme? = 1. Niet alle woorden lijken direct voor iets in de werkelijkheid te staan, zoals ‘de’ of ‘ondertussen’ etc. 2. Zogenaamde niet bestaande entiteiten. ‘Sinterklaas bestaat niet’ is een ware zin, maar er is geen persoon in de werkelijkheid waar ‘Sinterklaas’ voor staat. Volgens het referentialisme zou dit een defecte zin moeten zijn en kun je er niets mee uitdrukken. Je zou dan context moeten toevoegen, maar dat doet referentialisme niet. 3. Betekenissen (van verzamelingen) moeten gekend kunnen worden (inductieprobleem). Bijv. niemand kan bekend zijn met alle katten uit het heden, verleden en toekomst. 4. Hoe is de betekenis van een zin opgebouwd uit de betekenis van woorden? Als je random woorden roept, betekent het dan iets? Creativiteit: doordat we ‘bouwstenen’ verbinden, begrijpen we zinnen die we nog nooit hebben gehoord. Zo kunnen we in onze taal steeds dingen toevoegen aan zinnen, zoals bijvoeglijk naamwoorden. Mentalisme verklaart dit creatieve aspect ook niet. Welke twee betekenistheorieën zijn er en wat betekenen ze? = We hebben nu twee (simplistische) betekenistheorieën leren kennen, en twee belangrijke toetsstenen voor betekenistheorieën. 1. Het mentalisme stelt dat betekenissen mentale entiteiten zijn. - dit verklaart niet dat betekenis intersubjectief is - dit verklaart het creatieve aspect van taal niet 2. Het referentialisme stelt dat betekenissen fysieke objecten in de wereld om ons heen zijn. - ook dit verklaart het creatieve aspect van taal niet - bovendien kleeft er een heel aantal andere bezwaren aan deze theorie. Merk op: een taalfilosoof overdenkt betekenistheorie¨en tot in hun uiterste consequenties. Noch het mentalisme noch het referentialisme kan dan overtuigen. Wat vind Frege van de stromingen mentalisme en referentialisme? = Hij is platonist en vindt ze beide niet overtuigend. Je hebt fysieke mentale dingen en het derde rijk die eeuwig en onafhankelijk van ons bestaat. Wat is het verschil tussen use en mention? = Use: talige uitdrukking gebruiken, zonder aanhalingstekens. Mention: Het woord gebruiken. Je zegt wat over het woord, je benoemd de talige uitdrukking. Met aanhalingstekens. Bijv. een woord heeft zoveel letters. Het woord betekent etc. Als je bij mention geen aanhalingstekens gebruikt, staat er onzin, volgens Frege. Bij dubbele aanhalingstekens verwijst het naar het woord met enkele aanhalingstekens. Geef in je eigen woorden weer wat de belangrijkste verschillen zijn tussen taalfilosofie en taalwetenschap. = Taalfilosofie is meer bezig met wat betekenis is en hoe klanken iets kunnen betekenen terwijl een taalwetenschapper meer bezig is met wat taal is, hoe het ontstaat en hoe het verbeterd kan worden. Een taalfilosofie gaat er nog een laag onder zitten. Hoe komt taal aan betekenis? Er zijn ten minste twee mogelijkheden (i) woorden gaan over de werkelijkheid, (ii) wij zelf, ons denken geeft woorden betekenis. Geef in je eigen woorden weer wat volgens jou de relatie is tussen woorden en werkelijkheid en wat de relatie is tussen denken en betekenis. Welke relatie heeft jouw voorkeur? = Ik denk dat wij zelf betekenis aan woorden hebben gegeven, omdat woorden vrij toevallig zijn ontstaan. Wij hebben zelf besloten dat het woord ‘tafel’ verwijst naar een blad met vier poten waar we aan kunnen zitten. We hebben daarmee zelf betekenis gegeven aan het woord ‘tafel’. Het woord ‘akopeltra’ bijv. heeft bij ons geen betekenis gekregen, maar dat had ook net zo goed kunnen staan voor dat ding waar wij aan zitten en wat we nu een tafel noemen. Ik denk ook dat met woorden het denken abstracter is geworden. We denken veelal in woorden of praten tegen onszelf in ons hoofd, waardoor de toevallige betekenissen van woorden ons denken beïnvloeden. Concepten die we niet hebben, denken we niet aan. Ik denk wel dat het denken in beelden dichter bij de waarheid ligt dan het denken in woorden, omdat dat directer is. De relatie tussen woorden en betekenis heeft mijn voorkeur, omdat die voor mij duidelijker is. Welke adequaatheidscriteria voor betekenistheorieën noemt Stokhof? Welke vind je het belangrijkst? = ?? Wat is het belangrijkste verschil tussen het mentalisme en het platonisme? = Bij mentalisme is het de vraag of de ideeën in ons hoofd aangeboren zijn en van de ratio komen, of uit de ervaringen. Een platonist zegt dat onze ideeën in ons hoofd zitten en van de ratio zijn. We hebben de concepten al en dat zegt het mentalisme niet. Het mentalisme blijft daar onduidelijk over.
Ingezonden op 25-04-2017 - 830x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!