Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
lesclésdelacommunication
› 12 A la banque
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
lesclésdelacommunication
12 A la banque
Jaar 1 (aso)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
de bankkaart = la carte bancaire de portefeuille = le portefeuille de geldbeugel = le portemonnaie de kredietkaart = la carte de crédit het bankbiljet = le billet de banque de muntstukken = la monnaie de euro = l'euro de munt = la pièce contant betalen = payer au comptant - en espèces met bankkaart betalen = payer par carte bancaire storten = verser de storting = le versement overschrijven = virer de overschrijving = le virement de bankautomaat = le distributeur automatique de geheime code intikken = former, composer le code secret de aanwijzingen = les instructions het bedrag = le montant het beschikbare saldo = le solde disponible bevestigen = confirmer controleren = vérifier uitrekenen, de berekening = calculer, le calcul het bewijsstuk = le justificatif de zichtrekening = le compte courant, à vue de spaarrekening = le compte d'épargne ontlenen = emprunter de lening = l'emprunt de lener = l'emprunteur lenen = prêter de lening = le prêt de lener = le prêteur het fortuin, het vermogen = la fortune een rekening openen = ouvrir un compte geld afhalen = retirer de l'argent de afhaling = le retrait de bank = la banque beheren = gérer het beheer = la gestion de bankbediende = l'employé de banque het bankloket = le guichet de banque aan het loket kopen = acheter au guichet hoger dan = supérieur à lager dan = inférieur à vermeerderen = augmenter de vermeerdering = l'augmentation stijgen = monter de stijging = la hausse verminderen = diminuer de vermindering = la diminution dalen = baisser de daling = la baisse verminderen, beperken = réduire de vermindering, beperking = la réduction de kosten = les frais terugbetalen = rembourser de terugbetaling = le remboursement betalen = payer de betaling = le paiement te betalen = payable afdingen, onderhandelen = marchander investeren = investir de investering = l'investissement de investeerder = l'investisseur aanraden = conseiller financieel, geld- = financier, financière winnen = gagner de winnaar = le gagnant de winst = le gain verliezen = perdre de verliezer = le perdant het verlies = la perte verspillen = gaspiller de verspiller = le gaspilleur het verspillen = le gaspillage erven = hériter de erfgenaam = l'héritier de erfenis = l'héritage de factuur = la facture de gegevens = les données de persoonlijke gegevens = les coordonnées bezuinigen = économiser spaarzaam = économe voordelig = économique het spaargeld = les économies uitgeven = dépenser de uitgave = la dépense koopgraag = dépensier, dépensière sparen = épargner verschuldigd = dû, due de kosten = le cout duur = couteux, cher duur zijn = couter cher duur zijn = être cher gratis = gratuit, gratuite hoog = élevé, élevée de winst = le bénéfice de begunstigde = le bénéficiaire de winst = le profit schulden maken = s'endetter de schuld = la dette (ver)huren = louer de huurder = le locataire de huur = le loyer de trouwe klant = le client fidèle arm = pauvre rijk = riche de rijkdom = la richesse opbrengen = rapporter de inkomsten = les revenus ondertekenen = signer de ondertekenaar = le signataire de handtekening = la signature het geld = l'argent briefjes wisselen = changer des billets de ruil, de omwisseling = l'échange in het rood staan = être à découvert, être dans le rouge, être à sec geld aan iem. voorschieten = avancer de l'argent à quelqu'un geld bij hebben, op zak hebben = avoir de l'argenst sur soi, en poche teruggeven op ... euro = rendre sur ... euros plaatsvinden = avoir lieu het zakgeld = l'argent de poche op krediet kopen = acheter à crédit de aalmoes = l'aumône de fooi = pourboire de ober, de serveerster = le serveur, la serveuse de rekening = l'addition het voorschot = l'acompte de maaltijdchèque = le chèque-restaurant
Ingezonden op 26-04-2017 - 438x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!