Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
nog leren 2
› 0 latijn 18 t/m 20
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
nog leren 2
0 latijn 18 t/m 20
Jaar 2 (Gymnasium)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
caedes = moord, bloedbad locus = plaats quondam = eens alui = pf van alere alere = voeden tristis = droevig, bedroefd trans = over(heen) humilis = laag, nederig, gering addidi = pf van addere addere = toevoegen alius = ander condidi = pf van condere ambo = beide(n) statuere = plaatsen, stichten, besluiten te consedi = pf van considere considere = gaan zitten prior = vroeger, eerder sex = zes bis = tweemaal acer = scherp, spits, hevig, fel cécidi = pf van cadere cadere = vallen, sneuvelen fortis = dapper ingens = geweldig groot, enorm, reusachtig B ludi = spelen sollemnis = plechtig finitimus = naburig invitare = uitnodigen crevi = pf van crescere crescere = groeien intendi = pf van intendere intendere = inspannen, richten rapui = pf van rapere rapere = roven domus = huis valde = zeer vehemens = heftig C effugere = vluchten, ontsnappen orare = smeken avis = vogel locare = plaatsen, leggen, zetten per = over, door ... heen, langs, door middel van, gedurende hinc = vanhier, hier vandaan arcere = afweren demere = wegnemen terror = schrik, angst, vrees monumentum = gedenkteken, monument, aandenken posteri = nakomelingen, nageslacht tamquam = alsof optimus = best, zeer goed maximus = grootst, zeer groot resistere = weerstand bieden vallis = dal, vallei superior = hoger, beter mulier = vrouw inferre se = zich begeven modo ... modo = nu eens ... dan weer vertere = draaien parentes = ouders quam = dan aut = of fit = er ontstaat silentium = stilte foedus = verdrag, verbond non modo ... sed etiam = niet alleen ... maar ook civitas = staat, stad, burgerij feci = pf van facere concurrere = te hoop lopen, rennen, slaags raken concursus = oploop, geren, botsing, treffen tres = drie vulnerare = verwonden gaudium = vreugde, blijdschap exclamare = uitroepen, het uitschreeuwen infestus = vijandig, dreigend forte = toevallig integer = onaangetast, ongedeerd ideo = daarom e / ex = uit, van, vanuit, sinds intervallum = tussenruimte minimus = kleinst, zeer klein prope = dichtbij alter = de één / andere exspectare = wachten op, verwachten, opwachten a / ab = vanaf, vandaan, door tertius = derde eodem modo = op dezelfde manier victoria = overwinning exsultare = juichen 19.B super = boven, over cognoscere = leren kennen, vernemen, herkennen ferox, feroces = wild, fel, woest incendere = in brand steken, ontsteken incensus = ppp van incendere facinus, facinora = daad, misdaad motus = ppp van movere paulum = een beetje paulo ante = kort tevoren omnis = ieder, elk geheel, allen laudare = prijzen, loven ius, iura = het recht, rechtbank raptus = ppp van rapere in = in, op, bij, tijdens iudicium = rechtbank, proces causa = zaak, rechtszaak, reden, oorzaak existimare = schatten, menen, van mening zijn iure = met recht, terecht nolite = wilt niet ultimus = verst, buitenst, laatst ferre = brengen, dragen, verdragen absolutus = ppp van absolvere absolvere = losmaken, vrijspreken tumultus, tumultus = oproer, onrust, tumult claudere = sluiten eicere = eruit gooien/zetten paena = bijna dexter = rechts, rechter- manus, manus = hand res, res = zaak, ding, situatie subitus = plotseling alienus = vreemd, van een ander, andermans constituere = plaatsen, vaststellen, besluiten te atrox, atroces = afschuwelijk, gruwelijk ferrum = ijzer, wapen, zwaard haud = volstrekt niet altus = hoog, diep mox = spoedig, weldra, gauw, intussen interim = intussen apud = bij munus, munera = geschenk, opdracht, taak aliquot = enige dies, dies = dag ops, opem = hulp opes, opes = hulpmiddelen, macht celare = verbergen, verborgen houden nuntiare = berichten, melden prudens, prudentes = verstandig 20.B trepidus = zenuwachtig audacia = moed, overmoed senator, senatores = senator, lid van de senaat curia = curia, senaatsgebouw senex, senes = oude man, oud gradus, gradus = stap, trede, trap deicere = naar beneden gooien, werpen tranquillus = rustig metus, metus = angst, vrees domum = naar huis evocare = naar buiten roepen appellare = noemen via = weg, straat iacere = liggen flectere = buigen, op andere gedachten brengen, draaien, wenden scelus, scelera = misdaad corpus, corpora = lichaam, lijk negare = ontkennen, zeggen dat niet, weigeren
Ingezonden op 07-05-2017 - 834x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!