Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
E.XAMENS
› 2 Nederlands, alle functiewoorden 2001-2007
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
E.XAMENS
2 Nederlands, alle functiewoorden 2001-2007
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
aanbeveling = een goede raad. de schrijvre doet een suggestie voor de oplossing van een probleem. enkele signaalwoorden: mijn advies is, een zinvolle maatregel zou kunnen zijn, het lijkt mij het beste dat aanleiding = de schrijver geeft aan welke gebeurtenis hem erto egebracht heeft dit stuk te schrijven of de schrivjer geeft aan welke gebeurtenis(sen) anderen ertoe gebracht hebben bepaalde dingen te doen analyse = de schrijver analyseert een verschijnsel: hij n oemt bepaalde aspecten, geeft bijvoorbeeld verklaringen of oorzaken, bekijkt voor- en nadelen. kortom, hij beschrijft hoe het verschijnsel in elkaar zit anekdote = de schrijver vertelt een (waar geberud) verhaaltje als illustratie (voorbeeld) bij het onderwerp van de tekst. anekdotes komen nogal eens voor in de inleiding van een tekst. argument = de schrijver geef (een) reden(en) voor een bepaalde mening, hij legt dus uit waarom hij of iemand anders iets vindt. bewering = de schrijver 'beweert iets. 'beweren' betekent: zeggen dat het waar is, stellen. je kunt beweren dat het meer tijd kost om het kanaal over te zwemmen dan om de eiffeltoren langs de buitenkant te beklimmen. om te kijken of die bewering juist is, kun je onderzoek doen bewijs = de schrijver probeert met allerlei feiten (of argumenten) een bepaalde stelling (mening) of een theorie te bewijzen. hij probeert aan te tonen dat die stelling (mening) of die theorie juist is conclusie = de schrijver geeft het resutltaat van zijn waarnemingen en overdenkingen weer: hij trekt een conclusie. meestal stsat zo'n conclusie aan het eind van een tekstgedeelte constatering = de schrijver stelt een feit of verschijnsel vast, hij doet een bepaalde waarneming. (soms soms beschrijft hij het verschijnsel ook) doel = de schrijver geeft aan welk doel iemand uit de tekst (een persoon of een instelling) bereiken wil, ijvoorneeld met een maatregel of een actie effect = de schrijfver noemt het effect van bepaalde feiten of gebeurtenissen: het gevolg, het resultaat gevolg = de schrijver geeft de gevolgen aan die voortvloeien uit een verschijnsel of uit een bepaalde maatregel historisch overzicht = de schrijver zet kort een aantal historische feiten rond een verschijnsel op een rijtje historische achtergrond = de schrijver legt uit in welke historische omgeving een bepaald (historisch) verschijnsel zich heeft voorgedaan. hij geeft achtergronden bij dat verschijnsel: oorzaken, aanleding, verklaringen, gevolgen kritiek = de schrijver noemt de kritiek die anderen en/of hijzelf ergens op hebben: hij geeft aan waarz e het niet mee eens zijn middel = de schrijver schetst het middel dat gebruikt wordt om een bepaald doel te bereiken: de manier de methode nuancering = is een verfijning of een leine aanpassing van een bewering of stelling. de schrijver geeft bijvoorbeeld in de voorafgaande alinea zijn mening over iets en formuleert die in de aansluitende alinea iets preciezer of maakt die mening wat minder scherp onderbouwing = de schrijver geeft een argumentatie (één of meer argumenten) bj een standpunt, of een ondersteunende argumentatie bij een argument oordeel = de schrijver geeft zijn oordeel (mening)of die van anderen over een bepaald verschijnsel oorzaak = de schrijver noemt oorzaken: hij geeft aan waardoor iets is ontstaan, waardoor iets is zoals het is. dat 'iets'is d het gevolg van die oorzaak oplossing = nadat de schrijver een probleem heft geschetst, zegt hij hoe het opgeloost kan worden opsomming = geeft strikt genomen niet de funcite van een tekstgedeelte aan, maar het onderlinge verband tussen tekstgedeelten, bijvoorbeeld van alina's die samen in een opsommend verband staan opvatting = de schrijver geeft zin eigen opvatting (mening) over een verschijnsel (of die van iemand anders) probleemschets; probleemstelling = de shcrijver geeft aan over welk probleem (een deel van) zijn tekst gaat, hij omschrijft dat probleem relativering = de schrijver maakt een eerder gedane uitspraak minder sterk of trekt de ernst van een bepaalde situatie enigszins in twijfel: hij laat de betrekkelijkheid ervan zien samenvatting = de schrijver geeft een verkorte herhaling van de belangrijkste zaken. een samenvatting vind je meestal aan het eind van een tekstgedeelte standpunt = de schrijver geeft zijn standpunt (mening) over een kwestie of (een) standpunt(en) van anderen stelling = een bewering, van de schrijver of van iemand anders. iemand beweert iets, omdat hij dat vindt en moet dan door middel van feiten, voorbeelden, argumenten zijn stelling bewijzen. staat meestaaan het begin van een tekstgedeelte tegenargument = de schrift geeft één of meer argumenten (die) tegen een bepaald standpunt (aangevoerd zouden kunnen worden) tegenstelling = staat altijd tegenover een eerder beschreven verschijnsel of een eerder beschreven meing. signaalwoorden: maar, echter, evenwel, daartgenover, (enerzijds ...) anderszijds tegenwerping = een reactie om een bepaalde mening of stelling te bestrijden. de ene persoon vindt iets, de ander stelt daar een andere opvatting tegenover. een tegenwerping kan ook een reactie zijn op een gegeven argument toelichting = de schrijver geeft uitleg bij een bepaald verschijnsel. hij probeert de lezer iets duidelijk te maken, iets te laten begrijpen. let op: een toelichting is niet hetzelfde als een voorbeeld toepassing = de schrijver geeft aan wat je aan iets hebt, hoe j ehet (nuttig) kunt gebruiken. met kennis of met een uitvinding kun je iets nuttigs doen: je kunt die kennis gebruiken, die uitvinding toepassen. het praktisch nut van iets noem je de toepassing uitleg = de schrijver geeft uitleg bij een bepaald begrip of verschijnsel uitspraak = de schrijver spreekt zich uit over een bepaalde situatie, doet een - persoonlijke - constatering, of geeft zijn mening erover. het kan ook om een uitspraak van een ander dan de schrijver gaan uitwerking = de schrijver geeft extra, vaak meer gedetailleerde informatie over hetzelfde (deel)onderwerp. een stelling of verschijnsel wordt nauwkeuriger of uitgebreider omschreven vaststelling = de schrijver constateert dat iets zo is: hij stelt een verschijnsel vast vergelijking = de schrijver vergelijkt twee zaken met elkaar en wijst op overeenkomsten en/of verschillen verklaring = is een uitleg: waarom is iets zoals het is, hoe komt het dat het zo is. de schrijver maakt een verschijnsel begrijpelijk voorbeeld= de schrijver gebruikt een concreet geval om een algeemen verschijnsel, een bewering, een stelling of een mening te illustreren, te verduidelijken voorbehoud = de schrijver noemt een beperking, een voorwaarde, een 'slag om de arm'. hij doet een uitspraak, maar geeft aan dat er nog iets kan verandreren, waardoor die uitpsraak niet (meer) helemaal klopt voorwaarde = de schrijver geeft aan dat iets pas kan, wanneer aan iets anders is voldaan. dat laatste is dan de voorwaarde. signaalwoorden: als, indien, wanneer ... (voorwaarde) ..., dan pas ... vraagstelling = een vraagstelling vind je meestal aan het eind van een inlediing. de schrijver geeft aan op welke vraag hij in de rest van zijn tekst een antwoord zal (proberen te) geven waarschuwing = de schrivjer waarschuwt voor een bepaald verschijnsel of een bepaalde ontwikkeling weerlegging = is een sterke ontrkachtiging van een argumentatie. de schrijver toont aan dat een (aantal) argument(en) niet klopt
Ingezonden op 10-05-2017 - 2677x bekeken.
Waardering 10 (aantal stemmen: 3)
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!