Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Tremplin;)
› 4 H4, H26, H33 woorden
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Tremplin;)
4 H4, H26, H33 woorden
Jaar 4 (havo/vwo)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
H4 A. un poste (un job), un emploi, une place = een baan, een betrekking chercher un travail = werk zoeken postuler une place = naar een baan solliciteren gagner sa vie = zijn brood verdienen aller au bureau d'embauche = naar het arbeidsbureau gaan embaucher du personnel = personeel aannemen, - in dienst nemen travailler à temps partiel (- à mi-temps) = werken in deeltijd, parttime werken un poste à temps plein = een voltijdbaan le salaire, la rémunération = het salaris un(e) employé(e), un(e) salarié(e) = een werknemer, een werkneemster du travail temporaire (intérimaire, provisoire) = tijdelijk werk un bureau intérimaire (-intérim) = een uitzendbureau B. travailler une heure supplémentaire = een extra uurtje werken (overwerken) un métier, une profession = een beroep aller au bureau = naar kantoor gaan un fonctionnaire dans l'Administration = een ambtenaar bij de overheid un ouvrier qui travaille à l'usine = een arbeider die in de fabriek werkt le travail à la chaîne = werk aan de lopende band une augmentation de salaire / augmenter = een salarisverhoging / verhogen; toenemen la réduction du temps de travail = de arbeidstijdverkorting un cadre (-supérieur) = een hogere functionaris, staffunctionaris le P-DG (président-directeur-général) d'une grande entreprise = de voorzitter van de raad van bestuur van een groot bedrijf (grote firma, concern) être au chômage / un chômeur = werkloos zijn / een werkloze la Sécurité sociale (la Sécu) = Sociale Zaken toucher une prestation, - une allocation = een uitkering krijgen prendre sa retraite / un retraité = met pensioen gaan / een gepensioneerde H26 économiser; faire des économies = bezuinigen économe = zuinig, spaarzaam le siège social d'un société = het hoofdkantoor van de maatschappij diriger une entreprise; gérer une entreprise = een onderneming leiden; een concern leiden le P.-D.G. d'une firme; le P.-D.G. d'une maison = de algemeen directeur van een firma; de algemeen directeur van een bedrijf faire du commerce = handel drijven un traité commercial = een handelsverdrag le commerce intérieur; le commerce extérieur = de binnenlandse handel; de buitenlandse handel les biens et les services = de goederen en de diensten {beide mannelijk} investir son capital = zijn kapitaal investeren un investissement = een investering défier la concurrence = de concurrentie uitdagen un défi = een uitdaging faire concurrence à; concurrencer = beconcurreren consommer = consumeren; verbruiken le consommateur = de consument fabriquer; produire = produceren; fabriceren; maken toute une gamme de produits en stock = een hele serie producten in voorraad {mannelijk} les matières premières coûtent cher = grondstoffen zijn duur les prix ont augmenté; les prix ont diminué; les prix ont baissé = de prijzen zijn gestegen; de prijzen zijn gedaald emprunter à = lenen van un emprunt à un taux élevé = een lening tegen hoge rente les taux d'intérêt = de rentepercentages; de rentevoet la TVA = de BTW {bahbah belasting} dépenser de l'argent = geld uitgeven les dépenses = de uitgaven {vrouwelijk} accroisemnt des bénéfices = toename van de winst {van het werkwoord accroître =) toenemen, groeien||| mannelijk} un actionnaire = een aandeelhouder une action; un titre; une valeur = een aandeel placer son argent = zijn geld beleggen un bon placement = een goede belegging en hausse = stijgend en baisse = dalend {montants, cours = bedragen, koersen} le recul de l'emploi = de daling van de werkgelegenheid créer des emplois = banen scheppen supprimer des emplois = banen schrappen coûter = kosten coûteux = kostbaar; duur une politique d'austérité; une politique de rigeur = bezuinigingspolitiek combler un déficit = een tekort aanvullen un excédent; un surplus = een overschot perdre = verliezen les pertes = de verliezen {vrouwelijk} faire faillite = failliet gaan licencier du personnel = personeel ontslaan le licenciement = het ontslag donner sa démission; démissioner = zijn ontslag indienen; ontslag nemen démissioner des salariés = werknemers ontslaan {mannelijk} la reprise de l'économie = het herstel van de economie mettre de côté un peu d'argent = wat geld opzijleggen de la monnaie = kleingeld des pièces de monnaie = munten {vrouwelijk} épargner = sparen l'épargne = het sparen {vrouwelijk} la caisse d'épargne = de spaarbank un compte en banque = een bankrekening retirer de l'argent = geld opnemen gaspiller = verspillen {spreek uit als [-piejee]} le gaspillage = het verspillen; de verspilling le financement = de financiering financer = financieren financier; financière = financieel les impôts = de belastingen {mannelijk} payer une taxe = een belasting betalen le pouvoir d'achat = de koopkracht faire des dettes = schulden maken {vrouwelijk} s'endetter = zich in de schulden steken H33 exercer un métier; exercer une profession = een beroep uitoefenen { /* (33.t2k) } professionnel = vak-; beroeps- { /* (33.t2k) } choisir une formation professionnele; choisir une formation professionnelle = een beroepsopleiding kiezen { /* (33.t2k) } remplir ses fonctions = zijn beroep uitoefenen { /* (33.t2k) } l'apprentissage d'un métier = het leren van een vak { /* (33.t2k) } les moyens d'existence; les ressources d'existence = de middelen van bestaan; de bestaansmiddelen { /* (33.t2k) } chercher une occupation = een bezigheid zoeken { /* (33.t2k) } un collègue; une collègue = een collega { /* (33.t2k) } le patron = de baas { /* (33.t2k) } un collaborateur = een medewerker { /* (33.t2k) } un noraire = een notaris { /* (33.t2k) } un banquier = een bankier { /* (33.t2k) } un bijoutier; un joaillier = een juwelier { /* (33.t2k) } un informaticien = een ict-er; een informaticus { /* (33.t2k) } un pharmacien = een apotheker { /* (33.t2k) } la pharmacie = de apotheek { /* (33.t2k) } un droguiste = een drogist { /* (33.t2k) } une droguerie = een drogisterij { /* (33.t2k) } un dentiste = een tandarts { /* (33.t2k) } un vétérinaire = een dierenarts { /* (33.t2k) } un biologiste = een bioloog { /* (33.t2k) } un chimiste = een chemicus { /* (33.t2k) } un ingénieur = een ingenieur { /* (33.t2k) } un pêcheur = een visser { /* (33.t2k) } un capitaine = een kapitein { /* (33.t2k) } un aviateur = een vliegenier { /* (33.t2k) } un pilote de ligne = een verkeersvlieger { /* (33.t2k) } un artisan = een handwerksman; een ambachtsman; een vakman { /* (33.t2k) } l'artisanat = het oude ambacht; het vakmanschap { /* (33.t2k) } un menuisier = een timmerman { /* (33.t2k) } un peintre en bâtiment = een huisschilder { /* (33.t2k) } un plombier = een loodgieter { /* (33.t2k) } un maçon = een metselaar { /* (33.t2k) } un ouvrier du bâtiment = een bouwvakker { /* (33.t2k) } le bâtiment = de bouw { /* (33.t2k) } un garagiste = een garagehouder { /* (33.t2k) } un mécanicien = een monteur { /* (33.t2k) } un coiffeur = een kapper { /* (33.t2k) } coiffer = haar knippen { /* (33.t2k) } un cordonnier = een schoenmaker { /* (33.t2k) } le boulanger = de bakker { /* (33.t2k) } la boulangerie = de bakkerij { /* (33.t2k) } le pâtissier = de banketbakker { /* (33.t2k) } la pâtisserie = de banketbakkerswinkel { /* (33.t2k) } le marchand de légumes = de groenteman { /* (33.t2k) } le boucher = de slager { /* (33.t2k) } la boucherie = de slagerij { /* (33.t2k) } un hôtelier = een hotelhouder { /* (33.t2k) } un restaurateur = een restauranthouder { /* (33.t2k) } le gérant = de beheerder; de directeur { /* (33.t2k) } un écrivain = een schrijver { /* (33.t2k) } un éditeur = een uitgever { /* (33.t2k) } un acteur = een acteur { /* (33.t2k) } un chauffeur de taxi = een taxichauffeur { /* (33.t2k) } un conducteur de train = een treinmachinist { /* (33.t2k) } un camionneur; un routier = een vrachtwagenchauffeur { /* (33.t2k) } un représentant = een vertegenwoordiger { /* (33.t2k) } un gardien = een bewaker { /* (33.t2k) } un secrétaire; une secrétaire = een secretaris; een secretaresse { /* (33.t2k) }
Ingezonden op 14-05-2017 - 550x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!