Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
E.XAMENS
› 4 MAW alle schuine begrippen
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
E.XAMENS
4 MAW alle schuine begrippen
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
MASSAMEDIA 1 Communicatie = het proces waarbij een zender bedoeld of onbedoeld een bepaalde boodschap (informatie)) overbrengt aan een ontvanger en waarbij mensen de relaties die zij met elkaar hebben vorm en inhoud geven Referentiekader = de verzameling van al je persoonlijke waarden, normen, standpunten, kennis en ervaringen Ruis = verstoring of misvorming van het communicatieproces Massamedia = alle middelen die massacommunicatie mogelijk maken 2 Doelgroep = de groep kijkers of lezers waarvoor het medium bedoeld is Identiteit = het ‘eigen gezicht’ of de ‘kleur’ van een medium, gebaseerd op geloofsovertuiging, politieke voorkeur, intellectueel niveau en specifieke interessegebieden User-generated content = informatie die individuele gebruikers zelf kunnen uploaden en delen 3 Censuur = de overheid oefent controle uit op de informatievoorziening Zendmachtiging = de bevoegdheid voor het uitzenden van een radio- en televisieprogramma’s vastgelegd in de omroepwet Stimuleringsfonds voor de Pers = een door de overheid ingesteld bestuursorgaan dat de pluriformiteit van de persmedia moet beschermen 4 Digitalisering = niet-digitale of analoge informatie wordt omgezet naar digitale data Convergentie = samenkomst van verschillende mediatypen op één apparaat of op één gedeeld kanaal Oligopolie = een markteconomische positie waarbij er slechts een klein aantal aanbieders van een bepaalde dienst of product is Informatiemaatschappij = technologische, hoogontwikkelde samenleving waarbij communicatie en informatieoverdracht de basis van de meeste economische activiteiten vormen Cultuurimperialisme = het geleidelijk opdringen van de eigen cultuur aan andere landen of volken. In veel Afrikaanse landen kijken mensen naar CNN om informatie te krijgen over een oorlog in het buurland 5 SYLLABUS 6 Selectieve perceptie van de nieuwsmaker = de nieuwskeuze en de berichtgeving worden gestuurd door het persoonlijke referentiekader van de redacteur of verslaggever Manipulatie = het vervormen van nieuws door het opzettelijk weglaten of verdraaien van feiten Indoctrinatie = het systematisch opdringen van opvattingen door meningen als feiten te presenteren 7 Cultuur = alle waarden, normen en andere aangeleerde kenmerken die de leden van een groep of samenleving met elkaar gemeen hebben en die zij min of meer als vanzelfsprekend beschouwen Normen = specifieke regels in een groep of samenleving waarmee mensen hun eigen gedrag en het gedrag van anderen beoordelen Waarden = principes die mensen belangrijk vinden om na te streven Dominante cultuur = de cultuurkenmerken binnen een samenleving die gedragen worden door een groep die overheersend is en veel invloed heeft op het economische en politieke leven Subcultuur = een groep heeft waarden, normen en andere cultuurkenmerken die deels afwijken van de dominante cultuur Collectieve gedragspatronen = gedragingen die door iedereen binnen de cultuur op een vergelijkbare manier worden aangenomen Socialisatieproces = door middel van beïnvloeding en aanpassing waarden en normen van een cultuur overdragen aan een individu Socialiserende instituties = instellingen en organisaties waarmee de cultuuroverdracht in een samenleving plaatsvindt Sociale controle = de wijze waarop mensen andere mensen stimuleren of dwingen zich aan de geldende normen te houden Stereotype = sterk gegeneraliseerd, versimpeld en vertekend beeld van het gedrag en de mentaliteit van een specifieke groep Vooroordeel = een mening of houding die niet of onvoldoende op feiten of ervaringen is gebaseerd Discriminatie = mensen van een bepaalde groep worden anders behandelt op grond van kenmerken die in de gegeven situatie niet van belang zijn Multiculturele samenleving; pluriforme samenleving = waar mensen me verschillende culturele achtergronden naast en met elkaar wonen POLITIEKE BESLUITVORMING Proces van politieke besluitvorming= een proces van omzetting van verlangens, wensen en eisen vanuit de samenleving in bindende besluiten Politiek probleem = een situatie die een grote groep mensen ongewenst vindt, die ontstaan is door maatschappelijke ontwikkelingen, die te maken heeft met tegenstelde belangen en die de mensen (mede) door overheidsingrijpen veranderd willen zien Overheidsbeleid = dagelijks taalgebruik. De genomen besluiten van en de getroffen maatregelen door de overheid Overheidsbeleid = wetenschappelijk gedefinieerd. Politiek bekrachtigd plan, waarin gekozen doelen en het inzetten van middelen in een bepaalde tijdsvolgorde zijn vastgesteld Politiek volgens Easton = het besluitvormingsproces over de vraag hoe schaarse middelen verdeeld moeten worden, waarbij de manier van besluiten nemen en de inhoud ervan ‘gezag moeten hebben’en daarmee steun krijgen van een meerderheid van de bevolking Collectieve goederen = goederen die van algemeen belang geacht worden, die moeilijk via de markt kunnen worden aangeboden, maar die in principe voor iedereen beschikbaar zijn Macht = het vermogen om het gedrag van anderen, eventueel tegen hun zin, te beïnvloeden Politieke macht = het vermogen de politieke besluitvorming te bepalen Gezag = mensen accepteren de macht of zeggenschap van anderen als legitiem Rechtsstaat = een staat waarin de rechten en plichten van zowel de inwoners als van de overheid zijn vastgelegd zodat burgers beschermd worden tegen machtsmisbruik door de overheid Democratische rechtsstaat= een staat waarin de macht door of namens het volk wordt uitgeoefend binnen de grenzen van de grondwet , zodat individuele grondrechten worden beschermd Parlementaire democratie = wij stemmen niet zelf, maar kiezen een parlement dat namens ons stemt Actief kiesrecht = het recht om te kiezen Passief kiesrecht = het recht om gekozen te worden Evenredige vertegenwoordiging = alle uitgebrachte stemmen worden verdeeld over het beschikbare aantal zetels Kiesdeler = de hoeveelheid stemmen die je nodig hebt voor een zetel Kiesdrempel = een partij moet dan een bepaald minimumpercentage stemmen halen om mee te delen in de zetels Fractiediscipline = de afspraak om bij wetsvoorstellen hetzelfde te stemmen als de andere partijleden Representativiteit = de mate waarin standpunten en besluiten van gekozen vertegenwoordigers overeenkomen met de wens van de kiezers Ontbindingsrecht = het recht om het parlement te ontbinden en nieuwe verkiezingen uit te schrijven Zwevende kiezers = de mensen die niet elke keer op dezelfde partij stemmen en tijdens de verkiezingen vaak nog niet weten op welke partij ze zullen stemmen Kabinet = ministers en staatssecretarissen Regering= koning en ministers Subsidiariteitsbeginsel = decentraal wat kan, centraal wat moet Dualistisch stelsel = een regeringsstelsel waarbij er sprake is van een duidelijke scheiding tussen regering en volksvertegenwoordiging Monisme = een regeringsstelsel waarbij de regering steunt op een meerderheid in de volksvertgenwoordiging en daarmee min of meer een eenheid vormt Politieke cultuur = de manier waarop in ons land politiek bedreven en de politiek bedreven wordt en de politieke besluiten tot stand komen Pressiegroepen; belangen- en actiegroepen = organisaties eng roepen die bewust proberen invloed uit te oefenen op de politieke besluitvorming Lobbyen = als organisaties met bepaalde belangen proberen om op een informele manier via direct contact met politieke besluitvormers beleid in een voor hen gunstige richting te beïnvloeden Politiek systeem = een stelsel waarbinnen verlangens en eisen van individuen worden omgezet in bindende beslissingen en maatregelen Multilateralisme = de bereidheid om problemen samen met andere landen op te lossen 8 Ontideologisering = het verdwijnen van de ideologie als leidraad voor het (politieke) leven Ideologische partijen = baseren zich op een dieperliggende ideologie, een samenhangend geheel van ideeën over de mens, menselijke relaties en de inrichting van de samenleving Politieke stroming = het geheel van bepaalde ideeën én de groep mensen die zich verenigd heeft rondom die ideeën Politieke cultuur = het geheel van opvattingen, normen, waarheden, houdingen en verwachtingen in de samenleving over politiek. CRIMINALITEIT EN RECHTSSTAAT Waarde = een principe dat mensen belangrijk vinden om na te streven Normen = gedragsregels Criminaliteit = strafrechtelijk. Elk door de overheid bij wet strafbaar gesteld gedrag Delict = juridische benaming strafbaar gedrag Criminaliteit = alle misdrijven die in de wet omschreven staan Strafwaardig = gedrag dat volgens iemand of een grotere groep mensen strafbaar zou moeten zijn Criminalisering = het strafbaar worden van bepaald gedrag Decriminalisering = een strafbare gedraging wordt uit het strafrecht gehaald en is daardoor niet langer meer verboden Stereotiep = er ontstaat een vaststaand beeld van een bepaald verschijnsel omdat de media steeds op dezelfde manier voer het onderwerp berichten Generaliserend beeld = er wordt uit een of enkele bijzondere gevallen een algemene conclusie afgeleid Geregistreerde criminaliteit = misdrijven die door mensen bij de politie zijn aangegeven of die door de politie zelf zijn ontdekt Proces-verbaal = schriftelijk verslag waarin de politie of een andere opsporingsambtenaar informatie geeft over het tijdstip, de plaats en de toedracht van een overtreding, misdrijf of ongeluk Betrouwbaar = als onderzoeksgegevens zijn gebaseerd op waarnemingen die, onder dezelfde omstandigheden herhaald, steeds dezelfde uitkomst geven Validiteit = het onderzoek meet precies datgene wat het moet meten Generaliseerbaarheid = de mate waarin uitkomsten van een onderzoek als algemeen geldend kunnen worden beschouwd Neutralisatie = het ontkennen van de eigen verantwoordelijkheid voor crimineel gedrag Sociale desintegratie = mensen voelen zich niet langer verbonden met anderen in de samenleving Rechtsstaat = een land waar burgers met wetten worden beschermd tegen macht en willekeur door de overheid Rechtsbron = een officieel document waarin een rechtsregel is vastgelegd Jurisprudentie = het geheel aan rechterlijke uitspraken Sociaal contract = een soort stille afspraak tussen burgers en overheid Opportuniteitsbeginsel = vervolging is niet opportuun, dat wil zeggen niet in het algemeen belang is Klassenjustitie = het sociale milieu heeft invloed op de opsporing, vervolging en berechting van verdachten
Ingezonden op 16-05-2017 - 1116x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!