Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'

Carte Orange 1 Vwo Gymnasium 1e klas, deel 1

5 Relations

Jaar 1 (Gymnasium)

Frans/Nederlands Frans Unite 5 Relations Apprendre 1,2,3,4,5,6,7,8,9:

la frére = de broer
le grand-pére = opa
la grand-mére = oma
la tante = tante
le cousin = neef
l´oncle = oom
le neveu = neefje
la niéce = nichtje
la cousine = nicht
l´enfant = kind
le fils = zoon
la fille = dochter
meilleur = beste
l´amie = vriendin
la copine = vriendin
la photo = foto
je vis = ik woon
le fils unique = enig kind
par = door
l´origine = afkomst
divorcé = gescheiden
je vois = ik zie
la fois = de keer
il vit = hij woont
le mari = man
l´été = zomer
les grands-parents = grootouders
au bord de = aan de oever van
la plage = strand
s´amuser = zich vermaken
plein de = heel wat
tous = allemaal
le méme = zelfde
prendre rendez-vous = een afspraak maken
pratique = praktisch
envoyer = sturen
ensuite = daarna
mijn = mon, ma, mes
zijn = son, sa, ses
jouw = ton, ta, tes
haar = son, sa, ses
klinker/stomme h = mon, ton, son
mannelijk = mon, ton, son
vrouwelijk = ma, ta, sa
meervoud = mes, tes, ses
zij is leuk = elle est col
er is al een bericht = il y a déjá un message
ik heb een bericht ontvangen = j´ai re´cu un message
ben je vrienden met Lisa? = tu es ami avec Lisa?
zij stuurt berichten = elle envoie des messages
wij zijn vrienden = nous sommes amis
ik weet het niet = je ne sais pas
nathan is gek op Lisa = nathan est fou de Lisa
zij gaat met victor = elle sort avec victor
vaak = souvent
laten zien = montrer
pagina = la page
meisje = la fille
klikken = cliquer
worden = devenir
lelijk = moche
we gaan naar buiten = on sort
heel wat = plein de
´s avonds = le soir
ontvangen = recu
elke dag = tous les jours
gezegd = dit
nicht = la cousine
gek = fou
zij gaat uit = elle sort
zij antwoordt = elle répond
afgelopen = terminé
étre = zijn
je = suis
tu = es
il/elle/on = est
nous = sommes
vous = étes
ils/elles = sont
zij willen = ils veulent
verhuizen = déménager
zij gaan = ils vont
minuut = la minute
ontmoeten = recontrer
onverdraaglijk = insupportable
ergeren = énerver
hij zet = il met
muziek = la musique
zij zeggen = ils disent
nooit = ne...jamais
ik heb een probleem = j´ai un probléme
ik heb een grote zus = j´ai une grnade soeur
zij is 22 = elle a vingt-deux ans
mijn broertje irriteert mij = mon petit frére m´enerve
ik heb geen broers en geen zussen = je n´ai pas de fréres et pas de soeurs
wat doe je zondag = qu´est-ce que tu fais dimanche?
hij/zij is zaterdag jarig = samedi, c´est son anniversaire
hoe oud wordt ze? = elle va avoir quel àge?
ge jij naar je opa? = tu vas chez ton grand-pére?
hou je van familiefeesten? = tu aimes les fétes de famille?
het uitstapje = la sortie
de familie = la famille
komen = venir
alweer = encore
het feest = le féte
scheiden = divorcer
volgende = prochain
organiseren = organiser
uitnodigen = inviter
kleinkinderen = les petits-enfants

Ingezonden op 16-05-2017 - 454x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!

voting system
1
2
3
4
5

Ook Grammatica Apprendre 3 zit erbij!!!!!

Vakken

Carte Orange 1 Vwo Gymnasium 1e klas, deel 1

5 Relations