Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
E.XAMENS
› 5 Grieks deel 3
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
E.XAMENS
5 Grieks deel 3
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
Afgebeelde = Zie vergelijking. Alliteratie =De gelijkheid van beginmedeklinkers bij twee of meer woorden die dicht bij elkaar staan. Anafora= De herhaling van een tekstelement aan het begin van opeenvolgende (delen van) zinnen of versregels. Antithese = Het dicht bij elkaar geplaatst staan van inhoudelijk tegengestelde begrippen. Asyndeton = De opeenvolging van twee of meer tekstelementen zonder verbindingswoord. Beeld = Zie vergelijking. Chiasme = De kruisgewijze plaatsing van grammaticaal en/of inhoudelijk gelijkwaardige tekstelementen. N.B. op het Centraal Examen dienen de vier tekstelementen die het chiasme vormen als volgt te worden genoteerd: ... (a) ... (b) ... (b) ... (a). Climax =Een reeks van tenminste drie tekstelementen met een steeds sterker wordende inhoud. Enallage =De verbinding van een bijvoeglijk naamwoord met een ander zelfstandig naamwoord dan waarbij het qua betekenis past. Eufemisme= De weergave van een negatief geladen begrip door een verzachtende aanduiding. Hyperbaton =De uiteenplaatsing van woorden die een grammaticale eenheid vormen; de eenheid wordt onderbroken door een tekstelement dat niet bij de woordgroep hoort. Litotes= De ontkenning van een begrip waardoor het tegendeel benadrukt wordt. Metafoor =Een vorm van beeldspraak waarbij alleen het beeld wordt genoemd (dus zonder “als”, “zoals”, “gelijk aan”, etc.). Metonymia= De vervanging van een woord door een ander woord uit hetzelfde betekenisveld. Abstractum pro concreto= een abstract in plaats van een concreet begrip. Vorm van metonymia Vorm van metonymia= Naam van een god(in) in plaats een begrip uit zijn/haar invloedssfeer. Vorm van metonymia = Materiaal in plaats van voorwerp. Pars pro toto = een deel in plaats van het geheel. Paradox= Een schijnbare tegenstrijdigheid. Parallellisme =Het verschijnsel dat twee of meer zinnen of zinsdelen dezelfde structuur hebben. Personificatie = Een vorm van beeldspraak waarbij levenloze dingen, voorwerpen of abstracties als levende wezens worden voorgesteld of eigenschappen daarvan toebedeeld krijgen. Pleonasme= Het aan een begrip toekennen van een kwalificatie die reeds in het begrip zelf besloten ligt. Polysyndeton =De opeenvolging van twee of meer tekstelementen binnen een zin die telkens door een nevenschikkend voegwoord met elkaar verbonden zijn. Retorische vraag = Een vraag waarbij het niet de bedoeling van de vragensteller is dat er een antwoord gegeven wordt. Sententia/γνώμη =Een algemeen geldende uitspraak. Tautologie= Het nevenschikkend herhalen van een begrip in andere woorden. Tertium comparationis/punt van overeenkomst =Zie vergelijking. Vergelijking =Vorm van beeldspraak waarbij afgebeelde en beeld beide worden genoemd (dus met “als”, “zoals”, “gelijk aan” etc.). Beeld = persoon/zaak waarmee vergeleken wordt Afgebeelde = persoon/zaak die vergeleken wordt Punt van overeenkomst/tertium comparationis = het aspect waarin afgebeelde en beeld overeenkomen
Ingezonden op 21-05-2017 - 1154x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!